Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023

Geraadpleegd op 25-05-2025.
Geldend van 31-01-2025 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2023, nr. 2023-0000542827, houdende regels voor het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering aan gemeenten of provincies ter stimulering van het realiseren van flex- en transformatiewoningen (Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doel specifieke uitkering

  • 1 De minister verstrekt een specifieke uitkering van € 14.000 inclusief BTW per te realiseren woonruimte aan een college voor het versneld realiseren van projecten waarbij met flexwoningen, het toevoegen van woonruimten of transformatieobjecten in sociale woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders wordt voorzien en waarbij:

    • a. sprake is van een projectgebied;

    • b. die woonruimten aan de bestaande voorraad woonruimten worden toegevoegd en die gedurende ten minste tien jaar na voltooiing op een of, in het geval van flexwoningen, op volgende locaties beschikbaar zijn;

    • c. de woonruimten worden verhuurd op basis van een schriftelijk huurcontract tussen huurder en verhuurder, dan wel om niet in gebruik gegeven worden;

    • d. er sprake is van een financieel tekort op het project en de bijdrage aantoonbaar bijdraagt en noodzakelijk is voor het realiseren van sociale woonruimten voor ontheemden en statushouders.

  • 2 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW die is verschuldigd over kosten voor de uitvoering van projecten, bedoeld in het eerste lid, voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of voor zover de kosten in aanmerking komen voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel 3. Uitkeringsplafond

Het plafond bedraagt € 77.882.000 inclusief BTW voor de aanvraagperiode genoemd in artikel 4, eerste lid.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1 De aanvraagperiode loopt van maandag 3 februari 2025 9.00 uur tot het tijdstip waarop het uitkeringsplafond wordt bereikt.

  • 2 Een aanvraag bevat:

    • a. een beschrijving van het project en de locatie waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en van de wijze waarop het project voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel2, eerste lid;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn, waarbij door middel van te volgen processtappen inzichtelijk wordt gemaakt hoe het project zal worden uitgevoerd;

    • c. een overzicht van de aantallen te realiseren woonruimten per beoogde doelgroep en indien de beoogde doelgroep niet binnen het project wordt toegewezen, de extra locaties waar de beoogde doelgroep woonruimten krijgt toegewezen;

    • d. een projectbegroting met een toelichting waaruit de benodigde bijdrage per project en het BTW-deel van het aangevraagde bedrag blijkt en waaruit blijkt of er reeds eerder op grond van andere regelingen gelden zijn verstrekt voor dit project;

    • e. de verwachte datum waarop de start van de bouw begint en de opleverdatum van het gehele project; en

    • f. een overeenkomst waarin het college, de beoogd investeerder en indien van toepassing de grond- of gebouweigenaar, overeenkomen zich in te spannen om de in de aanvraag opgenomen woonruimten te realiseren.

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking wordt gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 4 De minister kan, in aanvulling op de aanvraagvereisten, bedoeld in het tweede lid, aanvullende bescheiden opvragen die hij nodig acht voor het beoordelen van de aanvraag of het monitoren van de effecten van deze regeling.

Artikel 5. De wijze van verdeling

  • 1 De minister behandelt de binnengekomen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment dat de aanvraag volledig is binnengekomen.

  • 2 Indien de minister op het tijdstip dat het plafond, bedoeld in artikel 3 wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt de minister de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 6. Afwijzingsgronden

  • 1 De minister wijst een aanvraag om een specifieke uitkering af indien:

    • a. de aanvraag geen betrekking heeft op een project als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • b. de aanvraag ziet op activiteiten waarvoor op grond van andere regelingen reeds een specifieke uitkering is verstrekt, met uitzondering van de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne;

    • c. het bedrag van de aangevraagde uitkering dusdanig hoog is dat de toekenning ervan leidt tot een overschrijding van het plafond, bedoeld in artikel 3;

    • d. toewijzing van de aanvraag wegens onvoorziene omstandigheden niet ten goede zou komen aan projecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid; of

    • e. voor 1 september 2024 reeds begonnen is met de start met de aanleg van de fundering van de flexwoningen of toe te voegen woonruimten van het project of de aanvang van de bouwwerkzaamheden van de transformatiewoningen of de toe te voegen woonruimten.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, wijst de minister een aanvraag om een specifieke uitkering niet af indien voor het project tussen 1 september 2024 en 3 februari 2025 reeds begonnen is met de start met de aanleg van de fundering van de flexwoningen of toe te voegen woonruimten van het project of de aanvang van de bouwwerkzaamheden van de transformatiewoningen of de toe te voegen woonruimten.

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1 Het college meldt aan de minister het moment waarop wordt gestart met de aanleg van de fundering of de aanvang van de bouwwerkzaamheden, bedoeld in artikel 6, onderdeel e.

  • 2 Het college zorgt ervoor dat binnen achttien maanden na het verlenen van de beschikking wordt begonnen met de start van de aanleg van de fundering van de flexwoningen of toe te voegen woonruimten van het project of de aanvang van de bouwwerkzaamheden van de transformatiewoningen of de toe te voegen woonruimten.

  • 3 De termijn, genoemd in het tweede lid, kan door de minister met ten hoogste zes maanden worden verlengd na een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van het college.

  • 4 Het college zorgt ervoor dat het project binnen een redelijke termijn wordt opgeleverd.

  • 5 De gemeente wijst ten minste eenzelfde aantal extra sociale woonruimten binnen de totale sociale woningvoorraad toe aan Oekraïense ontheemden en statushouders als dat er in 30% van het project kan worden gehuisvest.

  • 6 Het college levert op verzoek van de minister aanvullende bescheiden voor het monitoren van de effecten van deze regeling.

  • 7 Het college meldt aan de minister wanneer de beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, wijzigt en levert een aangepaste beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn, waarbij middels processtappen inzichtelijk wordt gemaakt hoe het project uitgevoerd zal worden.

Artikel 8. De verlening

  • 1 De minister neemt binnen acht weken na de binnengekomen volledige aanvraag een besluit over de verlening van de specifieke uitkering. Indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden gegeven, deelt de minister dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn van uiterlijk acht weken waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

  • 2 De verleningsbeschikking vermeldt:

    • a. welke projecten worden uitgevoerd en hoeveel woonruimten daarmee worden gerealiseerd;

    • b. het bedrag van de uitkering;

    • c. dat de uitkering wordt uitbetaald op het moment waarop wordt gestart met de aanleg van de fundering of de aanvang van de bouwwerkzaamheden, bedoeld in artikel 6, onderdeel e;

    • d. de door het college geplande realisatiedatum van het project waarvoor de uitkering wordt verleend;

    • e. de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering, en

    • f. de wijze waarop kan worden aangetoond dat de projecten zijn uitgevoerd.

Artikel 8a

De minister kan een besluit over de verlening van de specifieke uitkering intrekken of wijzigen indien:

  • a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b. het college niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7; of

  • c. het college minder woonruimten kan realiseren dan vermeld in de verleningsbeschikking, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 9. Bevoorschotting en uitbetaling

  • 1 De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 8, eerste lid, een voorschot van 100% en betaalt dat voorschot in één keer uit.

  • 2 Het moment waarop de uitkering wordt uitbetaald, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, is het moment waarop wordt gestart met de aanleg van de fundering van de flexwoningen of toe te voegen woonruimten of de aanvang van de bouwwerkzaamheden van de transformatiewoningen of de toe te voegen woonruimten.

Artikel 10. Verantwoording, vaststelling en terugvordering

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 2, niet volgens de in deze regeling gestelde voorwaarden of niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan het college.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge