Instellingsbesluit Commissie van onderzoek mortierongeval Mali

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 18-02-2023 t/m heden.

Instellingsbesluit Commissie van onderzoek mortierongeval Mali

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Defensie;

  • b. commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een externe onafhankelijke commissie belast met de taak bedoeld in het tweede lid.

  • 2 De commissie heeft tot taak:

    • a. te onderzoeken of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen bij de werkwijzen die hebben geleid tot het mortierongeluk in Mali kan worden vastgesteld;

    • b. indien individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld, te beoordelen in hoeverre en op welke wijze hiervan sprake is geweest;

    • c. te onderzoeken hoe binnen het Ministerie van Defensie de besluitvorming is verlopen rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de opdracht aan de Tijdelijke Commissie onderzoek naar geconstateerde tekortkomingen mortierongeval Mali (commissie Van der Veer).

  • 3 De commissie is bevoegd over deelonderwerpen van haar onderzoeksopdracht tussentijds te rapporteren.

  • 4 De commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij daartoe bij de uitvoering van haar onderzoeksopdracht aanleiding ziet.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit vier leden, waaronder een voorzitter.

  • 2 De leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie onafhankelijk en onpartijdig uit.

  • 3 De voorzitter wordt door de Minister benoemd, de andere leden worden op voordracht van de voorzitter door de Minister benoemd.

  • 4 De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5 De leden van de commissie kunnen (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) op voordracht van de voorzitter worden geschorst en ontslagen door de Minister. De voorzitter kan (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4. Leden

Tot lid van de commissie worden benoemd:

  • a. P.E.J. den Oudsten, tevens voorzitter;

  • b. mr. C.A. Nooy;

  • c. prof. mr. H.J.B. Sackers;

  • d. prof. dr. P.L.J. Bos.

Artikel 6. Ondersteuning

  • 1 De commissie voorziet zelf in haar secretariaat.

  • 2 De leden van het secretariaat zijn voor de uitvoering van hun taak uitsluitend verantwoording schuldig aan (de voorzitter van) de commissie.

  • 3 De leden van het secretariaat zijn tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in verband van de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

  • 4 De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert en deelt dit met de Minister. In dit protocol beschrijft zij in ieder geval;

    • a. hoe zij personen hoort en daarvan verslag doet en op welke wijze de vertrouwelijkheid van informatie en de rechten en plichten van betrokkenen worden geborgd;

    • b. op welke wijze zij betrokkenen informeert over hun rechten en plichten, waaronder het recht zich bij te laten staan door een raadsman;

    • c. welke waarborgen in acht worden genomen indien in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2, onder a, van dit besluit een gerechtvaardigd vermoeden ten aanzien van een individu ontstaat dat sprake is nalatig en/of verwijtbaar handelen;

    • d. hoe zij vertrouwelijke c.q. gerubriceerde/gemerkte informatie behandelt, opslaat, en verwerkt;

    • e. hoe in het kader van hoor en wederhoor bevindingen worden voorgelegd aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben;

    • f. de procedure die zij in gang zet indien tijdens de uitvoering van het onderzoek bij haar het vermoeden ontstaat dat mogelijk sprake is van strafbare feiten;

    • g. hoe zij haar door de Minister verleende bevoegdheden zoals genoemd in artikel 8, leden 4 tot en met 6 zal uitoefenen.

    • h. hoe zij de nabestaanden en betrokkenen voorafgaand aan (deel)publicatie onder embargo informeert.

  • 3 De commissie draagt zorg voor naleving van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

  • 4 De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 5 Omdat sprake is van een onderzoek dat door externen wordt verricht is de Aanwijzing Interne voorvalonderzoeken Defensie (SG-989) niet van toepassing.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen onderzoekscommissie

  • 1 De commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2 Het Ministerie van Defensie verleent de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die zij nodig heeft.

  • 3 Ambtenaren van het Ministerie van Defensie zijn gehouden om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen ook als hun mogelijk een (ernstig) disciplinair verwijt zou kunnen worden gemaakt, voor zover deze samenhangt met hun (huidige dan wel voormalige) ambtelijke taak en binnen de van toepassing zijnde wettelijke kaders, tenzij zij hiermee gedwongen zouden worden aan hun eigen strafrechtelijke vervolging mee te werken.

