Regeling specifieke uitkering versnelling natuurinclusief isoleren

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 12-10-2024.
Geldend van 04-07-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2023, nr. 2023-0000735552 houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering ten behoeve van de financiering van soortenmanagementplannen die het voorkomen van vertraging van verduurzaming door isolatie als doel hebben

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • alternatieve verblijfplaats: een plaats die geschikt is voor verblijf door een beschermde diersoort, die is ingericht ter vervanging van een plaats geschikt voor verblijf door een beschermde diersoort die door verduurzaming van een gebouw ongeschikt is geworden of zal worden;

  • beschermde diersoorten: in het wild levende:

  • soortenmanagementplan: een beleidsplan gericht op het versterken van de staat van instandhouding van beschermde diersoorten binnen een gemeente of enkele gemeenten, berustend op ecologisch onderzoek, dat wordt opgesteld met als doel het dienen als onderbouwing voor het aanvragen van een ontheffing, vergunning of vrijstelling van een verbod ten aanzien van beschermde diersoorten, als bedoeld in artikel 3.3, 3.8 en artikel 3.10, tweede lid, van de Wet natuurbescherming en artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g van de Omgevingswet, dan wel ten aanzien van hun voorplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren, ter versnelling van de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving;

  • stedelijk gebied: een toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur, met uitzondering van stedelijk groen aan de rand van die bebouwing en lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen, toegelaten op grond van:

  • Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2. Doel en activiteiten van de specifieke uitkering

De minister verstrekt aan de provincie een specifieke uitkering ter bevordering van:

  • a. het adviseren van gemeenten over en ondersteunen van gemeenten bij het opstellen, voorbereiden, implementeren en monitoren van soortenmanagementplannen;

  • b. het inrichten van alternatieve verblijfplaatsen;

  • c. het beoordelen van ontheffingen, vergunningen of vrijstellingen die worden onderbouwd met een soortenmanagementplan, met als doel het versnellen van de energiebesparende isolatie van gebouwen in de gebouwde omgeving; en

  • d. het toezichthouden op en handhaven van voorschriften ter bescherming van beschermde diersoorten, in zoverre dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving.

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1 De specifiek uitkering bedraagt exclusief btw voor de provincie:

    • a. Groningen: € 1.617.470;

    • b. Fryslân: € 2.109.585;

    • c. Drenthe: € 1.556.890;

    • d. Overijssel: € 3.205.584;

    • e. Flevoland: € 777.480;

    • f. Gelderland: € 6.034.523;

    • g. Utrecht: € 3.459.343;

    • h. Noord-Holland: € 7.023.834;

    • i. Zuid-Holland: € 8.637.156;

    • j. Zeeland: € 1.429.871;

    • k. Noord-Brabant: € 7.369.130; en

    • l. Limburg: € 3.839.753.

  • 2 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor de activiteiten bedoeld in artikel 2 voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 4. Wijze van betaling en uitkeringsbeschikking

  • 1 De Minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100 procent dat in één keer wordt uitbetaald.

  • 2 De uitkeringsbeschikking vermeldt in elk geval:

    • a. het totale bedrag van de uitkering;

    • b. het moment van uitbetaling van de uitkering;

    • c. de periode waarbinnen de uitkering moet zijn besteed en de activiteiten moeten zijn afgerond; en

    • d. het ingeschatte bedrag dat de provincie aan BTW verschuldigd zal zijn.

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1 Gedeputeerde staten besteden het voor die provincie in de derde kolom van de tabel in bijlage I opgenomen bedrag uiterlijk 31 december 2030 aan:

    • a. het adviseren van gemeenten over het soortenmanagementplan;

    • b. het beoordelen van aanvragen van gemeenten van ontheffingen, vergunningen of vrijstellingen die worden onderbouwd met een soortenmanagementplan;

    • c. het realiseren of financieren van alternatieve verblijfplaatsen;

    • d. het toezichthouden op en handhaven van voorschriften ter bescherming van beschermde diersoorten, in zoverre dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwde omgeving; of

    • e. alle kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2.

  • 2 Gedeputeerde staten besteden ten minste zestig procent van het voor die provincie in de derde kolom van de tabel in bijlage I opgenomen bedrag aan de activiteiten genoemd in het eerste lid, onderdeel c.

  • 3 Gedeputeerde staten verstrekken uiterlijk 1 juli 2028 het voor die provincie in de tweede kolom van de tabel in bijlage I opgenomen bedrag aan een deel van de gemeentes binnen hun provincie ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op het voorbereiden, opstellen, implementeren of monitoren van soortenmanagementplannen die ten minste het volledige stedelijk gebied van een gemeente beslaan, op een manier die naar hun oordeel bijdraagt aan een doelmatige versnelling van de isolatie van gebouwen.

  • 4 Het uitvoeren van de activiteiten genoemd in het derde lid, kan plaatsvinden op een wijze waarbij telkens een deel van het stedelijk gebied wordt beslagen, zolang dit erop is gericht dat deze delen gezamenlijk een soortenmanagementplan vormen dat het volledige stedelijk gebied van ten minste één gemeente beslaat, en deze wijze naar oordeel van gedeputeerde staten bijdraagt aan een doelmatige versnelling van de isolatie van gebouwen.

  • 5 Wanneer gedeputeerde staten op grond van het derde lid een bedrag verstrekken aan een gemeente, dan verstrekken zij het voor die gemeente in bijlage II opgenomen bedrag.

  • 6 In afwijking van het vierde lid en onverminderd het achtste en negende lid, kan aan maximaal één gemeente in een provincie een lager bedrag, dan het voor die gemeente in bijlage II opgenomen bedrag, worden verstrekt op grond van het derde lid, indien het verstrekken van het voor die gemeente in bijlage II opgenomen bedrag ertoe zou leiden dat gedeputeerde staten in totaal meer zouden verstrekken dan het bedrag opgenomen in de tweede kolom van de tabel in bijlage I.

  • 7 Middelen die door gedeputeerde staten worden verstrekt aan gemeenten dienen uiterlijk 31 december 2030 door gemeenten te zijn besteed.

  • 8 Gedeputeerde staten besteden de specifieke uitkering alleen aan activiteiten die na 1 januari 2021 zijn gestart.

  • 9 In afwijking van het vierde lid, kunnen gedeputeerde staten een lager bedrag, dan het voor die gemeente in bijlage II opgenomen bedrag, op grond van het derde lid aan een gemeente verstrekken, indien de op het moment van verstrekking te verwachten werkelijke kosten lager liggen dan het voor die gemeente in bijlage II opgenomen bedrag.

  • 10 Indien gedeputeerde staten op grond van het achtste lid een lager bedrag verstrekken dan het bedrag opgenomen in bijlage II, dan kunnen zij het verschil tussen het verstrekte bedrag en het voor die gemeente in bijlage II opgenomen bedrag verstrekken aan een andere gemeente, of andere gemeentes, voor activiteiten als bedoeld in het derde lid, op een wijze die naar opvatting van gedeputeerde staten bijdraagt aan een doelmatige versnelling van de isolatie van gebouwen, ook als daarmee in totaal een ander bedrag wordt verstrekt dan het voor die andere gemeente, of andere gemeentes, in bijlage II opgenomen bedrag.

Artikel 6. Informatievoorziening na uitkering

  • 1 Gedeputeerde staten informeren de Minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.

  • 2 Gedeputeerde staten verlenen op verzoek van de Minister medewerking en verstrekken op verzoek van de Minister informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.

  • 3 Gedeputeerde staten informeren de Minister, in het jaar dat de provincie de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eindverantwoording aan de Minister heeft verstrekt, over het aantal gemeenten dat de middelen heeft ontvangen voor het opstellen dan wel het uitvoeren van het soortenmanagementplan.

Artikel 7. Verantwoording, terugvordering en vaststelling

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan gedeputeerde staten.

  • 3 De Minister stelt de specifieke uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de gedeputeerde staten, op de in het eerste lid bedoelde wijze, de eindverantwoording aan de Minister hebben verstrekt.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering versnelling natuurinclusief isoleren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge

Bijlage I. met de bedragen als bedoeld in artikel 5, eerste, tweede, derde en vijfde lid

Provincie

Verdeling middelen ter verstrekking aan gemeenten voor SMP’s (excl. btw)

Verdeling middelen voor ondersteunende taken provincies (excl. btw)

Totale specifieke uitkering per provincie (excl. btw)

