Stimuleringsregeling zorggeschikte woningen

[Regeling vervalt per 01-01-2027.]
Geraadpleegd op 12-06-2025.
Geldend van 26-04-2025 t/m heden

Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 6 september 2023, kenmerk 3663019-1052552-DMO, houdende regels voor de subsidiëring van de onrendabele top bij realisatie van zorggeschikte woningen binnen geclusterde woonvormen (Stimuleringsregeling zorggeschikte woningen)

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definitiebepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bouwplan: door één of meer bij de bouw betrokken partijen opgesteld dossier, waarin staat wat er gebouwd zal worden, op welke locatie, welke partijen hierbij betrokken zijn, en wat de planning is voor de bouw, inclusief de aanvangs- en einddatum;

  • DAEB: dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • geclusterde woonvorm: woongelegenheden als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet gelegen in Nederland, die fysiek verbonden zijn, dan wel zich in elkaars directe nabijheid bevinden;

  • intergenerationele woonvorm: geclusterde woonvorm met minimaal twee wooneenheden bewoond door jongeren, met een leeftijd van 18 tot en met 30 jaar, die een bijdrage leveren aan de cohesie en sociale interactie in de woonvorm;

  • intramurale zorg: zorg die cliënten ontvangen gedurende een onafgebroken verblijf in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg;

  • maximum huurgrens: de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • nieuwbouw: bouwactiviteiten die het bouwen van nieuwe bouwwerken betreffen;

  • ontmoetingsruimte: ruimte die fysiek verbonden is aan een geclusterde woonvorm, dan wel zich op maximaal 100 meter daarvandaan bevindt, die in ieder geval toegankelijk is voor bewoners van die geclusterde woonvorm, die geëxploiteerd wordt door een organisatie die verbonden is met de geclusterde woonvorm, en die primair een sociale functie voor haar bewoners heeft;

  • rollatorgeschikte wooneenheid: zelfstandige wooneenheid die voldoet aan de eisen wooneenheid geschikt voor bewoner met rollator in bijlage 2;

  • rolstoelgeschikte wooneenheid: zelfstandige wooneenheid die voldoet aan de eisen wooneenheid geschikt voor bewoner met rolstoel in bijlage 1;

  • transformatie: het veranderen van functie van een bestaand gebouw tot een geclusterde woonvorm;

  • Wlz-indicatie: een verklaring van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) waarin staat dat iemand recht heeft op langdurige en intensieve zorg voor de Zorgzwaartepakketten VV4 tot en met VV10 of, voor iemand van 50 jaar of ouder, VG3 tot en met VG8 of ZG-vis 2 tot en met 5 zoals bedoeld in de beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis van de Nederlandse Zorgautoriteit;

  • Wlz-zorg: zorg als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg;

  • zelfstandige wooneenheid: wooneenheid welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de wooneenheid;

  • zorgaanbieder: een organisatorisch verband dat bedrijfsmatig zorg als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg verleent dan wel doet verlenen;

  • zorggeschikte wooneenheid: een rollatorgeschikte of rolstoelgeschikte wooneenheid;

  • zorgkantoor: een zorgkantoor als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel de totstandkoming van zorggeschikte wooneenheden in geclusterde woonvormen, met een huur tot de maximum huurgrens, te stimuleren.

Artikel 1.4. Staatssteun

  • 1 De totstandkoming van zorggeschikte wooneenheden in geclusterde woonvormen onder de voorwaarden van deze regeling wordt aangewezen als DAEB.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de subsidieaanvrager met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat hem belast met en hij zich verplicht tot het verrichten van de DAEB, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 2. Verlening en vaststelling van de subsidie

Artikel 2.1. Aanvraag van de subsidie

  • 1 De minister kan op aanvraag een subsidie verstrekken voor een bijdrage in de kosten voor de transformatie of nieuwbouw bij de realisatie van zorggeschikte wooneenheden in een geclusterde woonvorm.

  • 2 De aanvraag kan worden ingediend door:

    • a. toegelaten instellingen als bedoeld in Hoofdstuk IV van de Woningwet;

    • b. een zorgaanbieder die vanaf het moment van oplevering eigenaar en tevens verhuurder is van de zorggeschikte wooneenheden.