  • 4 De commissie is gerechtigd in het kader van haar onderzoek kennis te nemen van gegevens die berusten bij het Ministerie van Defensie, ongeacht de merking of rubricering. Een geheimhoudingsplicht ter zake, rustend op (voormalig) ambtenaren van het Ministerie van Defensie vindt in dat geval ten overstaan van de commissie geen toepassing.

  • 5 De commissie is gerechtigd in het kader van haar onderzoek algemeen toegankelijke plaatsen, alsmede die terreinen en gebouwen die onder de verantwoordelijkheid van de Minister vallen, te betreden voor zover zij dat dienstig acht voor haar onderzoek.

  • 6 De commissie kan de Minister verzoeken een onderzoek in te stellen naar het gebruik van dienst e-mail en telefonisch berichtenverkeer, indien en voor zover zij een dergelijk onderzoek noodzakelijk acht voor de uitvoering van haar onderzoekstaak.

  • 7 De commissie maakt van zijn bevoegdheden in artikel 8 slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 8 Op de leden van de commissie, de secretaris, de overige leden van het onderzoeksteam en de andere personen die de commissie bijstaan rust een geheimhoudingsplicht met betrekking tot gemerkte en gerubriceerde gegevens als bedoeld in het vierde lid. De Minister kan de commissie aanwijzingen geven hoe met deze gegevens om te gaan.

  • 9 Zo nodig dienen de in het achtste lid van dit artikel genoemde personen een veiligheidsonderzoek te ondergaan.

  • 10 De commissie zal zich verantwoorden over de aan haar geboden medewerking in het onderzoeksrapport.

Artikel 10. Kosten van de onderzoekscommissie

  • 1 De kosten van de commissie komen, op basis van een door de Minister goedgekeurde begroting, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor huisvesting, de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid voor het laten verrichten van onderzoek, onverminderd de verantwoordelijkheid van Defensie als aanbestedende dienst;

    • c. de reiskosten voor binnenlandse reizen die worden vergoed op basis van voor werknemers in de sector Rijk geldende vergoedingsregelingen;

    • d. internationale reis- en verblijfkosten indien dit voor het onderzoek noodzakelijk is, conform de voor werknemers in de sector Rijk geldende vergoedingsregelingen;

    • e. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2 De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de Minister aan. Deze bevat de kosten van de commissie. De uitgaven van de commissie worden vastgelegd in een financieel overzicht. Over het financieel overzicht stelt de ADR een accountantsverklaring op.

Artikel 11. Eindrapport

  • 1 De commissie brengt een eindrapport uit aan de Minister.

  • 2 De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd tussentijds de door haar gewenste inlichtingen.

Artikel 12. Archiefbescheiden

  • 1 Het archief van de onderzoekscommissie wordt na afloop van de werkzaamheden van de commissie overgebracht naar het archief van het Ministerie van Defensie, Defensie Materieel Organisatie, Joint Informatievoorziening Commando, afdeling Informatiebeheer.

  • 2 Het beheer vindt plaats met inachtneming van de vigerende archiefwet en -regelgeving en door de onderzoekscommissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de onderzoekscommissie nadere afspraken maakt met het Ministerie van Defensie, Defensie Materieel Organisatie, Joint Informatievoorziening Commando, afdeling Informatiebeheer.

  • 3 De verplichtingen ter zake opslag, verwerking en vernietiging van gerubriceerde of gemerkte informatie worden in een separaat protocol vastgelegd.

Artikel 13. Vrijwaring

De Commissie, de leden van de Commissie en het secretariaat zijn zowel collectief als individueel gevrijwaard voor mogelijke claims van derden en financiële gevolgen met betrekking tot het uitvoeren van de opdracht onder artikel 2 van dit besluit, tenzij van hun zijde sprake is van opzet of grove schuld.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt ten aanzien van de artikelen 9 en 10 terug tot en met 1 december 2022 voor zover het gaat om voorbereidende werkzaamheden.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie van onderzoek mortierongeval Mali.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 10 februari 2023

De Minister van Defensie,

K.H. Ollongren