Onderlinge regeling inzake het Strategic Education Alliance-programma
Partijen,het land Aruba, te dezen vertegenwoordigd door de minister van Onderwijs
en Sport, de heer E.J.H. Croes, hierna te noemen: ‘Aruba’,enhet land Curaçao, te dezen
vertegenwoordigd door de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, de
heer S. van Heydoorn, hierna te noemen: ‘Curaçao’,enhet land Sint Maarten, te dezen
vertegenwoordigd door de minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport, de heer
R. Samuel, namens deze de plaatsvervangend Gevolmachtigde Minister, de heer R. Panneflek,
hierna te noemen: Sint Maarten,ende Staat der Nederlanden, te dezen, vertegenwoordigd
door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer R.H. Dijkgraaf, hierna
te noemen: ‘Nederland’,hierna gezamenlijk te noemen: ‘de Koninkrijkslanden’.
Overwegende dat:
-
• de Koninkrijkslanden elkaar op grond van de artikelen 36 en 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden hulp en bijstand kunnen verlenen, en onderling regelingen kunnen treffen;
-
• de Koninkrijkslanden het belang van de samenwerking op het gebied van onderwijs erkennen,
willen continueren en versterken;
-
• de onderwijsministers van de Koninkrijkslanden elkaar periodiek in het Ministerieel
Vierlandenoverleg Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) treffen om gezamenlijke lijnen
in de onderwijssamenwerking te bepalen en uit te zetten, en de daarover gemaakte afspraken
te monitoren;
-
• de Koninkrijkslanden erkennen dat er strategische samenwerking nodig is voor het middelbaar
en hoger onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk;
-
• de Koninkrijkslanden in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW hebben bekrachtigd,
zich meerjarig in te zetten voor een stabiele en toekomstbestendige structuur voor
de organisatie van het gezamenlijke programma voor Strategic Education Alliance (hierna:
SEA) en daartoe het ‘implementatieplan SEA’ hebben vastgesteld;
-
• de Koninkrijkslanden in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW hebben bekrachtigdgezamenlijk
het SEA-programma verder te ontwikkelen en daartoe potentiële vervolgprioriteiten
en initiatieven te verkennen;
-
• uit onderzoeken, onder andere van de Nationale ombudsman, blijkt, dat er breedgedragen
behoefte is aan verbetering van de overgang tussen het voortgezet onderwijs en het
hoger onderwijs van het Caribisch deel van het Koninkrijk, naar Nederland.
Komen het volgende overeen: