Hoofdstuk 1. Aanvullingen op de Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 1.1. (begripsbepaling)
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder wet: Invoeringswet Omgevingswet.
Artikel 1.2. (aanvulling artikel 2.2 – beroepsmogelijkheid Wet luchtvaart)
[Vervallen per 09-04-2025]
Artikel 1.3. (aanvulling artikel 2.3 – artikel 7:235 Burgerlijk Wetboek)
In aanvulling op artikel 2.3, onder C, onder 1, van de wet geldt het bepaalde in artikel
235 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek ook voor een bouwactiviteit waarvoor een
melding voor het in gebruik nemen is gedaan als het in gebruik nemen van het bouwwerk
of de bouwwerken die het resultaat zijn van de bouwactiviteit op grond van artikel
4.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is verboden zonder voorafgaande
melding.
Artikel 1.3a. (aanvulling artikel 2.7 – specificering leidingen en hulpmiddelen)
[Vervallen per 01-01-2026]
Artikel 1.3b. (aanvulling artikel 2.45 – ontvanger vergoeding overschrijding hoeveelheid
emissies)
In afwijking van artikel 2.45, onder BM, van de wet wordt in artikel 15.52 van de
Wet milieubeheer in plaats van Onze Minister gelezen: Onze Minister van Economische
Zaken en Klimaat.
Artikel 1.4. (aanvulling artikel 2.53 – Wet waardering onroerende zaken)
In aanvulling op artikel 2.53 van de wet geldt het bepaalde in artikel 17, vierde
lid, van de Wet waardering onroerende zaken ook voor bouwactiviteiten waarvoor nog
geen melding voor het in gebruik nemen is gedaan als het in gebruik nemen van het
bouwwerk of de bouwwerken die het resultaat zijn van de bouwactiviteit op grond van
artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is verboden zonder
voorafgaande melding.
Artikel 1.5. (aanvulling artikel 4.4 – overgangsrecht lopende procedures hemelwaterverordeningen)
In aanvulling op afdeling 4.1 van de wet is artikel 4.4 van de wet ook van toepassing
op een verordening als bedoeld in artikel 10.32a van de Wet milieubeheer.
Artikel 1.6. (aanvulling artikelen 4.6 en 4.13 – overgangsbepalingen exploitatieplannen)
-
1 In aanvulling op artikel 4.6, eerste lid, van de wet geldt voor de toepassing van
afdeling 13.6 van de Omgevingswet dat regels als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid,
van de Wet ruimtelijke ordening in een exploitatieplan, voor zover dat op grond van
artikel 4.6, eerste lid, onder m, van de wet geldt als deel van het omgevingsplan,
worden aangemerkt als regels als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, van de Omgevingswet,
met dien verstande dat burgemeester en wethouders zolang het omgevingsplan geen regels
over de eindafrekening als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, onder e, onder 2°,
van de Omgevingswet bevat, drie maanden na uitvoering van de in het exploitatieplan
voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen een afrekening van dat exploitatieplan
vaststellen overeenkomstig artikel 6.20 van de Wet ruimtelijke ordening zoals dat
artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
-
2 In aanvulling op artikel 4.13, tweede lid, van de wet geldt voor de toepassing van
afdeling 13.6 van de Omgevingswet dat regels als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid,
van de Wet ruimtelijke ordening in een exploitatieplan, voor zover dat op grond van
artikel 4.13, tweede lid, onder c, van de wet geldt als een aan een omgevingsvergunning
verbonden voorschrift, worden aangemerkt als voorschriften als bedoeld in artikel
13.14, derde lid, van de Omgevingswet, met dien verstande dat burgemeester en wethouders
zolang de omgevingsvergunning geen voorschriften over de eindafrekening als bedoeld
in artikel 13.14, eerste lid, onder e, onder 2°, van de Omgevingswet bevat, drie maanden
na uitvoering van de in het exploitatieplan voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen
een afrekening van dat exploitatieplan vaststellen overeenkomstig artikel 6.20 van
de Wet ruimtelijke ordening zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van
de Omgevingswet.
Artikel 1.7. (aanvulling artikel 4.6 – toepasselijkheid oude recht)
In aanvulling op artikel 4.6, tweede lid, van de wet blijft, als een ontwerp van een
van de besluiten genoemd in dat lid, onder a, ter inzage is gelegd, het oude recht
ook van toepassing tot dat besluit van kracht is.
Artikel 1.7a. (aanvulling § 4.3.3 – overgangsbepaling besluit afzien procedure vaststellen
inpassingsplan of verlenen omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan
of de beheersverordening Elektriciteitswet 1998)
In aanvulling op paragraaf 4.3.3 van de wet zijn de artikelen 9b en 20a van de Elektriciteitswet
1998 niet van toepassing als het gaat om een productie-installatie, respectievelijk
net, als bedoeld in die artikelen waarvoor voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet
op grond van artikel 9b, vierde lid, aanhef en onder a of c, respectievelijk 20a,
derde lid, onder a of c, van de Elektriciteitswet 1998, zoals die wet luidde voor
de inwerkingtreding van de Omgevingswet, Onze Minister als bedoeld in die artikelen
het besluit heeft genomen dat de procedure om een inpassingsplan vast te stellen of
om een omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening
te verlenen niet van toepassing is.
Artikel 1.7b. (aanvulling § 4.3.5 – overgangsbepaling besluit afzien procedure vaststellen
inpassingsplan of verlenen omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan
of de beheersverordening Gaswet)
In aanvulling op paragraaf 4.3.5 van de wet is artikel 39b van de Gaswet niet van
toepassing als het gaat om een gastransportnet, interconnector of LNG-installatie
als bedoeld in dat artikel waarvoor voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op
grond van artikel 39b, derde lid, aanhef en onder a of c, van de Gaswet, zoals die
wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, Onze Minister als bedoeld
in dat artikel het besluit heeft genomen dat de procedure om een inpassingsplan vast
te stellen of om een omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan of
de beheersverordening te verlenen niet van toepassing is.
Artikel 1.8. (aanvulling § 4.3.11 – aanvragen vergunningen onder de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht)
-
1 In aanvulling op paragraaf 4.3.11 van de wet geldt dit artikel bij een aanvraag om
een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel
2.1, eerste lid, onder a of b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Artikel 1.8a. (aanvulling artikel 4.106a – overgangsbepaling besluit afzien coördinatie
uitvoeringsbesluiten coördinatieregeling provincie of Rijk)
In aanvulling op artikel 4.106a van de wet geldt een besluit dat is genomen bij de
toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, of 3.35, eerste
lid, van de Wet ruimtelijke ordening om de voorbereiding en bekendmaking van nader
aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten niet te coördineren, als
een besluit om geen toepassing te geven aan artikel 5.45, eerste lid, van de Omgevingswet.
Artikel 1.9. (afwijking artikel 4.110 – ruimtelijke ontheffing Rijk)
In afwijking van artikel 4.110 van de wet wordt in dat artikel in plaats van Onze
Minister van Infrastructuur en Waterstaat gelezen: Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 1.10. (aanvulling § 4.3.19 – overgangsbepaling Woningwet voorschriften bouwverordening
bouwen op verontreinigde bodem)
-
2 Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen
van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die niet in strijd is met
de regels, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan het bevoegd gezag, als het onverminderd
die regels van oordeel is dat de bodem zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar
is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het gebouw, voorschriften
aan de omgevingsvergunning verbinden die ertoe strekken dat de bodem alsnog geschikt
wordt gemaakt voor het beoogde doel.
Hoofdstuk 2. Aanvullingen op hoofdstuk 22 van de Omgevingswet
Artikel 2.1. (begripsbepaling)
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bruidsschat: het tijdelijke deel van het omgevingsplan,
bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet.
Artikel 2.1a. (geen rechtsgevolg vernummering bruidsschat)
De aanvullingen en afwijkingen in dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing
als artikelen van de bruidsschat zijn vernummerd of verletterd en de regels in de
bruidsschat nog gelijkluidend zijn aan regels in de bruidsschat zoals die luidden
op 1 januari 2024.
Artikel 2.1b. (aanvulling artikel 22.27 – situering vergunningvrije erf- en perceelafscheidingen)
-
1 In aanvulling op artikel 22.27, onder f, onder 2°, van de bruidsschat wordt onder
een gebouw als bedoeld in dat onderdeel verstaan: een hoofdgebouw.
-
2 In aanvulling op artikel 22.27, onder f, onder 3°, van de bruidsschat wordt onder
de lijn, bedoeld in dat onderdeel, verstaan: de lijn die loopt langs de voorkant van
dat hoofdgebouw en vanaf daar evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk
gebied zonder het hoofdgebouw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw
te komen.
Artikel 2.2. (aanvulling artikel 22.33 – specifieke beoordelingsregel aanvraag binnenplanse
omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij ruimtelijk plan in procedure)
In aanvulling op artikel 22.33, eerste lid, onder a en b, van de bruidsschat wordt
de omgevingsvergunning ook geweigerd, als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking
heeft voor de dag van ontvangst van de aanvraag:
-
a. een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd
en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge
artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip
van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
-
b. een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld en de termijn voor de bekendmaking
van het bestemmingsplan of inpassingsplan na de vaststelling ingevolge artikel 3.8,
derde, vierde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het
nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden; of
-
c. een bestemmingsplan of inpassingsplan na vaststelling is bekendgemaakt, en het bestemmingsplan
of inpassingsplan op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag nog
niet in werking is getreden of in beroep is vernietigd.
Artikel 2.2a. (aanvulling artikel 22.37 – eisen voor de situering van mantelzorgwoningen)
In aanvulling op artikel 22.37, tweede lid, van de bruidsschat is dat lid alleen van
toepassing als een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in dat lid niet voldoet aan de
in artikel 22.36, onder a, onder 3°, van de bruidsschat gestelde eisen.
Artikel 2.3. (aanvulling artikel 22.39 – activiteit niet van rechtswege in overeenstemming
met tijdelijke deel omgevingsplan)
In aanvulling op artikel 22.39, onder c, van de bruidsschat is artikel 22.36, aanhef
en onder a en c, van de bruidsschat ook niet van toepassing op een activiteit die
wordt verricht op een locatie binnen een afstand als bedoeld in artikel 4.963, eerste
lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid,
aanhef en onder b, of het tweede lid van laatstbedoeld artikel van toepassing is.
Artikel 2.3a. (aanvulling artikel 22.54 – geluidregels niet van toepassing op dove
gevels Wet geluidhinder of afwijken via Interimwet stad-en-milieubenadering)
In aanvulling op artikel 22.54 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.4 van de bruidsschat
niet van toepassing op:
-
a. een bouwkundige constructie die op grond van artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder
niet als gevel werd beschouwd; en
-
b. een gevel waarvoor met toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering is afgeweken
van de wettelijke normen voor geluid.
Artikel 2.3b. (aanvulling artikel 22.55 – geluidregels niet van toepassing op mantelzorgwoningen)
In aanvulling op artikel 22.55 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.4 van de bruidsschat
ook niet van toepassing op het geluid door een activiteit op een geluidgevoelig gebouw
waarin huisvesting in verband met mantelzorg alleen is toegelaten op grond van artikel
22.36, aanhef en onder a of c, van de bruidsschat.
Artikel 2.4. (aanvulling artikel 22.55 – geluidsregels niet van toepassing op hoogspanningsverbindingen)
In aanvulling op artikel 22.55 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.4 van de bruidsschat
niet van toepassing op het geluid door bovengrondse hoogspanningsverbindingen met
een spanning van ten minste 110 kV.
Artikel 2.4a. (aanvulling artikel 22.61a – gegevens en bescheiden voor activiteiten
op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds zijn vastgesteld)
In aanvulling op artikel 22.61a van de bruidsschat geldt dat artikel ook voor activiteiten
die worden verricht op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden
zijn vastgesteld.
Artikel 2.4b. (aanvulling artikel 22.84 – regels trillingen niet van toepassing op
mantelzorgwoningen)
In aanvulling op artikel 22.84 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.5 van de bruidsschat
niet van toepassing op trillingen door een activiteit op een trillinggevoelig gebouw
waarin huisvesting in verband met mantelzorg alleen is toegelaten op grond van artikel
22.36, aanhef en onder a of c, van de bruidsschat.
Artikel 2.4c. (aanvulling artikel 22.91 – geurregels niet van toepassing op mantelzorgwoningen)
In aanvulling op artikel 22.91 van de bruidsschat zijn de waarden, bedoeld in de paragrafen
22.3.6.2 en 22.3.6.5 van de bruidsschat, en de afstanden, bedoeld in de paragrafen
22.3.6.2 en 22.3.6.4 en artikel 22.245 van de bruidsschat, ook niet van toepassing
op de geur door een activiteit op een geurgevoelig gebouw of geurgevoelig object waarin
huisvesting in verband met mantelzorg alleen is toegelaten op grond van artikel 22.36,
aanhef en onder a of c, van de bruidsschat.
Artikel 2.4d. (aanvulling artikel 22.200 – geurregels voedingsmiddelenindustrie niet
van toepassing op mantelzorgwoningen)
In aanvulling op artikel 22.200 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.16 van de bruidsschat
ook niet van toepassing op de geur door een activiteit op een geurgevoelig gebouw
waarin huisvesting in verband met mantelzorg alleen is toegelaten op grond van artikel
22.36, aanhef en onder a of c, van de bruidsschat.
Artikel 2.4e. (aanvulling artikel 22.215 – regels slagschaduw niet van toepassing
op mantelzorgwoningen)
In aanvulling op artikel 22.215 van de bruidsschat is paragraaf 22.3.18 van de bruidsschat
ook niet van toepassing op slagschaduw door een windturbine in een verblijfsruimte
van een slagschaduwgevoelig gebouw waarin huisvesting in verband met mantelzorg alleen
is toegelaten op grond van artikel 22.36, aanhef en onder a of c, van de bruidsschat.