  • 3 De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam, adresgegevens en statutaire doelstelling van de aanvrager;

    • b. de naam en een korte beschrijving van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c. of het project nieuwbouw of transformatie betreft;

    • d. indien de geclusterde woonvorm een transformatie betreft, een bouwtekening van het bestaande gebouw en een schetsontwerp voor de transformatie;

    • e. het bouwplan voor de geclusterde woonvorm;

    • f. in geval van transformatie: een begroting van de kosten van de transformatie.

    • g. het aantal en type te realiseren zorggeschikte wooneenheden, bedoeld in artikel 2.3, binnen de geclusterde woonvorm met huur onder de maximum huurgrens;

    • h. een gezamenlijke verklaring van de aanvrager, zorgaanbieder en zorgkantoor, waarin is opgenomen:

      • het aantal zorggeschikte wooneenheden binnen de geclusterde woonvorm die verhuurd zullen worden op basis van een gereguleerd contract met een huurprijs onder de maximum huurgrens, en structureel beschikbaar zijn voor mensen met een Wlz indicatie;

      • dat de zorgaanbieder voornemens is Wlz-zorg in de woonvorm te verlenen of doen verlenen;

      • dat de realisatie van de zorggeschikte wooneenheden past binnen de regionale opgave aan zorggeschikte woningen.

    • i. een verklaring van de aanvrager dat bij de bouw rekening wordt gehouden met dementievriendelijk bouwen.

    • j. een door de minister vastgestelde ondertekende overeenkomst, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, voor het vestigen van een DAEB.

Artikel 2.2. Voorwaarden subsidie

Een subsidie wordt enkel verstrekt indien:

  • a. de geclusterde woonvorm voldoet aan de volgende eisen:

    • de entree van de geclusterde woonvorm is ten minste 90 cm breed;

    • alle deuren in de looproute zijn voorzien van automatische deuropeningen;

    • er is een ontmoetingsruimte.

  • b. minimaal 15% van de te realiseren zorggeschikte wooneenheden binnen de geclusterde woonvorm waarvoor subsidie wordt aangevraagd is beschikbaar voor mensen met een Wlz-indicatie;

  • c. bij nieuwbouw de wooneenheden en de woonvormen voldoen aan de eisen wooneenheid geschikt voor een bewoner met rolstoel zoals opgenomen in bijlage 1;

  • d. bij transformatie de wooneenheden en de woonvormen voldoen aan de eisen wooneenheid geschikt voor een bewoner met rollator, zoals opgenomen in bijlage 2 en de gemiddelde kosten van de verbouwing per wooneenheid meer dan € 40.000 inclusief BTW bedragen;

  • e. in de woonvorm en wooneenheden infrastructuur voor telefonische en digitale bereikbaarheid van zorgverleners en voor zorgverlening op afstand aanwezig is;

  • f. de zorggeschikte wooneenheden waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden aan de eindgebruiker verhuurd tegen een aanvangshuurprijs onder de maximum huurgrens;

  • g. in de wooneenheden geen intramurale zorg wordt verleend.

Artikel 2.3. Hoogte van de subsidie

  • 1 Bij nieuwbouw of transformatie waarbij de gemiddelde kosten van de verbouwing per wooneenheid meer dan € 100.000 inclusief BTW bedragen, is de hoogte van de subsidie maximaal:

    • € 17.500 per rolstoelgeschikte wooneenheid met 2 of meer kamers die beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie;

    • € 15.000 per rolstoelgeschikte wooneenheid met 2 of meer kamers die niet beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie;

    • € 7.000 per rolstoelgeschikte wooneenheid met één kamer die beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie;

    • € 5.000 per rolstoelgeschikte wooneenheid met één kamer die niet beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie.

  • 2 Bij transformatie waarbij de gemiddelde kosten van de verbouwing per wooneenheid meer dan € 40.000 inclusief BTW bedragen, is de hoogte van de subsidie maximaal:

    • € 7.500 per rollatorgeschikte wooneenheid met 2 of meer kamers die beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie;

    • € 3.000 per rollatorgeschikte wooneenheid met 2 of meer kamers die niet beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie;

    • € 3.000 per rollatorgeschikte wooneenheid met één kamer die beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie;

    • € 2.000 per rollatorgeschikte wooneenheid met één kamer die niet beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie.

Artikel 2.4. Subsidieplafond

  • 1 De minister stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor het verlenen van subsidie op grond van dit hoofdstuk.

  • 2 Het subsidieplafond voor 2023 en 2024 gezamenlijk bedraagt € 90 miljoen.

  • 3 Het subsidieplafond voor 2025 bedraagt € 125 miljoen.

  • 4 De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de complete aanvragen.

  • 5 Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één complete aanvraag ontvangen wordt en de volgorde van binnenkomst van deze aanvragen niet is vast te stellen, wordt de volgorde vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.5. Aanvraagperiode en wijze van indienen

  • 1 In 2025 kan een aanvraag voor een subsidie worden ingediend van 15 mei 2025 tot en met 28 november 2025 17.00 uur.

  • 2 Een aanvraag voor een subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een digitaal formulier dat door de minister beschikbaar is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 3 De minister beslist binnen twaalf weken op de aanvraag.

  • 4 Indien een beschikking niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met twaalf weken worden verlengd.

Artikel 2.6. Subsidieverplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht:

    • a. de bouw van de geclusterde woonvorm te voltooien op de wijze beschreven in het bouwplan, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onder e;

    • b. aan te vangen met de transformatie of bouw van de geclusterde woonvorm binnen drie jaar na de datum van verlening van de subsidie;

    • c. de transformatie of bouw van de geclusterde woonvorm te voltooien binnen vijf jaar na de datum van verlening van de subsidie;

    • d. de minister te informeren wanneer de transformatie of bouw van de geclusterde woonvorm is opgeleverd, op de in de verleningsbeschikking aangegeven wijze;

    • e. de minister jaarlijks voor 31 januari, voor het eerst nadat een heel jaar verstreken is vanaf het moment van aanvraag, te informeren per wanneer naar verwachting de omgevingsvergunning wordt verleend en wanneer de transformatie of bouw wordt gestart;

    • f. het aantal in de verklaring, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onder h, opgegeven wooneenheden gedurende drie maanden na oplevering gereserveerd te houden voor mensen met een Wlz-indicatie, zolang het opgegeven aantal nog niet is bereikt.

  • 2 Indien de bouw van de geclusterde woonvorm buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is binnen de termijnen, genoemd in het eerste lid, onder b en c, kan de minister op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger ontheffing verlenen van die termijnen.

Artikel 2.7. Voorschot

  • 1 De minister verstrekt een voorschot van maximaal 90% van de verleende subsidie uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst van:

    • a. een opgave van het aantal en type te realiseren zorggeschikte wooneenheden binnen de geclusterde woonvorm met een huur onder de maximum huurgrens;

    • b. een opgave van het aantal zorggeschikte wooneenheden als vermeld onder a dat structureel beschikbaar is voor mensen met een Wlz indicatie;

    • c. een kopie van de benodigde en onherroepelijke omgevingsvergunning, indien van toepassing;

    • d. in geval van transformatie: de factuur van de legeskosten van de gemeente met daarin informatie over de hoogte van de kosten van de bouwkundige ingreep.

  • 2 Indien het voorschot van het subsidiebedrag niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan worden verstrekt, kan deze termijn eenmaal met twaalf weken worden verlengd.

Artikel 2.8. Vaststelling

  • 1 Uiterlijk binnen 22 weken na de oplevering van de geclusterde woonvorm wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend.

  • 2 De aanvraag bevat in ieder geval een verklaring waarin is opgenomen:

    • a. het aantal en type gerealiseerde zorggeschikte wooneenheden binnen de geclusterde woonvorm met huur onder de maximum huurgrens;

    • b. het aantal zorggeschikte wooneenheden binnen de geclusterde woonvorm dat structureel beschikbaar is voor mensen met een Wlz-indicatie.

  • 4 Op grond van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt het subsidiebedrag vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag op basis van het aantal gerealiseerde zorggeschikte wooneenheden.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verleend.

Artikel 3.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling zorggeschikte woningen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

C. Helder

Bijlage 1. Eisen wooneenheid geschikt voor een bewoner met rolstoel

Voor de in deze bijlage aangeduide ruimten, opstelplaatsen, lift, doorgang, bereikbaarheid, hoofdtoegang en overbrugging van hoogteverschillen en gemeenschappelijk toegankelijkheidssector, gelden de definities en begrippen zoals bedoeld in het Besluit Bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Voor de afmetingen en inrichting van de wooneenheid en het woongebouw gelden de volgende vereisten:

A. Voor het verblijfsgebied en de verblijfsruimte:

  • 1. In ten minste een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied ligt een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 18 m2 en een breedte van ten minste 3,3 m.

  • 2. In ten minste een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied ligt een verblijfsruimte met bedgebied met de volgende afmetingen:

    • a. een breedte van ten minste 3,6 m en een lengte van ten minste 3,7 m; of

    • b. een breedte van ten minste 3,0 m en een lengte van ten minste 3,9 m.

  • 3. Een verblijfsruimte, als bedoeld onder 1, die is samengevoegd met een verblijfsruimte met bedgebied als bedoeld in het zesde lid heeft een vloeroppervlakte van ten minste 21 m2 en een breedte van ten minste 3,3 m.

B. Toiletruimte:

  • 1. Een woonfunctie heeft een niet-gemeenschappelijke toiletruimte, die is samengevoegd met een badruimte.

C. Badruimte:

  • 1. Een badruimte, die is samengevoegd met een toiletruimte heeft:

    • a. een lengte van ten minste 2,2 m of een breedte van ten minste 2,2 m;

    • b. ten minste een vrije ruimte van 1,5 m x 1,5 m; en

    • c. aansluitend op de closetpot een vrij ruimte van ten minste 1,2 m x 1,2 m.

  • 2. Bij de bepaling van de vrije ruimte, bedoeld in sub b, ligt de ruimte ten hoogste 0,3 m onder de wastafel en mag de ruimte samenvallen met de vrije ruimte, bedoeld in sub 1b.

D. Opstelplaatsen:

  • 1. Aansluitend op een opstelplaats voor een aanrecht, is een vrije ruimte met een breedte van ten minste 1,2 m en een lengte van ten minste 1,5 m.

  • 2. Aansluitend op de opstelplaats voor een kooktoestel, is een vrije ruimte met een breedte van ten minste 0,6 en een lengte van ten minste 1,2 m.

  • 3. Als de opstelplaatsen in een verblijfsruimte als bedoeld in A1 of A3, liggen, dan is het vloeroppervlak van de opstelplaatsen, bedoeld in het eerste en tweede lid niet gelegen in de vloeroppervlakken van A1 of A3.

E. Bereikbaarheid, doorgang en hoofdtoegang:

  • 1. Een doorgang heeft een vrije breedte van ten minste 0,90 m en ten minste de in tabel een vrije hoogte van 2,3m. Dit geldt voor een doorgang naar:

    • a. een verblijfsgebied;

    • b. een verblijfsruimte;

    • c. een toiletruimte

    • d. een badruimte

    • e. een bergruimte

    • f. een buitenruimte

    • g. een ruimte voor het bereiken van een lift.

    • h. een doorgang op een route vanaf het aansluitende terrein naar een in E1g bedoelde ruimte.

  • 2. In afwijking van E1 heeft een doorgang met een deur een vrije breedte van ten minste 0,88 m.

  • 3. Een lifttoegang heeft een vrije breedte van ten minste 0,90 m en een tussen de onderdelen van de bouwconstructie gemeten hoogte van ten minste 2,3m.

  • 4. Een verkeersroute die begint bij een doorgang loopt door een ruimte met een vrije breedte van ten minste 0,9 m en ten minste een vrije hoogte van 2,3m.

  • 5. Een hoofdtoegang van een woonfunctie ontsluit een verkeersruimte die bij die toegang over een lengte van ten minste 1,5 m een vrije doorgang heeft met een breedte van ten minste 1,5 m, of over een lengte van ten minste 1,8 m een vrije doorgang heeft met een breedte van ten minste 1,35 m.

  • 6. Een gemeenschappelijke verkeersruimte aansluitend op de hoofdtoegang van een woonfunctie heeft over een lengte van 1,5 m een vrije doorgang met een breedte van ten minste 1,5 m, of over een lengte van 1,8 m een vrije doorgang met een breedte van ten minste 1,35

F. Overbrugging van hoogteverschillen:

  • 1. Ten minste de verblijfsruimten, de toiletruimte, de badruimte en de opstelplaatsen, zoals bedoeld in deze regeling liggen op een niet-gemeenschappelijke vloer van een woonfunctie en op een route tussen een hoofdtoegang van een woonfunctie en een punt op deze vloer is geen hoogteverschil groter dan 0,02 m, gemeten vanaf de vloer met aankleding.

  • 2. Ten minste de verblijfsruimten, de toiletruimte, de badruimte en de opstelplaatsen, zoals bedoeld in deze regeling liggen op een niet-gemeenschappelijke vloer van een woonfunctie en op een route tussen een hoofdtoegang van een woonfunctie en een punt op deze vloer is geen hoogteverschil gemeten vanaf de vloer met aankleding.

  • 3. De bepaling onder F2 is niet van toepassing op een gedeelte van de vloer van een badruimte dat ligt onder afschot voor de afvoer van water.

G. Gemeenschappelijke toegankelijkheidssector:

  • 1. Woongebouwen waarin appartementen worden gebouwd met subsidie op basis van deze regeling hebben een gemeenschappelijke toegankelijkheidssector. Deze voldoet aan de vereisten onder E en F (bereikbaarheid, doorgang, hoofdtoegang en de overbrugging van hoogteverschillen.)

H. Lift (afmetingen):

  • 1. De kooi van een lift heeft een vloeroppervlakte van ten minste 1,10 m x 2,10 m.

Bijlage 2. Eisen wooneenheid geschikt voor een bewoner met rollator

Voor de in deze bijlage aangeduide ruimten, lift en doorgang, gelden de definities en begrippen zoals bedoeld in het Besluit Bouwwerken leefomgeving (Bbl).

  • 1. Indien de zorggeschikte woningen niet gelegen zijn op de begane grond is de lift rolstoelaangepast en voldoet aan de volgende eis: een kooilift of hefplateaulift heeft een vrij vloeroppervlak dat tenminste 1,05 m breed en 1,35 m diep is (LET OP: scootmobiel geschikt bij 2,05 meter diep) óf een trapplateaulift heeft een vrij vloeroppervlak van tenminste 0,8 x 1,1 m. Let op: een stoeltjeslift is in dit geval ongeschikt.

  • 2. De bedieningsknoppen van liften zijn geschikt voor rolstoelgebruikers; hoogte tussen 0,9 en 1,35 m en tenminste 0,5 m uit inwendige hoeken.

  • 3. De smalste doorgang tot voorbij de voordeur van de woning is minimaal 800 mm breed.

  • 4. De drempels hebben een maximale hoogte van 20 mm.

  • 5. In de ruimte waar zich het meest toegankelijke toilet bevindt, is aansluitend op de closetpot een obstakelvrije ruimte van 1,1 m x 1,1 m. Deze is nodig om een goede ‘overstap’ te maken van rollator of rolstoel naar closetpot.

  • 6. In de ruimte waar zich het meest toegankelijke toilet bevindt is een vrije ruimte van 1,1 m x 1,1 m (deze mag 0,3 m onder de wastafel doorlopen). Deze is nodig om met een rolstoel goed te kunnen keren bij het verlaten van de ruimte.

  • 7. In de doucheruimte is voor de gebruiker een vrije ruimte van 1,1 m x 1,1 m (deze mag 0,3 m onder de wastafel doorlopen).