Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 11-12-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2023, nr. 2023-0000542827, houdende regels voor het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering aan gemeenten of provincies ter stimulering van het realiseren van flex- en transformatiewoningen (Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Besluit: Besluit van 29 oktober, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452);

  • b. college: college van burgemeester en wethouders;

  • c. flexwoning: bouwwerk ten behoeve van de huisvesting van personen, geschikt voor verplaatsing en gebruik op een volgende locatie;

  • d. minister: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

  • e. ontheemden: personen die voldoen aan de vereisten van artikel 2 van het uitvoeringsbesluit;

  • f. onzelfstandige woonruimte: de woonruimte welke geen eigen toegang heeft of welke de bewoner niet kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning;

  • g. sociaal beheer: het verrichten van activiteiten gericht op het creëren en behouden van een leefbare, veilige en prettige woonomgeving en op het bevorderen van de relatie tussen bewoners onderling;

  • h. sociale woonruimte: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • i. splitsen: het omzetten van zelfstandige woonruimte in meerdere onzelfstandige woonruimten of in meerdere zelfstandige woonruimten of het splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • j. start van de bouwwerkzaamheden:

    • a. bij nieuwbouw en flexwoningen: het begin van bouwactiviteiten van een toegestaan bouwwerk waarover het bevoegd gezag is geïnformeerd of waarvan de feitelijke bouw is aangevangen door minimaal de aanleg van de fundering, waartoe niet het bouwrijp maken van een terrein wordt gerekend; Als start van bouwwerkzaamheden geldt:

      • i. het ontgraven van de grond ten behoeve van de funderingswerkzaamheden van het bouwwerk; óf

      • ii. indien de funderingswerkzaamheden (met name heiwerk) plaatsvinden vóór het ontgraven van de grond, dan de start van het heiwerk ten behoeve van het bouwwerk; of

      • iii. het boren c.q. slaan van een zich onder het perceel van het onderhavige bouwwerk bevindende bron ten behoeve van (bijvoorbeeld) een Warmte- en Koudeopslaginstallatie; en

      als start van bouwwerkzaamheden geldt niet:

      • i. het plaatsen van één of meerdere bouwketen;

      • ii. het plaatsen van containers ten behoeve van opslag van materialen;

      • iii. het inrichten en/of omheinen en/of uitzetten van het bouwterrein;

      • iv. het slaan van de ‘officiële’ eerste heipaal, tenzij deze paal echt als eerste wordt geslagen;

      • v. het slaan van een eventueel noodzakelijke damwand;

      • vi. het slopen van eventueel nog bestaande opstallen;

      • vii. het ontgraven van de grond ten behoeve van bijvoorbeeld saneringswerkzaamheden of de grondwaterhuishouding;

      • viii. het bouwrijp maken van het terrein.

    • b. bij verbouw: toegestane verbouwactiviteiten van een ter plaatse toegestaan bestaand bouwwerk, waarbij sprake is van minimaal constructieve maatregelen aan het bestaande bouwwerk en/of de toevoeging van vierkante meters ruimten met woonfunctie, waaronder in ieder geval transformatie, splitsen en optoppen; Als ‘aanvang verbouw gebouw’ geldt:

      • i. het toevoegen/aanpassen van een nieuwe draagstructuur;

      • ii. het aanleggen/aanpassen van een additionele nutsvoorziening;

      • iii. het toevoegen van ontsluitingsroutes in het gebouw;

      • iv. bij optoppen betreft het startmoment het plaatsen van een woning op het dak of het aanbrengen van constructieve voorzieningen;

      • v. bij transformatie betreft het startmoment de eerste bouwkundige verbouwhandeling die voortkomt uit de onderliggende omgevingsvergunning; of

      • vi. bij splitsen betreft het startmoment het realiseren van gescheiden toegangen tot de woningen, het plaatsen van woning scheidende wanden of het realiseren van fysiek gescheiden nutsvoorzieningen;

  • k. statushouder: vergunninghouder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Huisvestingswet 2014;

  • l. toevoegen van woonruimte: toevoegen van een woonruimte aan een bouwwerk, die na oplevering van een project, dat op grond van de Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 29 januari 2025, nr. 2025-0000000484, tot wijziging van de Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023 in verband met het openstellen van de derde tranche een uitkering ontvangt, voor het eerst in gebruik wordt genomen, waarbij de woonruimte gelegen is in een uitbreiding van dat bouwwerk;

  • m. transformatiewoning: woning die ontstaat uit de omvorming of splitsing van een bouwwerk, die geschikt wordt gemaakt voor de huisvesting van personen en wordt toegevoegd aan de woningvoorraad;

  • n. uitvoeringsbesluit: uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 71).