Artikel 2.4f. (aanvulling afdeling 22.4 – rekenregels)
-
4 Voor een hogere waarde voor het geluid door een weg op de gevel van een geluidgevoelig
gebouw die is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, de Experimentenwet Stad
en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding, wordt:
-
a. de aftrek opgeteld die bij het vaststellen van die hogere waarde is toegepast op grond
van artikel 110g van de Wet geluidhinder; en
-
b. een hogere waarde in dB(A) omgerekend tot een waarde in dB, door de getalswaarde van
die hogere waarde te verminderen met het verschil tussen de heersende waarde in dB(A)
en de heersende waarde in dB, waarbij het verschil op een geheel getal wordt afgerond
en waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het meest dichtbijgelegen even getal.
Artikel 2.4g. (aanvulling artikel 22.272 – toepassingsbereik binnenplanse omgevingsvergunning
omgevingsplanactiviteit geluid weg of spoorweg)
-
2 In afwijking van artikel 22.272, tweede lid, onder f, onder 1°, van de bruidsschat
wordt in plaats van ‘50 dB’ gelezen: 52 dB.
-
3 In afwijking van artikel 22.272, tweede lid, onder f, onder 2° en 3°, van de bruidsschat
wordt in plaats van ‘2 dB’ gelezen: 1 dB.
-
4 In afwijking van artikel 22.272, tweede lid, onder f, onder 3°, van de bruidsschat
wordt in plaats van ‘hoger is dan 48 dB’ gelezen: hoger is dan 51 dB.
Artikel 2.4h. (aanvulling artikel 22.274 – aanvraagvereiste binnenplanse omgevingsvergunning
omgevingsplanactiviteit geluid weg of spoorweg)
In afwijking van artikel 22.274, onder a, onder 3°, van de bruidsschat wordt in plaats
van ‘2 dB’ gelezen: 1 dB.
Artikel 2.4i. (aanvulling artikel 22.275 – beoordelingsregel aanvraag binnenplanse
omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit geluid weg of spoorweg)
In aanvulling op artikel 22.275 van de bruidsschat wordt de omgevingsvergunning verleend
als de grenswaarde alleen wordt overschreden op:
-
a. een niet-geluidgevoelige gevel;
-
b. een bouwkundige constructie die op grond van artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder
niet als gevel werd beschouwd; of
-
c. een gevel waarvoor met toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering is afgeweken
van de wettelijke normen voor geluid.
Artikel 2.5. (aanvulling artikel 22.278 – specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning
omgevingsplanactiviteit uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid,
bij ruimtelijk plan in procedure)
In aanvulling op artikel 22.278, eerste lid, onder a en b, van de bruidsschat wordt
de omgevingsvergunning ook geweigerd, als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking
heeft voor de dag van ontvangst van de aanvraag:
-
a. een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd
en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge
artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip
van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;
-
b. een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld en de termijn voor de bekendmaking
van het bestemmingsplan of inpassingsplan na de vaststelling ingevolge artikel 3.8,
derde, vierde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het
nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden; of
-
c. een bestemmingsplan of inpassingsplan na vaststelling is bekendgemaakt, en het bestemmingsplan
of inpassingsplan op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag nog
niet in werking is getreden of in beroep is vernietigd.
Hoofdstuk 5. Aanvullingen op hoofdstuk 4 van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet
Artikel 5.1. (aanvulling artikel 4.2 – geldingsduur onherroepelijke voorkeursrechten
op grond van bestemmingsplan of inpassingsplan)
In aanvulling op artikel 4.2, eerste en vijfde lid, van de Aanvullingswet grondeigendom
Omgevingswet geldt dat een onherroepelijk voorkeursrecht, gevestigd op grond van artikel
2 in samenhang met artikel 3 van de Wet voorkeursrecht gemeenten respectievelijk artikel
9a, eerste lid, eerste zin, in samenhang met artikel 3 van de Wet voorkeursrecht gemeenten,
van rechtswege vervalt als tien jaar zijn verstreken na de inwerkingtreding van het
bestemmingsplan respectievelijk het inpassingsplan waarop het voorkeursrecht berust,
als op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet vijf jaar of meer zijn
verstreken nadat het voorkeursrecht is ingegaan.
Artikel 5.2. (aanvulling artikel 4.6 – lijst der geldelijke regelingen geldt als besluit
geldelijke regelingen)
In aanvulling op artikel 4.6 van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet geldt
een lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 47 van de Wet inrichting
landelijk gebied als een besluit geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 12.36
van de Omgevingswet.