Het bestuur van het Huis voor klokkenluiders heeft op 15 maart 2021 dit onderzoeksprotocol
vastgesteld, met de Wet Huis voor klokkenluiders van 14 april 2016 als basis en in
navolging van wat in artikel 3h van die wet is bepaald.
Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet bescherming klokkenluiders (hierna: wet) is dit protocol aangepast op 19 december 2023. De aanpassingen zien
vooral op de definitie misstand.
Inleiding
Het Huis voor klokkenluiders (hierna: het Huis) is bedoeld voor personen in Nederland die melding willen doen van (een redelijk vermoeden van) een werkgerelateerde misstand.
Het Huis draagt bij aan een betere bescherming van melders, degene die een melder
bijstaat en de betrokken derde. Dit doet het Huis door het geven van advies, het doen
van onderzoek en door organisaties te stimuleren hun integriteit te bewaken.
De afdeling Onderzoek van het Huis kan, na een positieve beoordeling van de onderzoekstoets, onderzoek verrichten naar een vermoeden van een misstand. Ook kan de afdeling Onderzoek
van het Huis onderzoek doen naar de bejegening van de melder van een vermoeden van
een misstand.
Begrippen
-
– Het begrip melder wordt in de wet als volgt opgevat: een natuurlijke persoon die in
de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een vermoeden van een misstand meldt
of openbaar maakt. Het Huis geeft een ruime uitleg aan dit begrip binnen het wettelijk
kader. Zo valt onder de wet een persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst arbeid
verricht of heeft verricht dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid
verricht of heeft verricht, zoals een uitzendkracht, een zelfstandige zonder personeel,
stagiair of vrijwilliger. Maar ook leveranciers, (onder)aannemers, aandeelhouders
en personen in leidinggevende organen, zoals leden van een raad van commissarissen,
kunnen onder het begrip vallen.
-
– Een melder kan door iemand worden bijgestaan in het meldproces. Degene die een melder
bijstaat is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een melder adviseert in het
meldingsproces in een werkgerelateerde context en wiens advisering vertrouwelijk is.
Hierbij kan worden gedacht aan de vertrouwenspersoon.
-
– In de wet is ook de betrokken derde genoemd. Een betrokken derde wordt gedefinieerd
als een derde die in een werkgerelateerde context verbonden is met een melder of een
rechtspersoon die eigendom is van de melder, waarvoor de melder werkt of waarmee de
melder anderszins werkgerelateerd verbonden is.
-
– Onder een vermoeden van een misstand wordt verstaan:
-
a. een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht, of
-
b. een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij:
-
1°. een schending of een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne
regels die een concrete verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift
door een werkgever zijn vastgesteld, dan wel
-
2°. een gevaar voor de volksgezondheid, voor de veiligheid van personen, voor de aantasting
van het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming
als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.
Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of
nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een
patroon of structureel
karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is;
Een vermoeden moet gebaseerd zijn op redelijke gronden. Dit betekent dat de melder
zelf bij zijn werkgever hier kennis van heeft genomen en bijvoorbeeld met stukken
kan onderbouwen waarop het vermoeden gebaseerd is.
Onderzoekstaak
De onderzoekstaak van de afdeling Onderzoek van het Huis wordt in artikel 3a, derde lid, van de wet als volgt beschreven:
-
– Het beoordelen of het verzoek in behandeling kan worden genomen (onderzoekstoets)met
inachtneming van de voorwaarden (zoals bedoeld in artikel 6 van de wet);
-
– Het op basis van een positieve onderzoekstoets uitvoeren van een onderzoek naar het
vermoeden van een misstand en/of de wijze waarop de werkgever zich jegens de melder
heeft gedragen naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand;
-
– Het instellen van een onderzoek naar het vermoeden van een misstand op eigen initiatief
naar aanleiding van een of meerdere adviesvragen, en
-
– Het naar aanleiding van uitgevoerde onderzoeken eventueel formuleren van aanbevelingen.
Onthouden van deelneming van medewerker Onderzoek en bestuurslid aan het onderzoekstraject
Indien er een schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan bij de behandeling van
een onderzoek, zal de medewerker van het Huis dit onverwijld aan de voorzitter van
het Huis moeten melden. De voorzitter beslist dan per geval of de betreffende medewerker
zich om deze reden van deelneming aan het onderzoekstraject onthoudt. Dit is geregeld
in artikel 3g van de wet. In dit artikel wordt ook een aantal voorbeelden gegeven van situaties van belangenverstrengeling.
Van het bestuurslid onderzoek wordt in het geval van belangenverstrengeling verwacht
dat deze zich onthoudt van deelneming aan het onderzoek. Dit is geregeld in artikel 3f van de wet.
Doel van dit protocol
In dit onderzoeksprotocol beschrijft het Huis de wijze waarop invulling wordt gegeven
aan de onderzoekstaak. Hiermee verschaft het Huis inzicht in de werkwijze van de afdeling
Onderzoek en draagt het bij aan de transparantie van de organisatie.
