Regeling bijzondere uitkering water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur BES

Geraadpleegd op 28-04-2025.
Geldend van 26-06-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 2 oktober 2023, nr. IENW/BSK-2023/269257, houdende regels voor het verstrekken van een bijzondere uitkering ten behoeve van verbetering van water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur (Regeling bijzondere uitkering water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur BES)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Doel en projecten

De minister kan aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een bijzondere uitkering verstrekken voor activiteiten met als doel verbetering van de water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een bijzondere uitkering

De vóór indiening van de aanvraag door de aanvrager gemaakte kosten komen voor een bijzondere uitkering in aanmerking indien de minister ze heeft goedgekeurd. Administratieve kosten gemaakt bij de aanvraag komen niet in aanmerking.

Artikel 5. Plafond

  • 1 Het plafond voor bijzondere uitkeringen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, bedraagt, inclusief eventueel verschuldigde BTW, voor 2023 € 16.499.000,–.

  • 2 De minister stelt de plafonds voor de opvolgende jaren jaarlijks vast en maakt die bekend in de Staatscourant voor aanvang van het tijdvak waarvoor ze worden vastgesteld.

  • 3 De beschikbare middelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 6. Aanvraag tot verlening

  • 1 Een aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering wordt ingediend vóór 1 november 2023 en vervolgens jaarlijks voor 1 september van het jaar waarvoor de bijzondere uitkering wordt aangevraagd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan bij onvoorziene urgente projecten een aanvraag op een ander tijdstip worden ingediend na overleg met de minister.

  • 3 Onverminderd artikel 10, vierde lid, van het kaderbesluit bevat de aanvraag:

    • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor een bijzondere uitkering wordt aangevraagd, en

    • b. indien aanwezig, als bijlage offertes van middelen die nodig zijn om de projecten uit te voeren, voorzien van een paraaf van een daartoe bevoegde bestuurder van het openbaar lichaam.

Artikel 7. Beschikking tot verlening

  • 1 In de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering worden in ieder geval vermeld:

    • a. de activiteiten waarvoor een bijzondere uitkering wordt aangevraagd;

    • b. de wijze waarop het bedrag van een bijzondere uitkering wordt bepaald en het bedrag waarvoor de bijzonder uitkering ten hoogste kan worden verleend;

    • c. de periode waarbinnen de activiteiten moeten zijn afgerond;

    • d. het percentage van het voorschot en de termijnen waarin dit voorschot wordt uitgekeerd.

  • 2 Voor zover de bijzondere uitkering wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, wordt in de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering vermeld dat de verlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de Wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, Mobiliteitsfonds of Deltafonds.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 2 De minister kan verplichtingen opleggen met betrekking tot de aard en omvang van de projecten waarvoor de bijzondere uitkering wordt verleend.

Artikel 9. Bevoorschotting

  • 1 Gelijktijdig met de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering wordt een voorschot van maximaal 100% verstrekt van het in die beschikking opgenomen maximumbedrag van de bijzondere uitkering.

  • 2 Het voorschot wordt uitgekeerd op basis van een bij de aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering verstrekte gespecificeerde liquiditeitsbegroting.

Artikel 10. Verantwoording

  • 2 De minister stelt de bijzondere uitkering uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend, volledig zijn uitgevoerd en volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8, ambtshalve vast.

  • 3 Indien een beschikking tot subsidievaststelling niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met dertien weken worden verlengd.

Artikel 11. Beschikking tot vaststelling

  • 1 De minister stelt de bijzondere uitkering overeenkomstig de verlening vast.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de bijzondere uitkering lager worden vastgesteld dan het bij beschikking verleende bedrag als:

    • a. de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. het openbaar lichaam niet heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de bijzondere uitkering;

    • c. het openbaar lichaam onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering zou hebben geleid, of

    • d. de verlening van een bijzondere uitkering anderszins onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten.

  • 3 De minister is bevoegd tot het geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen van de bijzondere uitkering indien:

    • a. het openbaar lichaam niet tijdig de laatste verantwoording heeft ingediend, of

    • b. de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering wordt ingetrokken of ten nadele van het openbaar lichaam wordt gewijzigd.

Artikel 12. Intrekken en wijzigen verlening

  • 1 Zolang de bijzondere uitkering niet is vastgesteld kan de minister de verlening van de bijzondere uitkering intrekken of ten nadele van het openbaar lichaam wijzigen, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor bijzondere uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. het openbaar lichaam niet heeft voldaan aan de aan de bijzondere uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. het openbaar lichaam onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de bijzondere uitkering zou hebben geleid;

    • d. de verlening van de bijzondere uitkering anderszins onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten, of

    • e. de minister binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de bijzondere uitkering is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 13. Intrekken en wijzigen vaststelling bijzondere uitkering

  • 1 De minister kan de vaststelling van de bijzondere uitkering intrekken of ten nadele van het openbaar lichaam wijzigen:

    • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het openbaar lichaam bij de vaststelling van de subsidie redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de bijzondere uitkering lager dan overeenkomstig de verlening van de bijzondere uitkering zou zijn vastgesteld;

    • b. indien de vaststelling van de bijzondere uitkering onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten, of

    • c. indien het openbaar lichaam na de vaststelling van de bijzondere uitkering niet heeft voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de bijzondere uitkering is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3 De vaststelling van de bijzondere uitkering kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van het openbaar lichaam worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 14. Intrekken of wijzigen verlening bijzondere uitkering

  • 1 Zolang de bijzondere uitkering niet is vastgesteld kan de minister de verlening van de bijzondere uitkering met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van het openbaar lichaam wijzigen:

    • a. voor zover de verlening van de bijzondere uitkering onjuist is;

    • b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de bijzondere uitkering verzetten, of

    • c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2 Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt de minister de schade die het openbaar lichaam lijdt doordat hij in vertrouwen op de bijzondere uitkering anders heeft gehandeld dan hij zonder bijzondere uitkering zou hebben gedaan.

Artikel 15. Betaling

  • 1 Het bedrag van de bijzondere uitkering wordt overeenkomstig de vaststelling van de bijzondere uitkering binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking tot vaststelling betaald.

  • 2 De verplichting tot betaling van het bedrag van de bijzondere uitkering of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de minister aan het openbaar lichaam schriftelijk kennisgeeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 12 of 13, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden 13 weken zijn verstreken.

Artikel 16. Terugvordering

  • 1 De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen van de bijzondere uitkering terugvorderen.

  • 2 De minister kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 3 De Minister kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan het openbaar lichaam voor dezelfde activiteiten verstrekte bijzondere uitkering voor een ander tijdvak.

  • 4 Terugvordering van een bedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de bijzondere uitkering is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 17. Kosten terugvordering

Bij terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen van bijzondere uitkeringen of voorschotten kan de minister het openbaar lichaam verplichten de met de terugvordering verband houdende kosten te voldoen. Daarbij kan de minister de verschuldigde wettelijke rente vorderen.

Artikel 18. Evaluatie

De minister publiceert eenmaal in de vijf jaar een verslag van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekte bijzondere uitkeringen.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere uitkering water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

M.G.J. Harbers