Drenthe

€ 1.137.712

€ 419.177

€ 1.556.889

Flevoland

€ 568.213

€ 209.267

€ 777.480

Fryslân

€ 1.556.107

€ 553.478

€ 2.109.585

Gelderland

€ 4.447.204

€ 1.587.319

€ 6.034.523

Groningen

€ 1.161.414

€ 456.056

€ 1.617.470

Limburg

€ 2.817.647

€ 1.022.107

€ 3.839.754

Noord-Brabant

€ 5.378.403

€ 1.990.727

€ 7.369.130

Noord-Holland

€ 5.048.213

€ 1.975.621

€ 7.023.834

Overijssel

€ 2.344.949

€ 860.634

€ 3.205.584

Utrecht

€ 2.522.416

€ 936.926

€ 3.459.343

Zeeland

€ 1.061.392

€ 368.479

€ 1.429.871

Zuid-Holland

€ 6.173.512

€ 2.463.645

€ 8.637.157

Totaal

34.217.182

12.843.436

47.060.618

Bijlage II. met de bedragen als bedoeld in artikel 5, vierde, vijfde, achtste en negende lid

De bedragen exclusief btw die gemeenten ontvangen, indien zij door de gedeputeerde staten zijn geselecteerd voor een verstrekking:

  • 1. In de provincie Drenthe zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Assen: € 226.853;

    • b. Gemeente Coevorden: € 176.991;

    • c. Gemeente Emmen: € 402.692;

    • d. Gemeente Hoogeveen: € 223.347;

    • e. Gemeente Meppel: € 138.348;

    • f. Gemeente Aa en Hunze: € 154.631;

    • g. Gemeente Borger-Odoorn: € 152.060;

    • h. Gemeente De Wolden: € 141.698;

    • i. Gemeente Noordenveld: € 178.082;

    • j. Gemeente Westerveld: € 126.428;

    • k. Gemeente Tynaarlo: € 189.301;

    • l. Gemeente Midden-Drenthe: € 164.993.

  • 2. In de provincie Flevoland zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Almere: € 376.827;

    • b. Gemeente Zeewolde: € 89.733;

    • c. Gemeente Noordoostpolder: € 188.755;

    • d. Gemeente Urk: € 96.044;

    • e. Gemeente Dronten: € 138.193;

    • f. Gemeente Lelystad: € 246.875.

  • 3. In de provincie Fryslân zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Achtkarspelen: € 145.828;

    • b. Gemeente Ameland: € 63.634;

    • c. Gemeente Harlingen: € 100.173;

    • d. Gemeente Heerenveen: € 204.259;

    • e. Gemeente Leeuwarden: € 426.376;

    • f. Gemeente Ooststellingwerf: € 144.036;

    • g. Gemeente Opsterland: € 157.202;

    • h. Gemeente Schiermonnikoog: € 54.363;

    • i. Gemeente Smallingerland: € 226.151;

    • j. Gemeente Terschelling: € 68.698;

    • k. Gemeente Vlieland: € 52.649;

    • l. Gemeente Weststellingwerf: € 140.841;

    • m. Gemeente Tytsjerksteradiel: € 175.043;

    • n. Gemeente Dantumadiel: € 113.418;

    • o. Gemeente Súdwest-Fryslân: € 361.011;

    • p. Gemeente De Fryske Marren: € 229.891;

    • q. Gemeente Waadhoeke: € 227.554;

    • r. Gemeente Noardeast-Fryslân: € 221.087.

  • 4. In de provincie Gelderland zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Aalten: € 161.098;

    • b. Gemeente Apeldoorn: € 570.274;

    • c. Gemeente Arnhem: € 424.117;

    • d. Gemeente Barneveld: € 192.573;

    • e. Gemeente Beuningen: € 137.803;

    • f. Gemeente Brummen: € 122.611;

    • g. Gemeente Buren: € 139.984;

    • h. Gemeente Culemborg: € 129.155;

    • i. Gemeente Doesburg: € 83.423;

    • j. Gemeente Doetinchem: € 217.426;

    • k. Gemeente Druten: € 100.641;

    • l. Gemeente Duiven: € 125.493;

    • m. Gemeente Ede: € 406.821;

    • n. Gemeente Elburg: € 121.131;

    • o. Gemeente Epe: € 171.927;

    • p. Gemeente Ermelo: € 133.985;

    • q. Gemeente Harderwijk: € 164.915;

