Voorwaarde 4 regelt de samenloop van overdracht en artikel 13ba Wet Vpb 1969. De opwaarderingsreserve is geen vermogensbestanddeel dat vatbaar is voor overdracht.
De opwaarderingsreserve is daarnaast subjectgebonden. Dit betekent dat bij een eventuele
plaatsvervanging door de verkrijgende commanditaire vennoot met betrekking tot de
deelneming de opwaarderingsreserve niet overgaat naar de verkrijgende commanditaire
vennoot. Zonder nadere regeling blijft de opwaarderingsreserve dan ook achter bij
de open CV en is bij vrijstelling heffing niet verzekerd. Voorwaarde 4 verzekert in
dergelijke gevallen de heffing.
Als de deelneming waarop de opwaarderingsreserve betrekking heeft in het bezit is
van de open CV, treedt de verkrijgende commanditaire vennoot aan wie de deelneming
wordt overgedragen op grond van het eerste lid van voorwaarde 4 met betrekking tot
de opwaarderingsreserve in de plaats van de open CV. Bij splitsing van de deelneming
over meerdere verkrijgende vennoten geldt deze plaatsvervanging naar evenredigheid
van de splitsing van de boekwaarde van de deelneming.
Een bijzondere situatie doet zich voor als de deelneming niet in het bezit is van
de open CV, maar van een met hem verbonden lichaam. Als dit lichaam ook een verbonden
lichaam is van alle verkrijgende vennoten, is voortzetting van de opwaarderingsreserve
mogelijk. Het derde lid van voorwaarde 4 treft hiervoor de benodigde regeling. In
dat geval treden alle verkrijgende vennoten met betrekking tot de opwaarderingsreserve
in de plaats van de open CV met inachtneming van een evenredige verdeling. Deze verdeling
is evenredig aan de verdeling van de waarde in het economische verkeer van het vermogen
van de open CV. Deze plaatsvervanging naar evenredigheid verdeelt niet alleen het
bedrag van de opwaarderingsreserve, maar geldt ook voor de verdere toepassing van
artikel 13ba Wet Vpb 1969. Deze verdeling geldt bij de voortgezette toepassing van artikel 13ba dus ook voor
de toerekening van de waarde in het economische verkeer van het bezit van de aandelen
door het verbonden lichaam.
In de situatie dat het verbonden lichaam dat de aandelen bezit een verbonden lichaam
is van één of meer verkrijgende vennoten, maar niet van alle, zal op verzoek van geval
tot geval worden beoordeeld of de opwaarderingsreserve kan worden voortgezet en zo
ja, op welke wijze. Om in aanmerking te komen voor een dergelijke eventuele goedkeuring
moet een verzoek worden gedaan namens de open CV en alle verkrijgende commanditaire
vennoten. Het verzoek moet worden ingediend bij de inspecteur die belast is met de
aanslagregeling vennootschapsbelasting van de open CV. Deze zendt het verzoek met
een toelichting door naar de Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek, Cluster
Vpb-IBwinst, Postbus 20201 2500 EE Den Haag.
Tot slot is in de situatie dat geen van de verkrijgende vennoten een verbonden lichaam
is van het met de open CV verbonden lichaam dat de aandelen bezit, voortzetting van
de opwaarderingsreserve niet mogelijk. Er is dan immers geen deelneming in de schuldenaar.
Voorwaarde 4 heeft dan ook geen betrekking op deze situatie. Artikel 13ba vindt in een dergelijke situatie onverkort toepassing. Dit betekent dat de opwaarderingsreserve
direct voorafgaand aan de overdracht aan de winst moet worden toegevoegd, voor zover
er op dat moment een stille reserve in de deelneming aanwezig is. Een eventueel resterend
bedrag aan opwaarderingsreserve vervalt zonder dat dit tot een toevoeging aan de winst
leidt (artikel 13ba, vijfde lid, Wet Vpb 1969 juncto artikel 13ba, achtste lid, Wet
Vpb 1969).