Regeling uitvoering aanpak piekbelasting

[Regeling vervalt per 28-11-2028.]
Geraadpleegd op 14-10-2024.
Geldend van 28-11-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 23 november 2023, nr. WJZ/ 33440152, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen in verband met de uitvoering van de aanpak piekbelasting (Regeling uitvoering aanpak piekbelasting)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op artikelen 2a, eerste lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanpak piekbelasting: aanpak om veehouderijen met piekbelasting op nabijgelegen overbelaste Natura 2000-gebieden te ondersteunen bij het versneld reduceren van de huidige stikstofuitstoot, zoals beschreven in de brief van 12 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 30 252, nr. 96);

  • capaciteit: inzet van ambtelijk personeel of externe inhuur van personeel;

  • minister: Minister voor Natuur en Stikstof;

  • Nationaal Programma Landelijk Gebied: programma waarin gebiedsgerichte opgaven en maatregelen voor natuur, stikstof, water en klimaat zijn opgenomen, zoals beschreven in de startnotitie van 10 juni 2022 (bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 34 682, nr. 96);

  • regionaal uitvoeringsteam: team van ambtenaren van het Rijk, provincie of gemeenten dat uitvoering geeft aan de aanpak piekbelasting in een specifiek gebied of provincie en is gericht op ondersteuning en begeleiding van veehouders die een veehouderij met piekbelasting drijven;

  • samenwerkingsovereenkomst: overeenkomst tussen de minister en provincie waarin afspraken zijn vastgelegd over de gezamenlijke uitvoering van de aanpak piekbelasting in de betreffende provincie;

  • veehouderij met piekbelasting: veehouderij met een veehouderijlocatie die een stikstofvracht veroorzaakt, die ten minste 2.500 mol stikstof per jaar bedraagt;

  • werkafspraken: afspraken van het Rijk met de provincie over de uitvoering van de aanpak piekbelasting door het Rijk in de betreffende provincie.

Artikel 2. specifieke uitkering

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een specifieke uitkering aan de provincie:

    • a. met wie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten voor de kosten voor de capaciteit van de regionale uitvoeringsteams in de provincie alsmede voor de kosten van de ontwikkeling, aansturing en ondersteuning van deze uitvoeringsteams;

    • b. met wie werkafspraken zijn gemaakt voor de kosten voor de capaciteit ter ondersteuning van de regionale uitvoeringsteams in de provincie.

  • 2 De kosten, bedoeld in het eerste lid, kunnen ook betrekking hebben op kosten van regionale uitvoeringsteams in verband met de begeleiding van veehouders die buiten de doelgroep van de aanpak piekbelasting vallen, voor zover dat mogelijk is op grond van de samenwerkingsovereenkomst of de werkafspraken.

  • 3 Per provincie wordt één specifieke uitkering verstrekt.

  • 4 De specifieke uitkering wordt verstrekt voor kosten gemaakt in de periode 1 maart 2023 tot en met 31 december 2025.

Artikel 3. hoogte van de uitkering

  • 1 De specifieke uitkering bedraagt per provincie ten hoogste het bedrag, genoemd in de bijlage bij deze regeling.

  • 2 De betaling wordt verminderd met de hoogte van de btw waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt.

Artikel 4. aanvraag tot verlening

  • 1 De specifieke uitkering kan worden aangevraagd tot 5 december 2023, 17:00 uur, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2 De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de activiteiten en een opgave van de omvang van de kosten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd, per kalenderjaar;

    • b. een opgave van de omvang van de kosten waarvoor de provincie in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds, per kalenderjaar.

Artikel 5. beslistermijn

De minister verleent de specifieke uitkering binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6. verplichtingen

  • 1 De provincie neemt het Unierecht met betrekking tot mededinging, aanbesteding en staatssteun in acht bij de besteding van de specifieke uitkering.

  • 2 De minister kan in de beschikking tot verlening aanvullende verplichtingen opleggen.

Artikel 7. voorschot

  • 1 De minister verleent de provincie in de beschikking tot verlening een voorschot.

  • 2 Het voorschot wordt verdeeld over de jaren 2023, 2024 en 2025 conform de beschikking tot subsidieverlening in termijnen uitbetaald.

Artikel 8. verlenging periode

Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering in de periode, bedoeld in artikel 2, derde lid, niet mogelijk is, kan de minister deze periode op verzoek van de provincie eenmalig verlengen met een periode van ten hoogste twee jaar.

Artikel 9. verantwoording en vaststelling

  • 2 Nadat de minister de relevante verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, stelt de minister de uitkering binnen 22 weken na die ontvangst ambtshalve vast.

Artikel 10. inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 28 november 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 november 2023

De Minister voor Natuur en Stikstof,

C. van der Wal-Zeggelink

Bijlage behorende bij artikel 3: maximale rijksbijdrage

Tabel 1: maximale rijksbijdrage voor provincies met wie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a.

Provincie

maximale rijksbijdrage

Drenthe

€ 1.588.000

Fryslân

€ 800.000

Gelderland

€ 20.962.000

Noord-Brabant

€ 7.792.000

Utrecht (voor Veenendaal, Renswoude, Rhenen en Woudenberg)

€ 2.587.000

Tabel 2: maximale rijksbijdrage voor provincies met wie werkafspraken zijn gemaakt, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

Provincie

maximale rijksbijdrage

Flevoland

€ 809.000

Limburg

€ 1.200.000

Noord-Holland

€ 576.000

Overijssel

€ 301.000

Utrecht (behoudens Veenendaal, Renswoude, Rhenen en Woudenberg)

€ 251.000

Zeeland

€ 295.000

Zuid-Holland

€ 386.000