    • r. Gemeente Hattem: € 94.720;

    • s. Gemeente Heerde: € 115.443;

    • t. Gemeente Heumen: € 105.860;

    • u. Gemeente Lochem: € 176.290;

    • v. Gemeente Maasdriel: € 131.882;

    • w. Gemeente Nijkerk: € 176.991;

    • x. Gemeente Nijmegen: € 464.162;

    • y. Gemeente Oldebroek: € 120.741;

    • z. Gemeente Putten: € 120.741;

    • aa. Gemeente Renkum: € 181.588;

    • bb. Gemeente Rheden: € 215.400;

    • cc. Gemeente Rozendaal: € 56.700;

    • dd. Gemeente Scherpenzeel: € 82.332;

    • ee. Gemeente Tiel: € 147.308;

    • ff. Gemeente Voorst: € 134.920;

    • gg. Gemeente Wageningen: € 126.662;

    • hh. Gemeente Westervoort: € 102.510;

    • ii. Gemeente Winterswijk: € 171.382;

    • jj. Gemeente Wijchen: € 178.549;

    • kk. Gemeente Zaltbommel: € 133.908;

    • ll. Gemeente Zevenaar: € 200.519;

    • mm. Gemeente Zutphen: € 183.847;

    • nn. Gemeente Nunspeet: € 132.349;

    • oo. Gemeente West Maas en Waal: € 118.482;

    • pp. Gemeente Oude IJsselstreek: € 200.597;

    • qq. Gemeente Oost Gelre: € 167.019;

    • rr. Gemeente Lingewaard: € 199.507;

    • ss. Gemeente Overbetuwe: € 177.926;

    • tt. Gemeente Neder-Betuwe: € 114.275;

    • uu. Gemeente Berkelland: € 208.310;

    • vv. Gemeente Bronckhorst: € 193.975;

    • ww. Gemeente Berg en Dal: € 167.330;

    • xx. Gemeente Montferland: € 172.862;

    • yy. Gemeente West Betuwe: € 215.945.

  • 5. In de provincie Groningen zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Groningen: € 581.025;

    • b. Gemeente Stadskanaal: € 163.123;

    • c. Gemeente Veendam: € 152.761;

    • d. Gemeente Pekela: € 95.966;

    • e. Gemeente Oldambt: € 192.105;

    • f. Gemeente Westerwolde: € 151.515;

    • g. Gemeente Midden-Groningen: € 259.652;

    • h. Gemeente Het Hogeland: € 239.552;

    • i. Gemeente Westerkwartier: € 264.171;

    • j. Gemeente Eemsdelta: € 222.957.

  • 6. In de provincie Limburg zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Landgraaf: € 205.428;

    • b. Gemeente Beek: € 123.468;

    • c. Gemeente Beesel: € 100.563;

    • d. Gemeente Bergen: € 103.445;

    • e. Gemeente Brunssum: € 163.824;

    • f. Gemeente Gennep: € 110.769;

    • g. Gemeente Heerlen: € 336.704;

    • h. Gemeente Kerkrade: € 217.581;

    • i. Gemeente Maastricht: € 349.169;

    • j. Gemeente Meerssen: € 139.050;

    • k. Gemeente Mook en Middelaar: € 83.501;

    • l. Gemeente Nederweert: € 108.743;

    • m. Gemeente Roermond: € 225.606;

    • n. Gemeente Simpelveld: € 94.486;

    • o. Gemeente Stein: € 166.084;

    • p. Gemeente Vaals: € 84.981;

    • q. Gemeente Venlo: € 393.421;

    • r. Gemeente Venray: € 182.133;

    • s. Gemeente Voerendaal: € 105.237;

    • t. Gemeente Weert: € 232.306;

    • u. Gemeente Valkenburg aan de Geul: € 117.391;

    • v. Gemeente Horst aan de Maas: € 206.986;

    • w. Gemeente Leudal: € 206.596;

    • x. Gemeente Maasgouw: € 157.903;

    • y. Gemeente Roerdalen: € 144.036;

    • z. Gemeente Echt-Susteren: € 181.899;

    • aa. Gemeente Gulpen-Wittem: € 112.716;

    • bb. Gemeente Sittard-Geleen: € 394.979;

    • cc. Gemeente Peel en Maas: € 205.739;

    • dd. Gemeente Eijsden-Margraten: € 160.396;

    • ee. Gemeente Beekdaelen: € 220.152.