Toekomstige wijzigingen van de wet en de ervaringen die de afdeling Onderzoek de komende
jaren opdoet met de hier beschreven werkwijze, in samenhang met de missie en visie
van het Huis, kunnen aanleiding zijn om dit onderzoeksprotocol op delen te herzien.
Het onderzoeksprotocol zal dan opnieuw worden vastgesteld door het bestuur van het
Huis en worden gepubliceerd in de Staatscourant.
Onderzoek door het Huis kan betrekking hebben op een vermoeden van een misstand. Dit
noemt het Huis een misstandonderzoek.
Onderzoek door het Huis kan ook betrekking hebben op de manier waarop een melder die
het vermoeden van een misstand heeft gemeld, behandeld is door de werkgever. Dit noemt
het Huis een bejegeningsonderzoek.
Het Huis doet in beginsel onderzoek op verzoek van een melder. Vanaf het moment van
het verzoek wordt gesproken van een verzoeker.
Onderzoek door het Huis is gericht op het reconstrueren van de feiten aan de hand
van (onder meer) ingediende stukken en (getuigen)verklaringen. Het onderzoek wordt
onafhankelijk en objectief uitgevoerd. Dat betekent dat het Huis zelfstandig op basis
van de verzamelde onderzoeksgegevens tot een eigen oordeel komt. De doorlooptijd van
een onderzoek is afhankelijk van de aard en omvang van het onderzoek. Het Huis streeft
ernaar om het onderzoek binnen één jaar af te ronden.
Er zijn situaties denkbaar waarin van dit onderzoeksprotocol wordt afgeweken wanneer
de omstandigheden een andere benadering vergen. Het Huis zal in dergelijke gevallen de verzoeker en de werkgever hierover vooraf
inlichten.
Het Huis volgt het vertaalbeleid van de overheid en communiceert in principe in de
Nederlandse taal. Indien het verzoek om onderzoek wordt ingediend in een andere taal
en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, kan verzoeker
worden gevraagd zorg te dragen voor een vertaling.
Afdeling Advies van het Huis
De afdeling Advies van het Huis verleent advies en ondersteuning aan (potentiële)
melders, degene die de melder bijstaat of een betrokken derde door te informeren,
voor te lichten en waar mogelijk door te verwijzen, en heeft daarmee een andere taak
dan de afdeling Onderzoek. De afdeling Onderzoek heeft geen toegang tot gegevens die
bij de afdeling Advies berusten. Dit geldt ook andersom: de afdeling Advies heeft
geen toegang tot gegevens die bij de afdeling Onderzoek berusten. Er wordt tussen
de afdelingen Advies en Onderzoek geen informatie gedeeld, tenzij een verzoeker schriftelijk
verklaart daartegen geen bezwaar te hebben. In dergelijke gevallen kunnen de afdeling
Onderzoek en de afdeling Advies in overleg treden.
Binnen het Huis is tevens regelmatig overleg tussen de afdelingen Onderzoek, Advies
en Kennis en Preventie en binnen het bestuur over de interpretatie van (wettelijke)
begrippen, de methoden van onderzoek en de van de verschillende soorten onderzoeken
te verwachten resultaten, trends en ontwikkelingen in adviesverzoeken, de signalering
daarvan ten behoeve van derden en voor algemene voorlichting en informatieverschaffing.
In overlegsituaties wordt de identiteit van verzoekers om onderzoek niet bekend gemaakt.
5. Afstemming met andere instanties
Openbaar Ministerie (OM)
Een onderzoek door het Huis naar aanleiding van een melding van een misstand kan samenlopen
met strafrechtelijke onderzoeken. Zowel het OM als het Huis hebben zelfstandige wettelijke
verantwoordelijkheden en bevoegdheden waarbij, naast het algemeen belang, ook de belangen
van melders, slachtoffers en anderen een rol spelen. In beide onderzoeken kunnen vergaande
bevoegdheden worden toegepast. Het is voorzienbaar dat deze onderzoeken zich bij samenloop,
in ieder geval deels, op dezelfde aspecten zullen richten. Het is daarom gewenst dat
in voorkomende gevallen, met het oog op afstemming, overleg plaatsvindt tussen OM
en het Huis, met inachtneming van die eigen verantwoordelijkheid en de toepasselijke
wettelijke kaders. Het Huis en het OM hebben in een afstemmingsprotocol afspraken
gemaakt over samenwerking en informatie-uitwisseling die zien op die gevallen waarin
door beide instanties een onderzoek wordt ingesteld naar eenzelfde voorval.
Andere instanties
Het Huis kan zijn werkzaamheden in het kader van een onderzoek afstemmen met andere
instanties. Samenwerkingsprotocollen met andere instanties worden gepubliceerd op
de website van het Huis.