Subsidieregeling intergenerationeel wonen

[Regeling vervalt per 01-11-2030.]
Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 16-11-2024 t/m heden.

Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 7 juli 2023, kenmerk 3633224-1050445-DMO, houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor woonruimte waar jongeren betaalbaar kunnen samenleven met ouderen en de begeleiding daarbij (Subsidieregeling intergenerationeel wonen)

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en hoogte van de subsidie

  • 1 De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een verhuurder voor:

    • a. het verhuren van een woonruimte aan jongeren in een geclusterde woonvorm die bestemd is voor bewoning door ouderen; en

    • b. enkel in aanvulling op de activiteit, bedoeld onder a, het faciliteren van een begeleider voor de jongere woonachtig in een woonruimte in een geclusterde woonvorm bestemd voor ouderen.

  • 2 De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a. voor activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onder a, per jongere per woonruimte per maand:

      • 1°. € 200,–; of

      • 2°. 1/12 van het bedrag per kalenderjaar van de vergoeding voor vrijwilligers zoals omschreven in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Het gaat dan om het bedrag per kalenderjaar dat van toepassing is op het eerste jaar dat de subsidiabele activiteiten, bedoeld in het eerste lid, waarvoor de subsidie wordt verstrekt aanvangen;

    • b. voor activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, € 70 per uur voor de begeleiding van de jongere tot ten hoogste 4 uur per jongere per maand; en

    • c. maximaal € 1.000.000 per verhuurder per periode bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 4. Wijze van subsidieverstrekking

  • 2 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt bestaan de te subsidiëren activiteiten uit meetbare prestatie-eenheden en wordt de subsidie vastgesteld op een bedrag per gerealiseerde prestatie-eenheid waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd, voor ten hoogste het maximum aantal prestatie-eenheden dat door de minister bij de verlening is genoemd, overeenkomstig artikel 1.5, onder b, van de Kaderregeling.

Artikel 5. Staatssteun

  • 1 De uitvoering van de activiteiten, zoals genoemd in artikel 3, eerste lid, worden aangewezen als een DAEB.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de subsidieaanvrager met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat hem belast met en hij zich verplicht tot het verrichten van de DAEB, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6. Subsidievoorwaarden

  • 1 Subsidie wordt enkel verstrekt aan een verhuurder die op 1 januari van het jaar van het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening in het handelsregister stond ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit met een bijhorende SBI-code die in Bijlage 1 is opgenomen.

  • 2 De periode voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid:

    • a. wordt door de verhuurder beoogd uiterlijk aan te vangen binnen drie maanden na het besluit tot subsidieverlening; en

    • b. loopt tot en met 31 december van het eerste of het tweede jaar volgend op de datum van het besluit tot subsidieverlening.

  • 3 Subsidie wordt enkel verstrekt indien:

    • a. de geclusterde woonvorm:

    • b. de woonruimte wordt verhuurd of zal worden verhuurd aan een jongere die een leeftijd vanaf 18 tot en met 30 jaar heeft op het moment dat de huurovereenkomst wordt gesloten;

    • c. gedurende de subsidieperiode voor minimaal twee en maximaal tien jongeren per geclusterde woonvorm een woonruimte beschikbaar is;

    • d. een huurovereenkomst voor de woonruimte wordt opgesteld waarin in ieder geval wordt opgenomen:

      • 1°. de geboortedatum van de jongere;

      • 2°. een omschrijving van de woonruimte, waaronder of het een zelfstandige woning, als bedoeld in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of onzelfstandige woning betreft en het aantal m²;

      • 3°. de kale huurprijs;

      • 4°. een waarborg dat de kale huurprijs per maand niet hoger is dan het bedrag dat volgt uit de huurprijscheck verminderd met het bedrag dat wordt ontvangen aan subsidie voor de woonruimte op grond van de regeling; en

      • 5°. dat de jongere een bijdrage zal leveren aan de cohesie en sociale interactie in de geclusterde woonvorm bestemd voor ouderen en daarbij wordt begeleid door een begeleider.

