Paragraaf 3.1.1. Periode terugkijktermijn justitiële gegevens
[Regeling vervallen per 30-01-2024]
Ten aanzien van de periodes waarover wordt teruggekeken bij justitiële gegevens wordt
een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin de terugkijktermijn niet in duur wordt
beperkt en gevallen waarin de terugkijktermijn wel in duur wordt beperkt.
Terugkijktermijn niet in duur beperkt
In de navolgende gevallen wordt de terugkijktermijn niet in duur beperkt:
Indien het justitiële gegevens betreft over misdrijven tegen de zeden zoals opgenomen
in de artikelen 240b tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 250a tot en met 250ter (oud) en/of artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de gedraging het dwingen of bewegen tot prostitutie betreft en/of artikel 140 van het Wetboek van Militair Strafrecht, voor zover de gedraging een zedendelict betreft. In het navolgende zal in dit verband
worden gesproken over zedendelicten zoals bedoeld in deze beleidsregels.
Terugkijktermijn in duur beperkt
In alle andere gevallen dan hiervoor genoemd, is sprake van een terugkijktermijn die
in duur wordt beperkt. Dit houdt in dat de beoordeling van de aanvraag in beginsel
plaatsvindt aan de hand van de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager
gedurende de vier jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling voorkomen in het
JDS. Van deze terugkijktermijn van vier jaren wordt slechts afgeweken wanneer sprake
is van één van de hieronder genoemde uitzonderingen. In dat geval geldt de daar genoemde
terugkijktermijn.
Van de terugkijktermijn van vier jaren wordt afgeweken indien:
-
a. de aanvraag voor een VOG naar het oordeel van het COVOG ziet op een functie met hoge
integriteiteisen. In dat geval geldt een terugkijktermijn van tien jaren. Omdat voor
de VOG politiegegevens ook geldt dat sprake is van een functie met hoge integriteitseisen
geldt de terugkijktermijn van tien jaren ook voor justitiële gegevens die worden opgevraagd
voor de VOG politiegegevens. Bij hoge uitzondering kan van deze termijn worden afgeweken
indien het COVOG een langere termijn heeft vastgesteld;
-
b. de aanvraag voor een VOG samenhangt met een bijzondere wet of regeling waarin een
andere termijn is opgenomen of samenhangt met de duur van een vergunning. In dat geval
wordt aangesloten bij de duur van de vergunning of de in de desbetreffende wet of
regeling opgenomen termijn;
-
c. gebruik wordt gemaakt van één van de in paragraaf 3.1.5 beschreven bijzondere weigeringsgronden;
-
d. de VOG wordt aangevraagd door een persoon die ten tijde van de aanvraag de leeftijd
van 23 jaren nog niet heeft bereikt. Behoudens het hiervoor gestelde, geldt in dat
geval een terugkijktermijn van twee jaren, mits:
-
− er ten aanzien van de aanvrager geen justitiële gegevens worden aangetroffen die worden
gekwalificeerd als misdrijven tegen de zeden, zoals hierboven genoemd, geweldsmisdrijven
waarvoor een vrijheidsstraf van zes jaar of meer kan worden opgelegd of misdrijven
die worden beschouwd als ondermijnende (drugs)criminaliteit en waarvoor een vrijheidsstraf
van zes jaar of meer kan worden opgelegd.
-
− er ten aanzien van de aanvrager geen sprake is van een justitieel gegeven dat betrekking
heeft op (verdenking van) een misdrijf, als bedoeld in de artikelen 83, of 83b van het Wetboek van Strafrecht.
-
− er geen sprake is van een bij ministeriële regeling aangewezen functie waarvoor een
VOG politiegegevens is vereist.
-
e. de aanvrager gedurende de voor zijn aanvraag relevante terugkijktermijn enige tijd
een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan. In dat geval wordt
de van toepassing zijnde terugkijktermijn (telkens) vermeerderd met de feitelijke
duur van de vrijheidsbeneming. Dit totdat de terugkijktermijn bestaat uit in totaal
vier jaren, dan wel de termijn als bedoeld onder a, b, c of d, waarin geen sprake
is geweest van vrijheidsbeneming.
Indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële
gegevens zijn aangetroffen, betrekt het COVOG bij de beoordeling van de aanvraag ook
alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn
liggen in de beoordeling van de aanvraag. Aan deze strafbare feiten komt, nu deze
buiten de terugkijktermijn hebben plaatsgevonden, onvoldoende gewicht toe om zelfstandig
te worden betrokken bij de beoordeling van de VOG-aanvraag. Deze strafbare feiten
worden echter wel betrokken bij de subjectieve criteria en zullen derhalve een rol
spelen bij de belangenafweging. Op grond van de zowel binnen als buiten de termijn
aangetroffen strafbare feiten wordt een inschatting gemaakt van het risico dat de
aanvrager opnieuw met justitie in aanraking komt.