  • 7. In de provincie Noord-Brabant zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Asten: € 107.497;

    • b. Gemeente Baarle-Nassau: € 73.996;

    • c. Gemeente Bergen op Zoom: € 257.938;

    • d. Gemeente Best: € 137.647;

    • e. Gemeente Boekel: € 83.734;

    • f. Gemeente Boxtel: € 154.943;

    • g. Gemeente Breda: € 587.336;

    • h. Gemeente Deurne: € 157.592;

    • i. Gemeente Dongen: € 141.465;

    • j. Gemeente Eersel: € 124.169;

    • k. Gemeente Eindhoven: € 640.625;

    • l. Gemeente Etten-Leur: € 166.473;

    • m. Gemeente Geertruidenberg: € 124.325;

    • n. Gemeente Gilze en Rijen: € 131.960;

    • o. Gemeente Goirle: € 134.141;

    • p. Gemeente Helmond: € 265.106;

    • q. Gemeente 's-Hertogenbosch: € 452.943;

    • r. Gemeente Heusden: € 198.494;

    • s. Gemeente Hilvarenbeek: € 106.795;

    • t. Gemeente Loon op Zand: € 131.259;

    • u. Gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten: € 141.387;

    • v. Gemeente Oirschot: € 121.520;

    • w. Gemeente Oisterwijk: € 169.668;

    • x. Gemeente Oosterhout: € 222.100;

    • y. Gemeente Oss: € 335.535;

    • z. Gemeente Rucphen: € 130.635;

    • aa. Gemeente Sint-Michielsgestel: € 157.825;

    • bb. Gemeente Someren: € 115.599;

    • cc. Gemeente Son en Breugel: € 113.262;

    • dd. Gemeente Steenbergen: € 139.595;

    • ee. Gemeente Tilburg: € 578.610;

    • ff. Gemeente Valkenswaard: € 158.838;

    • gg. Gemeente Veldhoven: € 203.090;

    • hh. Gemeente Vught: € 160.396;

    • ii. Gemeente Waalre: € 122.143;

    • jj. Gemeente Waalwijk: € 204.259;

    • kk. Gemeente Woensdrecht: € 140.374;

    • ll. Gemeente Zundert: € 132.739;

    • mm. Gemeente Gemert-Bakel: € 144.114;

    • nn. Gemeente Halderberge: € 152.917;

    • oo. Gemeente Heeze-Leende: € 111.470;

    • pp. Gemeente Laarbeek: € 128.999;

    • qq. Gemeente Reusel-De Mierden: € 97.992;

    • rr. Gemeente Roosendaal: € 306.008;

    • ss. Gemeente Cranendonck: € 134.219;

    • tt. Gemeente Moerdijk: € 181.821;

    • uu. Gemeente Drimmelen: € 154.553;

    • vv. Gemeente Bernheze: € 147.542;

    • ww. Gemeente Alphen-Chaam: € 88.253;

    • xx. Gemeente Bergeijk: € 124.403;

    • yy. Gemeente Bladel: € 127.052;

    • zz. Gemeente Geldrop-Mierlo: € 189.924;

    • aaa. Gemeente Meierijstad: € 321.044;

    • bbb. Gemeente Altena: € 223.658;

    • ccc. Gemeente Land van Cuijk: € 364.050;

    • ddd. Gemeente Maashorst: € 232.774.

  • 8. In de provincie Noord-Holland zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Aalsmeer: € 122.221;

    • b. Gemeente Alkmaar: € 431.986;

    • c. Gemeente Amstelveen: € 285.050;

    • d. Gemeente Amsterdam: € 1.562.985;

    • e. Gemeente Bergen: € 186.184;

    • f. Gemeente Beverwijk: € 170.369;

    • g. Gemeente Blaricum: € 90.435;

    • h. Gemeente Bloemendaal: € 149.801;

    • i. Gemeente Castricum: € 193.897;

    • j. Gemeente Diemen: € 115.989;

    • k. Gemeente Edam-Volendam: € 185.016;

    • l. Gemeente Enkhuizen: € 112.093;

    • m. Gemeente Haarlem: € 605.410;

    • n. Gemeente Haarlemmermeer: € 465.409;