  • o. zelfstandige woonruimte: woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.

Artikel 2. Doel specifieke uitkering

  • 1 De minister verstrekt een specifieke uitkering van € 14.000 inclusief BTW en € 6.000 inclusief BTW voor sociaal beheer per te realiseren zelfstandige woonruimte, niet zijnde een zelfstandige woonruimte als bedoeld in het derde lid, aan een college voor het versneld realiseren van projecten waarbij met flexwoningen, het toevoegen van woonruimten of transformatieobjecten in sociale woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders wordt voorzien en waarbij:

    • a. sprake is van een projectgebied;

    • b. die woonruimten aan de bestaande voorraad woonruimten worden toegevoegd en die gedurende ten minste tien jaar na voltooiing op een locatie of, in het geval van flexwoningen, op volgende locaties beschikbaar zijn;

    • c. de woonruimten worden verhuurd op basis van een schriftelijk huurcontract tussen huurder en verhuurder, dan wel om niet in gebruik gegeven worden;

    • d. er sprake is van een financieel tekort op het project en de bijdrage aantoonbaar bijdraagt en noodzakelijk is voor het realiseren van sociale woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders.

  • 2 De minister verstrekt een specifieke uitkering aan een college van € 7.000 inclusief BTW per te realiseren onzelfstandige sociale woonruimte en € 4.000 inclusief BTW voor sociaal beheer voor het versneld realiseren van projecten waarbij met flexwoningen, het toevoegen van woonruimten of transformatiewoningen in sociale onzelfstandige woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders wordt voorzien en waarbij:

    • a. meer dan twee onzelfstandige woonruimten worden gerealiseerd;

    • b. sprake is van een projectgebied;

    • c. die onzelfstandige woonruimten aan de bestaande voorraad woonruimten worden toegevoegd en die gedurende ten minste tien jaar na voltooiing op een locatie of, in het geval van flexwoningen, op volgende locaties beschikbaar zijn;

    • d. de onzelfstandige woonruimten worden verhuurd op basis van een schriftelijk huurcontract tussen huurder en verhuurder, dan wel om niet in gebruik gegeven worden; en

    • e. er sprake is van een financieel tekort op het project en de bijdrage aantoonbaar bijdraagt en noodzakelijk is voor het realiseren van sociale woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders.

  • 3 De minister verstrekt een specifieke uitkering aan een college van € 7.000 inclusief BTW per te realiseren gesplitste zelfstandige sociale woonruimte en € 4.000 inclusief BTW voor sociaal beheer voor het versneld realiseren van projecten waarbij met flexwoningen, het toevoegen van woonruimten of transformatiewoningen in sociale zelfstandige woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders wordt voorzien en waarbij:

    • a. sprake is van een projectgebied;

    • b. die door de splitsing ontstane woonruimten aan de bestaande voorraad woonruimten worden toegevoegd en die gedurende ten minste tien jaar na voltooiing op een locatie of, in het geval van flexwoningen, op volgende locaties beschikbaar zijn;

    • c. de zelfstandige woonruimten worden verhuurd op basis van een schriftelijk huurcontract tussen huurder en verhuurder, dan wel om niet in gebruik gegeven worden; en

    • d. er sprake is van een financieel tekort op het project en de bijdrage aantoonbaar bijdraagt en noodzakelijk is voor het realiseren van sociale woonruimten voor onder andere ontheemden en statushouders.

  • 4 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW die is verschuldigd over kosten voor de uitvoering van projecten, bedoeld in het eerste lid, voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of voor zover de kosten in aanmerking komen voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

  • 5 De minister verstrekt een specifieke uitkering van € 6.000 inclusief BTW voor sociaal beheer per te realiseren woonruimte als bedoeld in het eerste lid aan een college die reeds een uitkering heeft ontvangen op grond van een beschikking van de Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023, zoals deze luidde op het tijdstip voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, en waarvan de start van de bouwwerkzaamheden plaatsvindt na 5 januari 2026.

Artikel 3. Uitkeringsplafond

Het plafond bedraagt € 177.000.000 inclusief BTW voor de aanvraagperiode genoemd in artikel 4, eerste lid.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1 De aanvraagperiode loopt van maandag 19 januari 2026 tot en met 31 december 2027 of tot het tijdstip waarop het uitkeringsplafond wordt bereikt.

