In de afgelopen jaren heeft de wetgever meer betekenis toegekend aan de rol van consensualiteit.
In het strafprocesrecht is een geleidelijke verschuiving zichtbaar van de klassieke
gerechtelijke procedure naar een model waarin de onafhankelijke strafrechter instaat
voor de juiste toepassing van het materiële strafrecht, en consensualiteit een rol
kan spelen bij beslissingen die aan de procesrechten van partijen raken. Enkele voorbeelden
zijn het voortbouwend appel (art. 415 lid 2 Sv), de opdracht rekening te houden met de uitkomsten van herstelbemiddeling (art. 51h lid 2 Sv) en het afzien van oproeping van niet-verschenen getuigen met instemming van OM en
verdediging (art. 288 lid 3 Sv). Deze bepalingen hebben gemeen dat zij bijdragen aan de kwaliteit en effectiviteit
van het onderzoek ter terechtzitting doordat de inhoudelijke behandeling kan worden
toegespitst op hetgeen OM en verdediging verdeeld houdt. Dit leidt tot een beter gestroomlijnde
procesgang zonder afbreuk te doen aan de daarbij vereiste zorgvuldigheid.
Voortbouwend op deze ontwikkeling is het mogelijk consensualiteit tussen OM en verdediging
meer structureel tot uitgangspunt te nemen door op basis van wederkerigheid procesafspraken
te maken over de omvang van het geding dat aan de strafrechter wordt voorgelegd. Nu
de effectiviteit van een strafrechtelijke afdoening in belangrijke mate wordt bepaald
door de snelheid waarmee die kan plaatsvinden, kan daarmee een bijdrage aan de belangen
van slachtoffers, verdachten en de maatschappij worden geleverd. Het maken van procesafspraken
is een manier om zaken efficiënter en sneller af te kunnen doen doordat het onderzoek
ter terechtzitting daarmee kan worden toegespitst op de (geschil)punten waarover geen
overeenstemming kon worden bereikt. Een procesafspraak is nadrukkelijk géén buitengerechtelijke
afdoening. Procesafspraken introduceren een consensueel element in de gerechtelijke
procedure, maar leiden tot een onafhankelijk rechterlijk oordeel over de zaak en resulteren
in een vonnis. Het primaat van de zittingsrechter blijft volledig intact: de rechter
blijft verantwoordelijk voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv en voor het waarborgen van een eerlijke procesgang. Dit betekent ook dat de zittingsrechter
binnen de grenzen van de voorgelegde tenlastelegging ambtshalve (aanvullend) onderzoek
kan bevelen indien de zittingsrechter zulks in het belang van de materiële waarheidsvinding
acht.
De juridische basis voor het maken van procesafspraken is gelegen in het opportuniteitsbeginsel,
de grondslagleer en de procesautonomie van de verdediging. Het opportuniteitsbeginsel
houdt in dat het OM kan afzien van strafrechtelijke vervolging op gronden aan het
algemeen belang ontleend. Daarbij mag geen sprake zijn willekeur; de officier van
justitie betrekt de belangen van slachtoffers en de samenleving in zijn of haar afweging
om procesafspraken te maken. De grondslagleer betekent dat de strafrechter zich in
het onderzoek van de zaak beperkt tot de grondslag van de tenlastelegging. De officier
van justitie bepaalt door middel van de tenlastelegging de omvang van het strafrechtelijk
geschil dat aan de strafrechter wordt voorgelegd. De vrijheid om de eigen proceshouding
te bepalen brengt met zich dat een verdachte kan afzien van onderzoekswensen en het
voeren van bepaalde verweren. De Hoge Raad heeft de mogelijkheid tot het maken van
procesafspraken bevestigd in zijn arrest van 27 september 2022. De rechtsoverwegingen uit dit arrest, die in het bijzonder op het zogeheten afdoeningsvoorstel
betrekking hebben, zijn in acht genomen in het hiernavolgende kader dat ziet op de
totstandkoming van procesafspraken in brede zin, alsook in de randvoorwaarden – bedoeld
om recht te doen aan de belangen van verdachten, slachtoffers en samenleving – die
het OM hierbij in acht neemt.
Procesafspraken zijn bedoeld om bij te dragen aan een efficiënte en effectieve rechtsgang
in strafzaken waarbij tussen OM en verdediging overeenstemming wordt bereikt over
wat een passende afdoening zou zijn. Procesafspraken moeten strikt worden onderscheiden
van afspraken met een verdachte die bereid is een getuigenverklaring af te leggen
in de strafzaak tegen een andere verdachte, in ruil voor de toezegging dat bij vervolging
in zijn eigen strafzaak strafvermindering zal worden gevorderd. Voor dergelijke afspraken
bestaat een specifieke wettelijke regeling, de kroongetuigenregeling, die een ander doel dient: het verkrijgen van een getuigenverklaring die voor het
bewijs kan worden gebruikt in een strafzaak tegen een andere verdachte en die niet
op andere wijze kan worden verkregen dan met behulp van een toezegging van de officier
van justitie.