    • o. Gemeente Heemskerk: € 164.604;

    • p. Gemeente Heemstede: € 166.006;

    • q. Gemeente Heiloo: € 146.685;

    • r. Gemeente Den Helder: € 252.562;

    • s. Gemeente Hilversum: € 370.360;

    • t. Gemeente Hoorn: € 258.561;

    • u. Gemeente Huizen: € 194.365;

    • v. Gemeente Landsmeer: € 89.889;

    • w. Gemeente Laren: € 100.952;

    • x. Gemeente Medemblik: € 189.924;

    • y. Gemeente Oostzaan: € 79.917;

    • z. Gemeente Opmeer: € 89.811;

    • aa. Gemeente Ouder-Amstel: € 90.902;

    • bb. Gemeente Purmerend: € 307.566;

    • cc. Gemeente Schagen: € 213.374;

    • dd. Gemeente Texel: € 107.419;

    • ee. Gemeente Uitgeest: € 89.266;

    • ff. Gemeente Uithoorn: € 132.583;

    • gg. Gemeente Velsen: € 275.779;

    • hh. Gemeente Zandvoort: € 114.742;

    • ii. Gemeente Zaanstad: € 469.460;

    • jj. Gemeente Drechterland: € 113.418;

    • kk. Gemeente Stede Broec: € 120.274;

    • ll. Gemeente Waterland: € 121.754;

    • mm. Gemeente Wormerland: € 100.952;

    • nn. Gemeente Koggenland: € 128.454;

    • oo. Gemeente Wijdemeren: € 145.828;

    • pp. Gemeente Hollands Kroon: € 212.985;

    • qq. Gemeente Gooise Meren: € 290.738;

    • rr. Gemeente Dijk en Waard: € 280.454.

  • 9. In de provincie Overijssel zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Almelo: € 256.847;

    • b. Gemeente Borne: € 123.857;

    • c. Gemeente Dalfsen: € 146.217;

    • d. Gemeente Deventer: € 318.083;

    • e. Gemeente Enschede: € 465.175;

    • f. Gemeente Haaksbergen: € 129.856;

    • g. Gemeente Hardenberg: € 240.720;

    • h. Gemeente Hellendoorn: € 177.692;

    • i. Gemeente Hengelo: € 311.383;

    • j. Gemeente Kampen: € 199.507;

    • k. Gemeente Losser: € 129.077;

    • l. Gemeente Oldenzaal: € 157.981;

    • m. Gemeente Ommen: € 109.756;

    • n. Gemeente Raalte: € 169.823;

    • o. Gemeente Staphorst: € 100.017;

    • p. Gemeente Tubbergen: € 112.483;

    • q. Gemeente Wierden: € 131.882;

    • r. Gemeente Zwolle: € 363.037;

    • s. Gemeente Twenterand: € 149.022;

    • t. Gemeente Steenwijkerland: € 190.625;

    • u. Gemeente Hof van Twente: € 173.875;

    • v. Gemeente Rijssen-Holten: € 160.241;

    • w. Gemeente Olst-Wijhe: € 112.639;

    • x. Gemeente Dinkelland: € 142.711;

    • y. Gemeente Zwartewaterland: € 117.391.

  • 10. In de provincie Utrecht zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Amersfoort: € 420.377;

    • b. Gemeente Baarn: € 149.100;

    • c. Gemeente De Bilt: € 217.659;

    • d. Gemeente Bunnik: € 111.937;

    • e. Gemeente Bunschoten: € 119.494;

    • f. Gemeente Eemnes: € 79.761;

    • g. Gemeente Houten: € 154.787;

    • h. Gemeente Leusden: € 162.967;

    • i. Gemeente Lopik: € 97.992;

    • j. Gemeente Montfoort: € 99.939;

    • k. Gemeente Renswoude: € 62.387;

    • l. Gemeente Rhenen: € 108.198;

    • m. Gemeente Soest: € 215.867;

    • n. Gemeente Utrecht: € 751.022;

    • o. Gemeente Veenendaal: € 217.270;

    • p. Gemeente Woudenberg: € 89.967;

    • q. Gemeente Wijk bij Duurstede: € 130.012;

    • r. Gemeente IJsselstein: € 124.636;

    • s. Gemeente Zeist: € 241.889;

    • t. Gemeente Nieuwegein: € 259.107;

    • u. Gemeente Oudewater: € 85.526;

    • v. Gemeente Woerden: € 203.636;

    • w. Gemeente De Ronde Venen: € 198.572;

    • x. Gemeente Utrechtse Heuvelrug: € 228.722;

    • y. Gemeente Stichtse Vecht: € 292.140;

    • z. Gemeente Vijfheerenlanden: € 221.866.

  • 11. In de provincie Zeeland zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Borsele: € 138.193;

    • b. Gemeente Goes: € 160.630;

    • c. Gemeente Hulst: € 166.006;

    • d. Gemeente Kapelle: € 93.551;

    • e. Gemeente Middelburg: € 219.919;

    • f. Gemeente Reimerswaal: € 123.624;

    • g. Gemeente Terneuzen: € 277.415;

    • h. Gemeente Tholen: € 138.115;

    • i. Gemeente Veere: € 155.566;

    • j. Gemeente Vlissingen: € 207.687;

    • k. Gemeente Schouwen-Duiveland: € 185.639;

    • l. Gemeente Noord-Beveland: € 89.967;

    • m. Gemeente Sluis: € 166.473.

  • 12. In de provincie Zuid-Holland zijn de bedragen als volgt:

    • a. Gemeente Alblasserdam: € 106.873;

    • b. Gemeente Alphen aan den Rijn: € 406.354;

    • c. Gemeente Barendrecht: € 127.675;

    • d. Gemeente Capelle aan den IJssel: € 237.448;

    • e. Gemeente Delft: € 274.221;

    • f. Gemeente Dordrecht: € 432.687;

    • g. Gemeente Gorinchem: € 126.117;

    • h. Gemeente Gouda: € 293.075;

    • i. Gemeente 's-Gravenhage: € 1.285.630;

    • j. Gemeente Hardinxveld-Giessendam: € 106.250;

    • k. Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht: € 129.778;

    • l. Gemeente Hillegom: € 126.117;

    • m. Gemeente Katwijk: € 236.357;

    • n. Gemeente Krimpen aan den IJssel: € 139.984;

    • o. Gemeente Leiden: € 380.021;

    • p. Gemeente Leiderdorp: € 149.411;

    • q. Gemeente Lisse: € 124.403;

    • r. Gemeente Maassluis: € 139.205;

    • s. Gemeente Nieuwkoop: € 145.983;

    • t. Gemeente Noordwijk: € 195.455;

    • u. Gemeente Oegstgeest: € 133.985;

    • v. Gemeente Papendrecht: € 152.606;

    • w. Gemeente Ridderkerk: € 193.430;

    • x. Gemeente Rotterdam: € 1.290.928;

    • y. Gemeente Rijswijk: € 201.844;

    • z. Gemeente Schiedam: € 257.003;

    • aa. Gemeente Sliedrecht: € 120.897;

    • bb. Gemeente Albrandswaard: € 101.342;

    • cc. Gemeente Vlaardingen: € 254.588;

    • dd. Gemeente Voorschoten: € 141.698;

    • ee. Gemeente Voorne aan zee: € 308.423;

    • ff. Gemeente Waddinxveen: € 135.544;

    • gg. Gemeente Wassenaar: € 147.697;

    • hh. Gemeente Zoetermeer: € 366.698;

    • ii. Gemeente Zoeterwoude: € 83.033;

    • jj. Gemeente Zwijndrecht: € 205.038;

    • kk. Gemeente Teylingen: € 160.474;

    • ll. Gemeente Lansingerland: € 173.875;

    • mm. Gemeente Westland: € 362.959;

    • nn. Gemeente Midden-Delfland: € 102.666;

    • oo. Gemeente Kaag en Braassem: € 135.544;

    • pp. Gemeente Zuidplas: € 171.148;

    • qq. Gemeente Bodegraven-Reeuwijk: € 171.148;

    • rr. Gemeente Leidschendam-Voorburg: € 339.041;

    • ss. Gemeente Goeree-Overflakkee: € 209.323;

    • tt. Gemeente Pijnacker-Nootdorp: € 151.437;

    • uu. Gemeente Nissewaard: € 318.239;

    • vv. Gemeente Krimpenerwaard: € 239.318;

    • ww. Gemeente Hoeksche Waard: € 361.868;

    • xx. Gemeente Molenlanden: € 192.183.