  • 5 Indien sprake is van subsidiabele activiteiten die zien op meer dan een woonruimte, wordt daarvoor door de verhuurder per periode bedoeld in het tweede lid, één aanvraag ingediend.

  • 6 Subsidie wordt enkel opnieuw verstrekt aan een verhuurder na afloop van de periode, bedoeld in het tweede lid, van de reeds aan die verhuurder op grond van deze regeling verstrekte subsidie.

Artikel 7

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt voor het jaar 2025 € 1.000.000,–.

  • 2 De Minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst geldt.

Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening voor het kalenderjaar 2023 kan worden ingediend van 17 juli 2023 om 9.00 uur tot en met 15 september 2023 om 16.00 uur.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, die aanvangen in het kalenderjaar 2024 kan worden ingediend van 2 januari 2024 om 9.00 uur tot en met 31 mei 2024 om 16.00 uur.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening voor subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, die aanvangen in het kalenderjaar 2025 kan worden ingediend van 18 november 2024 om 09.00 uur tot en met 30 april 2025 om 16.00 uur.

  • 4 Voor de aanvraag, de verklaringen van de verhuurder, bedoeld in het vierde lid en de begroting, wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 5 Bij de aanvraag verklaart de verhuurder in een activiteitenplan:

  • 6 In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. een document waaruit blijkt dat sprake is van een geclusterde woonvorm bestemd voor ouderen dat uiterlijk op 1 januari van het jaar van het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening is vastgesteld en door eenieder op basis van openbare informatie verifieerbaar is;

    • b. het document dat het resultaat is van een ingevulde huurprijscheck van de woonruimte, per woonruimte;

    • c. een door de minister vastgestelde ondertekende overeenkomst voor het vestigen van een dienst van algemeen economisch belang, als bedoeld in artikel 5, tweede lid; en

    • d. een door de minister vastgestelde DAEB de-minimisverklaring.

Artikel 9. Bevoorschotting

  • 1 Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt verstrekt de minister bij het besluit tot subsidieverlening een voorschot ter hoogte van 100% van het in de subsidieverlening opgenomen subsidiebedrag, dat in één keer wordt uitbetaald.

  • 2 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt verstrekt de minister bij het besluit tot subsidieverlening een voorschot ter hoogte van 50% van het in de subsidieverlening opgenomen subsidiebedrag, dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 10. Verplichtingen

  • 1 Indien sprake is van leegstand van de woonruimte meldt de verhuurder dit schriftelijk in aanvulling op en in afwijking van artikel 5.7, eerste lid, van de Kaderreling:

    • a. bij minder dan drie maanden leegstand:

      • 1°. indien een verleende subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, uiterlijk op de laatste dag van de periode, bedoeld in artikel 6, tweede lid; of

      • 2°. indien een verleende subsidie € 25.000 of meer bedraagt ten tijde van de aanvraag tot subsidievaststelling;

    • b. bij drie maanden leegstand of meer, onverwijld na afloop van de drie maanden.

  • 2 De betaalde kale huurprijs mag niet hoger zijn dan die in de huurovereenkomst is opgenomen, behoudens verhogingen conform wet- en regelgeving.

Artikel 11. Aanvraag tot subsidievaststelling

Indien een verleende subsidie € 25.000 of meer bedraagt vraagt de verhuurder vaststelling van de subsidie aan binnen 22 weken na de datum, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2030, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd en vastgesteld.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling intergenerationeel wonen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

C. Helder

Bijlage 1. SBI-codes als bedoeld in artikel 5, eerste lid

Omschrijving activiteit

SBI-code

Woningbouwverenigingen en -stichtingen

68201

Gemeentelijke woningbedrijven

68202

Verhuur van overige woonruimte

68203

Verpleeghuizen

8710

Verzorgingshuizen

87.30.2