Aanvraag nieuw reisdocument
Bij iedere aanvraag voor een reisdocument, waaronder een Nederlandse identiteitskaart,
gaat u na of de aanvrager is vermeld in het RPS Indien hiervan sprake is, dan neemt
u de aanvraag in behandeling en vraagt u bij RvIG nadere gegevens op over de grondslag
van de signalering. Voor zover u gebruik maakt van de automatische signaleringscontrole
op het RPS kunt u vrijwel altijd de gronden voor signalering inzien en hoeft u slechts
contact op te nemen met RvIG indien geen nadere informatie beschikbaar is. Er kunnen zich de volgende situaties voordoen:
-
1. Het is een signalering op grond van artikel 23b Paspoortwet. In dat geval volgt u de procedure zoals is beschreven in de ‘Circulaire over artikel 23b Paspoortwet betreffende personen met een uitreisverbod
op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen’.
-
2. Het is een signalering op grond van een ander artikel in de Paspoortwet, én
-
a. het betreft de aanvraag van een NIK. In dit geval verstrekt u de NIK, omdat een NIK
uitsluitend wordt geweigerd op grond van artikel 23b Paspoortwet.
-
b. het betreft de aanvraag van een ander reisdocument (niet zijnde een NIK).
In dat geval volgt u onderstaande procedure:
-
• U vraagt bij RvIG nadere gegevens op over de signalering om na te kunnen gaan of de
gronden voor signalering nog bestaan. Indien u gebruik maakt van de automatische signaleringscontrole
is dit niet nodig, omdat deze informatie altijd actueel is.
-
• Als de gronden voor signalering nog bestaan, stelt u de aanvrager schriftelijk in
kennis van het voornemen tot weigering van het aangevraagde reisdocument en geeft
u daarbij de aanvrager de mogelijkheid om de definitieve beslissing tot weigering
aan te houden. Voordat een dergelijke beslissing mag worden genomen dient u de aanvrager
in de gelegenheid te stellen om in overeenstemming te komen met de signalerende autoriteit. Bij de signaleringen op grond van artikel 24, onder b, van de Paspoortwet, zal dit in de meeste gevallen de Minister van BZK zijn, maar het kan ook een andere
autoriteit zijn. U verwijst voor de overeenstemmingsprocedure de aanvrager door naar
de juiste autoriteit.
De overeenstemmingsprocedure (zie ook bijlage 1) kan leiden tot intrekking van de signalering, omdat daarvoor geen of onvoldoende
gronden meer blijken te bestaan. Ook kan de overeenstemmingsprocedure ertoe leiden dat er geen overeenstemming wordt
bereikt en u dus wordt geadviseerd om het aangevraagde reisdocument te weigeren. Het
is echter ook mogelijk dat de gronden weliswaar gehandhaafd blijven, maar met de aanvrager
wordt overeengekomen dat hij een reisdocument krijgt waarvan de geldigheidsduur en/of
de territorialiteit wordt beperkt. De signalerende autoriteit, in de meeste gevallen
is dit de Minister van BZK, informeert u over de uitkomst van de overeenstemmingsprocedure.
Bij het nemen van de beslissing tot weigering van een reisdocument kunt u op grond
van artikel 20 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, desgewenst eventuele justitiële gegevens van de aanvrager opvragen.
Welke beslissing u ook neemt, u doet hiervan onverwijld mededeling aan de minister,
middels formulier C6. De minister zorgt voor opneming van die mededeling in het RPS.
Vervallenverklaring en inhouding
Indien blijkt dat een persoon is opgenomen in het RPS dan wordt het reisdocument direct
ingehouden. Meestal wordt bij de aanvraag van een nieuw reisdocument geconstateerd dat de aanvrager
is opgenomen in het RPS. Het reisdocument dat nog in het bezit is van de houder dient
dan dus direct te worden ingehouden. Echter, ook in andere gevallen waarin bij contact
met de houder van het reisdocument wordt geconstateerd dat er sprake is van signalering
in het RPS, dient het reisdocument te worden ingehouden. Ook een NIK kan worden ingehouden,
maar niet met het oog op vervallenverklaring (dat is bij de NIK niet mogelijk), maar vanwege signalering in het RPS vanwege het van rechtswege vervallen van het
document in verband met een uitreisverbod. Vervolgens worden de hiervoor beschreven procedures in verband met weigering van
het aangevraagde reisdocument gevolgd.
Tot inhouding van een reisdocument zijn de volgende instanties bevoegd:
-
• de autoriteiten die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van een aanvraag voor
reisdocumenten (de burgemeesters, de gezaghebbers van de openbare lichamen Bonaire,
St. Eustatius en Saba, de gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, de Minister
van Buitenlandse Zaken, de Koninklijke Marechaussee);
-
• de autoriteiten die belast zijn met de grensbewaking, de politie en de ambtenaren
belast met het toezicht op vreemdelingen;
-
• het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 18 van de Paspoortwet, uitsluitend op het moment dat het een verzoek tot signalering doet;
-
• de Rechter-commissaris ingevolge artikel 19 van de Paspoortwet, uitsluitend op het moment dat hij een verzoek tot signalering doet.
De autoriteit die het reisdocument van de gesignaleerde heeft ingehouden, maar niet
bevoegd is tot vervallenverklaring, stuurt het document door aan de autoriteit die
daartoe bevoegd is. Dit is de burgemeester van de gemeente waar de gesignaleerde als
ingezetene in de BRP is ingeschreven of de burgemeester van de gemeente Den Haag indien
het een niet-ingezetene betreft. De tot vervallenverklaring bevoegde autoriteit volgt dezelfde procedures die hiervoor
zijn beschreven, in het geval van een aanvraag voor een nieuw reisdocument door een
gesignaleerde persoon die wordt geweigerd.
Uitkomsten overeenstemmingsprocedure
Het kan ook zo zijn dat betrokkene geen gebruik maakt van de mogelijkheid om overeenstemming
(zoals bedoeld in artikel 44, vierde lid, van de Paspoortwet) te bereiken met de signalerende instantie. Indien u binnen twee weken na bekendmaking
van het voorgenomen besluit tot weigering van het aangevraagde reisdocument of vervallenverklaring
van het ingehouden reisdocument geen verzoek tot aanhouding van het definitieve besluit
heeft ontvangen van betrokkene, gaat u over tot weigering of vervallenverklaring van
het reisdocument, tenzij u van oordeel bent dat de aanvrager of de houder hierdoor
onevenredig zou worden benadeeld. Indien u meent dat weigering of vervallenverklaring
leidt tot onevenredige benadeling, treedt u in overleg met de signalerende instantie.
Deze voorziet u van een advies. U beslist vervolgens zelf het aangevraagde reisdocument
te verstrekken (al dan niet met beperkende voorwaarden) of dit terug te geven. Een
uitgebreide beschrijving van de overeenstemmingsprocedure is opgenomen in bijlage 1 bij deze circulaire.