  • 2 Een aanvraag bevat:

    • a. een beschrijving van het project en de locatie waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en van de wijze waarop het project voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 2, eerste tot en met derde lid of vijfde lid;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn, waarbij door middel van te volgen processtappen inzichtelijk wordt gemaakt hoe het project zal worden uitgevoerd;

    • c. een overzicht van de aantallen te realiseren woonruimten per beoogde doelgroep en indien de beoogde doelgroep niet binnen het project wordt toegewezen, de extra locaties waar de beoogde doelgroep woonruimten krijgt toegewezen;

    • d. een projectbegroting met een toelichting waaruit de benodigde bijdrage per project en het BTW-deel van het aangevraagde bedrag blijkt en waaruit blijkt of er reeds eerder op grond van andere regelingen gelden zijn verstrekt voor dit project;

    • e. de verwachte datum waarop de start van de bouw begint en de opleverdatum van het gehele project; en

    • f. een overeenkomst waarin het college, de beoogd investeerder en indien van toepassing de grond- of gebouweigenaar, overeenkomen zich in te spannen om de in de aanvraag opgenomen woonruimten te realiseren.

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking wordt gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 4 De minister kan, in aanvulling op de aanvraagvereisten, bedoeld in het tweede lid, aanvullende bescheiden opvragen die hij nodig acht voor het beoordelen van de aanvraag of het monitoren van de effecten van deze regeling.

Artikel 5. De wijze van verdeling

  • 1 De minister behandelt de binnengekomen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment dat de aanvraag volledig is binnengekomen.

  • 2 Indien de minister op het tijdstip dat het plafond, bedoeld in artikel 3 wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt de minister de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 6. Afwijzingsgronden

De minister wijst een aanvraag om een specifieke uitkering af indien:

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1 Het college meldt aan de minister het moment waarop wordt gestart met de bouwwerkzaamheden, bedoeld in artikel 6, onderdeel e.

  • 2 Het college zorgt ervoor dat binnen achttien maanden na het verlenen van de beschikking wordt begonnen met de start van de bouwwerkzaamheden.

  • 3 De termijn, genoemd in het tweede lid, kan door de minister met ten hoogste zes maanden worden verlengd na een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van het college.

  • 4 Het college zorgt ervoor dat het project binnen een redelijke termijn wordt opgeleverd.

  • 5 De gemeente wijst ten minste eenzelfde aantal extra sociale woonruimten binnen de totale sociale woningvoorraad toe aan Oekraïense ontheemden en statushouders als dat er in 30% van het project kan worden gehuisvest.

  • 6 Het college levert op verzoek van de minister aanvullende bescheiden voor het monitoren van de effecten van deze regeling.

  • 7 Het college meldt aan de minister wanneer de beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, wijzigt en levert een aangepaste beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn, waarbij middels processtappen inzichtelijk wordt gemaakt hoe het project uitgevoerd zal worden.

Artikel 8. De verlening

  • 1 De minister neemt binnen acht weken na de binnengekomen volledige aanvraag een besluit over de verlening van de specifieke uitkering. Indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden gegeven, deelt de minister dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn van uiterlijk acht weken waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

  • 2 De verleningsbeschikking vermeldt:

    • a. welke projecten worden uitgevoerd en hoeveel woonruimten daarmee worden gerealiseerd;

    • b. het bedrag van de uitkering;

    • c. dat de uitkering wordt uitbetaald op het moment waarop wordt gestart met de bouwwerkzaamheden, bedoeld in artikel 6, onderdeel e;

    • d. de door het college geplande realisatiedatum van het project waarvoor de uitkering wordt verleend;

    • e. de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering, en

    • f. de wijze waarop kan worden aangetoond dat de projecten zijn uitgevoerd.

Artikel 8a

De minister kan een besluit over de verlening van de specifieke uitkering intrekken of wijzigen indien:

  • a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b. het college niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7; of

  • c. het college minder woonruimten kan realiseren dan vermeld in de verleningsbeschikking, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 9

Het moment waarop de uitkering wordt uitbetaald, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, is het moment waarop wordt gestart met de bouwwerkzaamheden.

Artikel 10. Verantwoording, vaststelling en terugvordering

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 2, niet volgens de in deze regeling gestelde voorwaarden of niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan het college.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge