Instellingsbesluit beoordelingscommissie MDT

[Regeling vervalt per 01-07-2027.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 07-12-2023 t/m heden.

Besluit van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 november 2023, nr. MDT/42350254, houdende instelling van de beoordelingscommissie Maatschappelijke diensttijd (MDT) (Instellingsbesluit beoordelingscommissie MDT)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • commissie: beoordelingscommissie als bedoeld in artikel 2;

  • minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

  • regeling: Subsidieregeling Maatschappelijke Diensttijd (MDT);

  • subcommissie: onderdeel van de commissie dat met een aantal leden over subsidieaanvragen adviseert als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • vaste voorzitter: lid van de commissie die door de Minister als voorzitter is benoemd.

Artikel 2. Instelling en taak commissie

  • 1 Er is een beoordelingscommissie MDT.

  • 2 De commissie heeft tot taak de Minister te adviseren over de beoordeling van de volledige aanvragen om subsidie op grond van de regeling aan de hand van de beoordelingscriteria in de regeling.

Artikel 3. Termijnen

De commissie brengt haar advies met betrekking tot de subsidieaanvragen uit binnen 18 weken na afloop van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de regeling.

Artikel 4. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit subcommissies die worden samengesteld door de vaste voorzitter. De vaste voorzitter wijst één van de deelnemers van een subcommissie aan als voorzitter van de subcommissie.

  • 2 De commissie adviseert vanuit subcommissies over de subsidieaanvragen.

  • 3 De commissie heeft een vaste voorzitter die bij benoemingsbesluit als zodanig is benoemd.

  • 4 De leden worden door de Minister benoemd, geschorst of tussentijds ontslagen.

  • 5 Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

    • a. indien de regeling wordt ingetrokken;

    • b. bij het verstrijken van de benoemingsperiode;

    • c. indien daarom door het lid is verzocht;

    • d. indien het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of

    • e. indien gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.

  • 6 Bij tussentijds ontslag of verstrijken van de benoemingsperiode van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

Artikel 5. Persoonlijk belang

  • 1 Een lid neemt niet deel aan de advisering over een subsidieaanvraag, indien het een aanvraag betreft waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.

  • 2 De leden zijn niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de Minister.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1 De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie, dat bij DUS-I wordt belegd. Tevens wijst de Minister één of meer secretarissen aan bij DUS-I.

  • 2 De secretaris is belast met de voorbereiding en coördinatie van de werkzaamheden van de beoordelingscommissie.

  • 3 Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar werkwijze vast in een reglement van orde binnen de kaders van dit besluit en stelt deze op schrift vast.

  • 2 De commissie kan deskundigen in haar vergaderingen uitnodigen.

  • 3 Genodigden nemen geen deel aan de advisering door de commissie.

Artikel 8. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9. Vergoeding

  • 1 De leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen, de voorbereiding van de individuele beoordelingen en overige bijeenkomsten in het kader van hun werkzaamheden vacatiegelden overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Deze vergoeding wordt toegekend per dagdeel. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op 3% van het maximum van schaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten CAO Rijk. De vergoeding van de voorzitter van de commissie of de voorzitter van een subcommissie bedraagt 130% van de vergoeding die aan de overige leden van de commissie wordt toegekend.

  • 2 Een commissielid ontvangt een vergoeding van twee dagdelen voor het bijwonen van een beoordelingsdag.

  • 3 Naast de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, ontvangt de voorzitter van een subcommissie een vergoeding van één dagdeel voor het uitbrengen van het advies aan de Minister.

  • 4 Naast de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de voorzitter van de commissie in overleg met DUS-I ten hoogste één dagdeel per commissielid reserveren voor werkzaamheden betreffende voorbereiding en evaluatie.

  • 5 Werkzaamheden in het kader van een aanvullend advies aan de Minister komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6 De leden en de voorzitter ontvangen een reiskostenvergoeding waarbij de vergoeding plaatsvindt op basis van:

    • a. openbaar vervoer, 2e klasse; of

    • b. € 0,21 per kilometer en parkeerkosten.

  • 7 Overige kosten komen niet in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 9*. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.

Artikel 10. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 12. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk, maar vóór 1 juli 2027, de bescheiden betreffende haar werkzaamheden over aan het archief van de Programmadirectie Maatschappelijke Diensttijd van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 juni 2023.

  • 2 Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2027.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

M.L.J. Paul