Beleidsregel verlagen subsidie GLB

Geraadpleegd op 02-05-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 19-12-2023

Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2022, nr. WJZ/ 22259319, houdende beleidsregels omtrent het verlagen van subsidie verleend voor plattelandsinterventies en sectorale interventies in het kader van Verordening (EU) 2021/2115 (Beleidsregel verlagen subsidie GLB)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • administratieve sanctie: het verlagen, wijzigen of intrekken van de subsidie naar aanleiding van een niet-naleving;

  • agrarisch collectief: vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de SVNL 2016;

  • ANLb: agrarisch natuur- en landschapsbeheer op grond van paragraaf 3 van de SVNL 2016;

  • baselinevoorwaarden: eisen, normen, voorschriften en voorwaarden als bedoeld in artikel 70, derde lid, van verordening (EU) 2021/2115, zoals opgenomen in bijlage 3 van de onderhavige beleidsregel;

  • bedrijfsperceel: oppervlakte die een deelnemer als behorende tot zijn bedrijf heeft geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op de door of namens de minister aangegeven wijze;

  • beschikte hectareprijs: het gemiddelde bedrag per hectare per jaar voor het realiseren van een leefgebied of onderdeel van een leefgebied, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening op grond van de SVNL 2016;

  • betaalverzoek: verantwoording als bedoeld in artikel 3.11, onderdeel g, van de SVNL 2016;

  • bevoegd gezag: afhankelijk van de betreffende subsidieregeling de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of Gedeputeerde Staten van de onderscheiden provincies;

  • conditionaliteiten: beheerseisen en GLMC-normen voor het in goede landbouw- en milieuconditie houden van landbouwareaal zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4 van de uitvoeringsregeling;

  • controle: uitoefening door ambtenaren van het bevoegd gezag of een controle instantie met de bevoegdheid tot toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de van toepassing zijnde wetgeving;

  • deelnemer: lid van een vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de SVNL 2016;

  • jaarbetaling: de naar aanleiding van een betaalverzoek jaarlijkse uitbetaling van een gedeelte van het totale bedrag zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening op grond van de SVNL 2016;

  • maximale vergoeding: maximale vergoeding die betaald mag worden voor het uitvoeren van een beheeractiviteit in het kader van het ANLb;

  • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • Nationaal Strategisch Plan GLB: het Nederlandse Nationaal Strategisch Plan, zijnde een strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 104, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2115;

  • niet-naleving: overtreding van de subsidievoorwaarden of subsidieverplichtingen, inclusief een onregelmatigheid als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EU) 2021/2116;

  • plattelandsinterventie: interventie als bedoeld in artikel 69 van verordening (EU) 2021/2115;

  • REES 2021: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021;

  • referentieperceel: oppervlakte als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2022/1172;

  • sectorale interventie: interventie als bedoeld in artikel 42 van verordening (EU) 2021/2115;

  • SVNL 2016: Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies;

  • uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling GLB 2023;

  • verordening (EU) nr. 1305/2013: Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) 2021/2115: Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • verordening (EU) 2021/2116: Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • verordening (EU) 2022/126: Gedelegeerde verordening (EU) 2022/126 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad met aanvullende eisen voor bepaalde interventietypes die de lidstaten in het kader van die verordening in hun strategisch GLB-plan voor de periode 2023–2027 uitwerken, alsmede regels voor het aandeel in het kader van norm 1 inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) (PbEU 2022, L 20);

  • verordening (EU) 2022/128: Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PbEU 2022, L 20);

  • verordening (EU) 2022/1172: Gedelegeerde verordening (EU) 2022/1172 van de Commissie van 4 mei 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toepassing en berekening van administratieve conditionaliteitssancties (PbEU 2022, L 183).

Artikel 1.2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op subsidies voor plattelandsinterventies en sectorale interventies verstrekt op grond van:

Artikel 1.3. Doel

  • 1 Ter uitvoering van artikel 59, eerste lid, onderdeel d, van verordening (EU) 2021/2116 worden administratieve sancties vastgesteld om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie te waarborgen.

Artikel 1.4. Overmacht en uitzonderlijke omstandigheden

  • 1 De subsidieontvanger die een beroep wil doen op overmacht of uitzonderlijke omstandigheden doet hiervan zo spoedig mogelijk een melding bij het bevoegd gezag op de door of namens het bevoegd gezag aangegeven wijze.

  • 2 Het bevoegd gezag legt in elk geval geen administratieve sanctie op in de gevallen genoemd in artikel 59, vijfde lid, tweede alinea, onderdelen a, b en c, en artikel 84, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 2021/2116.

Artikel 1.5. Kennelijke fout

  • 1 In aanvulling op artikel 59, zesde lid, verordening (EU) 2021/2116 kunnen de aanvraag en eventuele daarbij overgelegde bewijsstukken, na de indiening ervan worden gecorrigeerd en aangepast indien sprake is van een kennelijke fout.

  • 2 Van een kennelijke fout kan sprake zijn indien:

    • a. er een tegenstrijdigheid zit in de door of namens de subsidieontvanger verstrekte gegevens, die wijst op een vergissing;

    • b. de tegenstrijdigheid eenvoudig kan worden geconstateerd tijdens een administratieve controle van de subsidieaanvraag of de bewijsstukken; en

    • c. de subsidieontvanger te goeder trouw heeft gehandeld.

  • 3 Het bevoegd gezag geeft geen toepassing aan artikel 1.3, tweede lid, indien de niet-naleving het gevolg is van een kennelijke fout.

Artikel 1.6. Omzeilingsclausule

Het bevoegd gezag kan ter uitvoering van artikel 62 van verordening (EU) 2021/2116 een subsidie intrekken of wijzigen indien vast is komen te staan dat de subsidieontvanger kunstmatig de voorwaarden heeft gecreëerd om voor de subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 1.7. Terugvordering

  • 2 Indien sprake is van een onverschuldigde betaling, wordt het onverschuldigd betaalde bedrag teruggevorderd. Het bevoegd gezag zet een invordering niet voort, indien:

    • a. het van de subsidieontvanger in een kalenderjaar terug te vorderen bedrag, exclusief rente, niet hoger is dan 100 euro; of

    • b. de terugvordering onmogelijk is als gevolg van erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de niet-naleving.

Hoofdstuk 2. Voorschriften inzake agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Artikel 2.1. Maximale verlagingen

  • 1 De administratieve sancties die op grond van dit hoofdstuk toegepast worden, kunnen niet meer dan 100% van de totale subsidie of de jaarbetaling bedragen.

  • 2 Artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien de onverschuldigde betaling mede samenhangt met een niet-naleving van de conditionaliteiten als bedoeld in artikel 2.11 en het totaalbedrag van de onverschuldigde betaling hierdoor hoger is dan 100 euro.

Artikel 2.2. Berekening jaarbetaling

  • 1 Het bevoegd gezag berekent aan de hand van het betaalverzoek en de uitgevoerde controles de jaarbetaling overeenkomstig dit artikel.

  • 2 Het bevoegd gezag maakt twee berekeningen, waarbij:

    • a. de eerste berekening is gebaseerd op het subsidiabel areaal landbouwgrond en landschapselementen, vermenigvuldigd met de beschikte hectareprijs;

    • b. de tweede berekening is gebaseerd op de omvang van de subsidiabele beheeractiviteiten, vermenigvuldigd met de maximale vergoeding.

  • 3 Op de in het tweede lid bedoelde berekeningen brengt het bevoegd gezag het totaalbedrag van administratieve sancties in mindering die op grond van de toepasselijke EU-verordeningen en het onderhavige hoofdstuk toegepast zouden moeten worden.

  • 4 Het bevoegd gezag betaalt, na toepassing van het tweede en derde lid, het laagste van de twee bedragen als jaarbetaling uit, met dien verstande dat het bedrag in het betaalverzoek wordt uitbetaald indien dit lager is dan het in het onderhavige lid bedoelde bedrag.

Artikel 2.3. Verlagingen in verband met beheer en herstelmogelijkheid

  • 1 Indien een agrarisch collectief een beheeractiviteit waartoe zij zich heeft verbonden niet of niet juist uitvoert, legt het bevoegd gezag voor die beheeractiviteit een administratieve sanctie op overeenkomstig bijlage 1.

  • 2 Indien een niet-naleving als bedoeld in het eerste lid wordt geconstateerd, wordt de toekenning en uitbetaling van de subsidie of jaarbetaling geschorst en het agrarisch collectief verzocht de niet-naleving te herstellen binnen een termijn van maximaal drie maanden, tenzij:

    • a. sprake is van opzet;

    • b. herstel niet meer mogelijk is.

  • 3 Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de hersteltermijn, bedoeld in het tweede lid, reëel is.

  • 4 Indien meerdere niet-nalevingen zijn geconstateerd, wordt per geconstateerde niet-naleving een administratieve sanctie bepaald en worden deze administratieve sancties gecumuleerd.

  • 5 De administratieve sanctie, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast op de jaarbetaling. De administratieve sanctie wordt berekend als een percentage van de maximale vergoeding voor de betreffende beheeractiviteit.

Artikel 2.4. Minimum- en maximumpercentages beheeractiviteit

  • 1 Indien in een beheeractiviteit is opgenomen dat die activiteit op een bepaald minimumpercentage van het leefgebied uitgevoerd moet worden en het agrarisch collectief hieraan niet voldoet, dan wordt de subsidiabele omvang van dat leefgebied door het bevoegd gezag zodanig verlaagd dat de oppervlakte waarop de betreffende beheeractiviteit is uitgevoerd gelijk is aan het vereiste minimumpercentage van het leefgebied.

  • 2 Voor de berekening of de beheeractiviteit op het vereiste minimumpercentage is uitgevoerd tellen beheeractiviteiten waarvan de wijziging of melding is gedaan buiten de in de derde kolom van bijlage 2 gestelde termijn niet mee.

  • 3 Na de toepassing van het eerste en tweede lid wordt door het bevoegd gezag voor de betreffende beheeractiviteit een administratieve sanctie opgelegd die wordt berekend door de maximale vergoeding voor die beheeractiviteit te vermenigvuldigen met het aantal hectares van het leefgebied dat niet langer subsidiabel is.

  • 4 Indien in een beheeractiviteit is opgenomen dat die activiteit op niet meer dan een bepaald maximumpercentage van het leefgebied uitgevoerd mag worden en het agrarisch collectief dit maximumpercentage overschrijdt, dan is de betreffende beheeractiviteit niet subsidiabel voor zover die boven dat maximumpercentage is uitgevoerd.

  • 5 Indien een beheeractiviteit meerdere minimum- of maximumpercentages kent, dan worden voor de toepassing van het eerste en vierde lid slechts die oppervlaktes bij elkaar geteld waarvoor hetzelfde minimum- én maximumpercentage geldt.

Artikel 2.5. Verlagingen bij onderrealisatie leefgebied

  • 1 Indien een agrarisch collectief ten aanzien van één of meerdere leefgebieden niet voldoet aan het minimum aantal hectares zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, dan wordt de jaarbetaling voor het betreffende leefgebied en kalenderjaar door het bevoegde gezag:

    • a. verlaagd met het bedrag dat wordt gevormd door het verschil tussen de geconstateerde oppervlakte en het minimum aantal te realiseren hectares te vermenigvuldigen met de beschikte hectareprijs, wanneer de afwijking kleiner dan of gelijk is aan 5%;

    • b. verlaagd met twee keer het bedrag dat voortvloeit uit onderdeel a, wanneer de afwijking meer dan 5% bedraagt, maar kleiner of gelijk is aan 25%;

    • c. verlaagd met drie keer het bedrag dat voortvloeit uit onderdeel a, wanneer de afwijking meer dan 25% bedraagt, maar kleiner of gelijk is aan 50%;

    • d. niet verstrekt wanneer de afwijking meer dan 50% bedraagt.

  • 2 De afwijking, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, wordt berekend door de som van de te realiseren minimum aantal hectares van elk leefgebied zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening te vergelijken met de som van het gerealiseerde aantal subsidiabele hectares van elk leefgebied, waarbij voor deze berekening het gerealiseerde aantal subsidiabele hectares per leefgebied niet groter kan zijn dan het maximum aantal hectares dat is opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening voor het betreffende leefgebied.

  • 3 Indien de verlaging die op grond van dit artikel opgelegd moet worden groter is dan de jaarvergoeding voor het betreffende leefgebied, dan:

    • a. verrekent het bevoegd gezag het nog openstaande bedrag overeenkomstig artikel 31 van verordening (EU) 2022/128 of, indien dit niet mogelijk is;

    • b. vordert het bevoegd gezag het nog openstaande bedrag terug overeenkomstig artikel 1.7.

Artikel 2.6. Intekenen buiten bedrijfsperceel

Indien een agrarisch collectief in het betaalverzoek oppervlaktes opgeeft die geen bedrijfsperceel zijn, verstrekt het bevoegd gezag voor die oppervlaktes geen subsidie.

Artikel 2.7. Verhinderen controle of monitoringswerkzaamheden

  • 1 De jaarbetaling wordt door het bevoegd gezag geweigerd indien het agrarisch collectief verhindert dat door of namens het bevoegd gezag een controle ter plaatse wordt uitgevoerd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien een deelnemer de uitvoering van de controle ter plaatse verhindert, door het bevoegd gezag geen jaarbetaling verstrekt voor de hectares waarmee die deelnemer in het betreffende jaar deelneemt aan het beheer.

  • 3 Indien het agrarisch collectief of een deelnemer verhindert dat door of namens het bevoegd gezag monitoringswerkzaamheden inzake het beheer worden uitgevoerd, wordt de jaarbetaling voor de beheeractiviteiten die zijn uitgevoerd op de oppervlakte waarop de monitoringswerkzaamheden betrekking hadden door het bevoegd gezag geweigerd of, indien de jaarbetaling voor die beheeractiviteiten reeds is uitbetaald, teruggevorderd overeenkomstig artikel 1.7.

Artikel 2.8. Niet-naleving administratieve verplichtingen

  • 1 Indien een agrarisch collectief niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.11, onderdelen b en g, van de SVNL 2016, wordt de jaarbetaling door het bevoegd gezag verlaagd met 1% per werkdag dat niet voldaan wordt aan de betreffende subsidieverplichting.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de jaarbetaling door het bevoegd gezag geweigerd indien een agrarisch collectief de in artikel 3.11, onderdelen b en g, van de SVNL 2016 genoemde termijnen met meer dan 25 werkdagen overschrijdt.

  • 3 Indien een agrarisch collectief een opgave, wijziging of melding doet na het verstrijken van de daarvoor in de derde kolom van bijlage 2 gestelde termijn, wordt de jaarbetaling voor de betreffende beheeractiviteit door het bevoegd gezag verlaagd met 1% per werkdag dat niet voldaan wordt aan de betreffende termijn.

  • 4 In afwijking van het derde lid wordt de jaarbetaling voor de betreffende beheeractiviteit door het bevoegd gezag geweigerd indien een agrarisch collectief een opgave, wijziging of melding doet na het verstrijken van de daarvoor in de vierde kolom van bijlage 2 gestelde termijn.

  • 5 Indien uit het betaalverzoek blijkt dat een agrarisch collectief niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel m, van de SVNL 2016, dan wordt door het bevoegd gezag geen jaarbetaling verstrekt voor de beheeractiviteit waarvan het leefgebied en de beheerfunctie niet overeenkomt met het leefgebied en de beheerfunctie van de als eerste opgegeven beheeractiviteit.

  • 6 Indien uit het betaalverzoek blijkt dat een agrarisch collectief niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel n, van de SVNL 2016, dan wordt door het bevoegd gezag geen jaarbetaling verstrekt voor de beheeractiviteiten die op de betreffende oppervlakte zijn uitgevoerd, tenzij de overdracht van het recht tot gebruik van de betreffende oppervlakte plaatsvindt op of na 1 oktober.

  • 7 Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 3.11a van de SVNL 2016, dan wordt door het bevoegd gezag geen jaarbetaling verstrekt voor de beheeractiviteiten die door de betreffende deelnemer op de betreffende oppervlakte zijn uitgevoerd, tenzij de overdracht van het recht tot gebruik van de betreffende oppervlakte plaatsvindt na 1 september.

Artikel 2.9. Herhaalde niet-naleving

  • 1 In geval van een herhaalde niet-naleving van de in artikel 2.4, eerste lid, artikel 2.5, eerste lid, of artikel 2.8, eerste of derde lid, bedoelde subsidieverplichtingen, worden de in die artikelen genoemde administratieve sancties door het bevoegde gezag verhoogd met:

    • a. 1% bij een eerste herhaling van dezelfde niet-naleving;

    • b. 5% bij een tweede of verdere herhaling van dezelfde niet-naleving.

  • 2 Er is sprake van een herhaalde niet-naleving als bedoeld in het eerste lid wanneer dezelfde niet-naleving zich eenmaal herhaalt binnen drie opeenvolgende kalenderjaren vanaf en met inbegrip van het jaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden, doch niet eerder dan 2023.

  • 3 In geval van een herhaalde niet-naleving van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde subsidieverplichting, wordt de in dat artikel genoemde administratieve sanctie door het bevoegde gezag verhoogd met:

    • a. 10% bij een eerste herhaling van dezelfde niet-naleving;

    • b. 20% bij een tweede of verdere herhaling van dezelfde niet-naleving.

  • 4 Er is sprake van een herhaalde niet-naleving als bedoeld in het derde lid wanneer door dezelfde deelnemer dezelfde niet-naleving zich eenmaal herhaalt binnen drie opeenvolgende kalenderjaren vanaf en met inbegrip van het jaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden, doch niet eerder dan 2023.

Artikel 2.10. Niet-naleving van baselinevoorwaarden

  • 1 Indien een deelnemer één of meerdere baselinevoorwaarden als bedoeld in bijlage 3 niet naleeft, wordt voor de hectares waarop de niet-naleving heeft plaatsgevonden door het bevoegd gezag geen jaarbetaling verstrekt.

  • 2 Het bevoegd gezag past de in het eerste lid bedoelde administratieve sanctie slechts toe voor zover de niet-naleving verband houdt met het beheer waarmee de deelnemer in het betreffende jaar deelneemt, tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.12, tweede lid.

  • 3 Indien de betreffende baselinevoorwaarde tevens een conditionaliteit is, laat de toepassing van het eerste en tweede lid de op het bevoegd gezag rustende verplichting onverlet om over de resterende hectares waarmee de deelnemer in het betreffende jaar deelneemt aan het beheer een administratieve sanctie overeenkomstig artikel 2.11 toe te passen.

Artikel 2.11. Niet-naleving van de conditionaliteiten

  • 1 Indien een deelnemer één of meerdere conditionaliteiten niet naleeft, wordt de jaarbetaling door het bevoegd gezag verlaagd.

  • 2 De administratieve sanctie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend overeenkomstig de artikelen 84, eerste lid, 85 van verordening (EU) 2021/2116 en hoofdstuk III van verordening (EU) 2022/1172, met dien verstande dat het daaruit resulterende verlagingspercentage wordt toegepast op het bedrag dat voortvloeit uit de vermenigvuldiging van de beschikte hectareprijs en het aantal hectares waarmee de deelnemer in het betreffende jaar deelneemt aan het beheer.

  • 3 De artikelen 32, 33 en 35 van de uitvoeringsregeling zijn van overeenkomstige toepassing. Waar in voornoemde artikelen gesproken wordt van ‘landbouwer’ en ‘de minister’ wordt voor de toepassing van het onderhavige artikel gelezen ‘deelnemer’ respectievelijk ‘het bevoegd gezag’.

Artikel 2.12. Inzet ANLb-beheer als bufferstrook of niet-productieve grond

  • 1 Voor zover een deelnemer een oppervlakte waarmee hij in het betreffende jaar deelneemt aan het beheer inzet als bufferstrook, bedoeld in artikel 32, onderdeel b, in samenhang met bijlage 4, onder 4 en 4.a, van de uitvoeringsregeling, wordt door het bevoegd gezag geen jaarbetaling verstrekt voor zover in die bufferstrook een beheeractiviteit wordt uitgevoerd die is gericht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen, dan wel het geheel of gedeeltelijk afzien daarvan.

  • 2 Het in het kader van het beheer gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen in de in het eerste lid bedoelde bufferstrook is een niet-naleving als bedoeld in artikel 2.10.

  • 3 Voor zover een deelnemer een oppervlakte waarmee hij in het betreffende jaar deelneemt aan het beheer inzet als niet-productieve grond als bedoeld in artikel 32, onderdeel b, in samenhang met bijlage 4, onder 8, eerste tot en met zevende lid, van de uitvoeringsregeling, wordt door het bevoegd gezag de jaarbetaling voor de betreffende beheeractiviteit verlaagd met de inkomstendervingscomponent zoals die voor het betreffende jaar en de betreffende activiteit is opgenomen in bijlage 4 van de SVNL 2016.

Artikel 2.13. Intrekken certificaat

De beschikking tot subsidieverlening wordt met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van -het subsidietijdvak ingetrokken indien het in artikel 3.11, onderdeel h, van de SVNL 2016 bedoelde certificaat van het agrarisch collectief ingetrokken wordt.

Hoofdstuk 3. Voorschriften inzake overige plattelandsinterventies en sectorale interventies

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 3.1. Toepassingsbereik

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op plattelandsinterventies, met uitzondering van agrarisch natuur- en landschapsbeheer, en op sectorale interventies.

  • 3 Dit hoofdstuk is, met uitzondering van paragraaf 3, niet van toepassing op subsidies verstrekt op grond van hoofdstuk 5, titel 5.5, van de REES 2021.

Artikel 3.2. Subsidie verlagen

  • 2 De administratieve sanctie wordt bij de subsidievaststelling toegepast op het, overeenkomstig bijlage 4, tabel I, bepaalde verleende of vastgestelde, subsidiebedrag van de activiteit waarop de niet-naleving betrekking heeft.

  • 3 In afwijking van het tweede lid geldt voor de sectorale interventies dat de administratieve sanctie bij de vaststelling van een activiteit of uitgavenpost wordt toegepast op het aangevraagde subsidiebedrag voor die activiteit of uitgavenpost.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag een hoger verlagingspercentage toepassen indien de ernst, omvang of het permanente karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.

  • 5 Indien sprake is van een andere niet-naleving dan bedoeld in bijlage 4, wordt een administratieve sanctie toegepast waarbij voor het verlagingspercentage wordt aangesloten bij de verlagingspercentages zoals opgenomen in Bijlage 4, deel I.

Artikel 3.3. Herstelmogelijkheden

  • 1 Het bevoegd gezag geeft pas toepassing aan artikel 3.2 nadat zij heeft geconstateerd dat een herstelmogelijkheid niet passend is.

  • 2 Een herstelmogelijkheid is in ieder geval niet passend als de niet-naleving een permanent karakter heeft of indien niet alsnog aan de gestelde verplichtingen kan worden voldaan.

  • 3 Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de hersteltermijn reëel is.

Artikel 3.4. Herhaalde niet-naleving

  • 1 In geval van een herhaalde niet-naleving verhoogt het bevoegd gezag de in bijlage 4, tabel I, genoemde percentages met:

    • a. 1 procentpunt bij de eerste herhaling van dezelfde niet-naleving;

    • b. 5 procentpunten bij de tweede of frequentere herhaling van dezelfde niet-naleving.

  • 2 Er is sprake is van een herhaalde niet-naleving als de niet-naleving binnen een subsidieverlening al eerder is geconstateerd ten aanzien van dezelfde begunstigde.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt voor de sectorale interventie groenten en fruit bekeken of de niet-naleving binnen één operationeel programma wordt herhaald.

Artikel 3.5. Stapeling niet-nalevingen

  • 1 In geval van stapelingen van niet-nalevingen past het bevoegd gezag verlagingen toe in de volgorde van de hoogte van de op te leggen verlagingen, van hoog naar laag. Bij de achtereenvolgende verlagingen wordt steeds rekening gehouden met de reeds toegepaste verlaging.

  • 2 Bij meerdere aanbestedingsfouten in één en dezelfde opdracht is slechts de hoogste van de van toepassing zijnde verlagingen van toepassing.

  • 3 Het verlagingspercentage bedraagt maximaal 100% van de subsidieverlening.

Artikel 3.6. Aanbesteding

  • 1 Het bevoegd gezag past alleen een verlaging toe voor het niet naleven van de aanbestedingsregels als:

    • a. de subsidieontvanger aanbestedingsplichtig is op grond van de Aanbestedingswet 2012;

    • b. de subsidieontvanger de Aanbestedingswet 2012 niet of niet geheel naleeft; en

    • c. sprake is van een overtreding genoemd in bijlage 4, tabel II.

  • 2 Het bevoegd gezag past geen verlaging toe voor het niet naleven van de aanbestedingsregels als de niet-naleving slechts van formele aard is, zonder mogelijke financiële gevolgen.

Artikel 3.7. Controle verhinderen

Indien de begunstigde of zijn vertegenwoordiger de uitvoering van een controle verhindert, wordt de betrokken steun- of betalingsaanvraag afgewezen, behalve in gevallen als bedoeld in artikel 1.4.

Paragraaf 2. Specifieke bepalingen sectorale interventie groenten en fruit

Artikel 3.8. Algemeen niet-naleving

  • 1 Indien aan het einde van het operationele programma niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 50, zevende lid, onderdelen a, b en c, van verordening 2021/2115, wordt de subsidie verlaagd met het bedrag dat voor deze sectorale doelstellingen dan wel voor de niet uitgevoerde projecten, activiteiten of uitgavenposten is verleend, maar niet in de aanvraag tot vaststelling is opgenomen.

  • 2 Indien in een uitvoeringsjaar het maximum voor de uitgaven voor interventies, bedoeld in artikel 50, zevende lid, onderdeel d, van verordening 2021/2115, wordt overschreden, wordt de subsidie verlaagd tot het bedrag dat overeenkomt met dat percentage.

  • 3 Indien een producentenorganisatie heeft verzuimd om wijzigingen als bedoeld in artikel 5.2.50 van de REES 2021 onverwijld te melden, wordt het vast te stellen subsidiebedrag verlaagd met het bedrag van het project, de activiteit of de uitgavenpost waar de wijziging betrekking op heeft.

  • 4 Indien in aanvulling op artikel 3.7, een producentenorganisatie, inclusief haar leden of relevante vertegenwoordigers, de uitvoering van een controle verhindert in het kader van een verzoek tot erkenning of controle op de erkenningsvoorwaarden, wordt de goedkeuring van een operationeel programma of een vaststellingsaanvraag afgewezen.

Artikel 3.9. Uit de markt nemen

  • 1 Indien bij de in artikel 5.3.174 van de REES 2021 bedoelde controle blijkt dat producten niet voldoen aan de kwaliteitseisen of niet overeenkomen met de hoeveelheden die in de artikel 5.3.174 van de REES 2021 bedoelde melding zijn opgenomen, dan wordt slechts toestemming tot het uit de markt nemen van producten verleend, voor dat deel van de melding dat overeenkomt met de geconstateerde hoeveelheden of de hoeveelheden die voldoen aan de kwaliteitseisen.

  • 2 Indien blijkt dat de uit de markt genomen producten zijn weggewerkt in strijd met artikel 5.3.177 van de REES 2021 of indien het uit de markt nemen negatieve ecologische of fytosanitaire gevolgen heeft gehad, wordt de subsidie verlaagd tot het bedrag waarvoor de producten wel zijn weggewerkt in overeenstemming met artikel 5.3.177 van de REES 2021 of zonder negatieve ecologische of fytosanitaire gevolgen.

  • 3 Indien blijkt dat ontvangers van uit de markt genomen producten niet voldoen aan de aan hen gestelde eisen, worden zij:

    • a. uitgesloten van het recht op ontvangst van de producten die uit de markt zijn genomen; en

    • b. verplicht de waarde van door hen ontvangen producten plus de betrokken sorteer-, verpakkings- en vervoerskosten aan de minister te betalen;

  • 4 De in derde lid, onderdeel a, bedoelde uitsluiting wordt onmiddellijk van kracht en duurt ten minste één jaar met de mogelijkheid van verlenging.

Artikel 3.10. Niet oogsten

  • 1 Indien bij de in artikel 5.3.182 van de REES 2021 bedoelde controle blijkt dat producten niet voldoen aan de in artikel 17 van verordening (EU) 2022/126 gestelde eisen of het areaal niet overeenkomt met het areaal dat is opgegeven in de artikel 5.3.182 van de REES 2021 bedoelde melding, dan wordt slechts toestemming tot het niet oogsten gegeven voor dat areaal dat voldoet aan de gestelde eisen of dat overeenkomt met het geconstateerde areaal.

  • 2 Indien blijkt dat de niet geoogste producten zijn weggewerkt in strijd met artikel 5.3.184 van de REES 2021 of indien het niet oogsten negatieve ecologische of fytosanitaire gevolgen heeft gehad, wordt de subsidie verlaagd tot het bedrag waarvoor de producten wel zijn weggewerkt in overeenstemming met artikel 5.3.184 van de REES 2021 of zonder negatieve ecologische of fytosanitaire gevolgen.

Artikel 3.11. Groen oogsten

  • 1 Indien bij de in artikel 5.3.182 van de REES 2021 bedoelde controle blijkt dat producten niet voldoen aan de in artikel 17 van verordening (EU) 2022/126 gestelde eisen of het areaal niet overeenkomt met het areaal dat is opgegeven in de artikel 5.3.182 van de REES 2021 bedoelde melding, dan wordt slechts toestemming tot het groen oogsten gegeven voor dat areaal dat voldoet aan de gestelde eisen of dat overeenkomt met het geconstateerde areaal.

  • 2 Indien blijkt dat de groen geoogste producten zijn weggewerkt in strijd met artikel 5.3.184 van de REES 2021 of indien het groen oogsten negatieve ecologische of fytosanitaire gevolgen heeft gehad, wordt de subsidie verlaagd tot het bedrag waarvoor de producten wel zijn weggewerkt in overeenstemming met artikel 5.3.184 van de REES 2021 of zonder negatieve ecologische of fytosanitaire gevolgen.

Artikel 3.12. Inspanning producentenorganisatie

Indien een producentenorganisatie, na daartoe een dwingende aanwijzing te hebben ontvangen, naar het oordeel van de minister onvoldoende inspanningen heeft verricht om de projecten op zodanige wijze uit te voeren, dat alles in het werk is gesteld om de verwachte meetbare resultaten te behalen, dan wordt het vast te stellen subsidiebedrag verlaagd met het bedrag dat is gerelateerd aan de betreffende sectorale doelstelling van het betreffende project.

Artikel 3.13. Stoppen operationeel programma en beëindiging erkenning

  • 1 Indien een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties de uitvoering van haar operationele programma, ook in het geval van al dan niet vrijwillige intrekking van de erkenning, vóór het einde van de geplande looptijd ervan stopzet, worden geen verdere betalingen aan die organisatie of unie gedaan voor acties die na de datum van stopzetting worden uitgevoerd.

  • 2 De steun die vóór de stopzetting van het operationele programma is ontvangen voor subsidiabele acties, wordt teruggevorderd, indien:

    • a. de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties niet aan de erkenningscriteria heeft voldaan;

    • b. de in artikel 5.2.45 van de REES 2021 bedoelde meetbare resultaten, zoals vastgelegd in het operationele programma, niet zijn verwezenlijkt op het moment van stopzetting; of

    • c. de investeringen die met bijstand uit het actiefonds zijn gefinancierd, niet in het bezit blijven van en gebruikt worden door de producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of haar dochternemingen die aan het vereiste van 90% als bedoeld in artikel 31, zevende lid, van Verordening (EU) 2022/126 voldoen of haar leden tot ten minste het einde van de in artikel 5.2.63 van de REES 2021 bedoelde periode.

Paragraaf 3. Specifieke bepalingen brede weersverzekering

Artikel 3.14. Voorschriften inzake brede weersverzekering

Voor subsidies die worden verstrekt op grond van hoofdstuk 5, titel 5.5, van de REES 2021 geldt dat:

  • a. indien de verstrekte subsidie lager is dan de aangevraagde subsidie als gevolg van een bij besluit van de minister vastgestelde verlaging van de subsidie, de landbouwer de met dit verschil overeenkomende premie dient te voldoen aan de verzekeraar vóór 1 juli volgend op het jaar van de aanvraag;

  • b. indien de landbouwer niet of niet geheel het in onderdeel a bedoelde bedrag tijdig heeft betaald, de subsidie evenredig percentueel wordt verlaagd met het verschil tussen het bedrag dat tijdig is betaald en het bedrag dat had moeten zijn betaald;

  • c. indien blijkt dat de totale oppervlakte van de te verzekeren percelen zoals aangegeven in de subsidieaanvraag lager is dan de oppervlakte vermeld in de verzekeringspolis, de subsidie evenredig procentueel wordt verlaagd met het vastgestelde verschil.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1. Intrekking en overgangsrecht

De Beleidsregel verlagen subsidie POP wordt ingetrokken maar blijft van toepassing ten aanzien van subsidieverleningen voor plattelandsontwikkeling in het kader van verordening (EU) nr. 1305/2013.

Artikel 4.2. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verlagen subsidie GLB.

Artikel 4.3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang 1 januari 2023.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 december 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

P. Adema

Bijlage 1. Verlagingen ANLb-beheer als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid

<Niet-naleving voorschriften beheeractiviteit>

Omvang, ernst en duur

Effect op 0%–25% van de beheerde oppervlakte

Effect op 25%–50% van de beheerde oppervlakte

Effect op 50%–100% van de beheerde oppervlakte

Afwijking heeft weinig effect op het realiseren van de doelstelling van de beheeractiviteit, en is binnen een termijn van maximaal 3 maanden te herstellen

Geen verlaging

Geen verlaging

Geen verlaging

Heeft weinig effect op de realisatie doelstelling van de beheeractiviteit.

Verlaging bedraagt 10% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Verlaging bedraagt 15% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Verlaging bedraagt 30% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Heeft een aanzienlijk effect op de realisatie van de doelstelling van de beheeractiviteit.

Verlaging bedraagt 15% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Verlaging bedraagt 30% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Verlaging bedraagt 60% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

De realisatie van de doelstelling van de beheeractiviteit komt in gevaar.

Verlaging bedraagt 30% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Verlaging bedraagt 60% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Verlaging bedraagt 100% van de betaling in het jaar dat de niet-naleving heeft plaatsgevonden.

Bijlage 2. Opgave-, wijzigings- en meldingstermijnen ANLb als bedoeld in de artikelen 2.4, tweede lid, en 2.8, derde en vierde lid

 

Verplichting

Korting met 1% per werkdag indien de onderstaande termijnen worden overschreden:

Geen jaarbetaling indien de onderstaande termijnen worden overschreden:

Artikel 3.11, onderdeel d, van de SVNL 2016

(opgave en wijzigen van beheeractiviteiten)

• Opvoeren nieuwe activiteiten c.q. wijzigen van activiteiten

Uiterlijk 7 kalenderdagen vóór het starten van de activiteit

Daags vóór de start van de activiteit

• periode verlengen (=verlengen rustperiode of inundatieperiode)

7 kalenderdagen vóór de oorspronkelijke einddatum

Daags vóór de oorspronkelijke einddatum

• periode verkorten (=verkorten of naar voren halen rustperiode of inundatieperiode)

7 kalenderdagen vóór de nieuwe einddatum

Daags vóór de nieuwe einddatum

• Opvoeren c.q. wijzigen startdatum1

7 kalenderdagen vóór de (nieuwe) startdatum

Daags vóór de (nieuwe) startdatum

• Opvoeren c.q. wijzigen ingangsdatum aanwezigheid gewasresten (activiteit 9)2

7 kalenderdagen vóór de (nieuwe) ingangsdatum aanwezigheid van de gewasresten

Daags vóór de (nieuwe) ingangsdatum aanwezigheid van de gewasresten

Artikel 3.11, onderdeel l, van de SVNL 2016

(melden uitvoeren van beheeractiviteiten)

• Activiteit 5 (melden van startdatum rustperiode)3

7 kalenderdagen ná startdatum rustperiode

7 kalenderdagen ná startdatum rustperiode

• Activiteit 6 (bemesten met ruige stalmest)

14 kalenderdagen na uitvoering

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

• Activiteit 16 (schoonmaken van watergangen)

14 kalenderdagen na uitvoering

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

• Activiteit 22 (snoeien)

14 kalenderdagen na uitvoering, doch uiterlijk 28 maart (m.b.t. snoeien in de periode 16 juli jaar x-1 tot 15 maart jaar x)4

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering, doch uiterlijk 11 april (m.b.t. snoeien in de periode 16 juli jaar x-1 tot 15 maart jaar x)4

• Activiteit 23 (maaien en/of schonen)

14 kalenderdagen na uitvoering

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

• Activiteit 26 (spuiten van bagger)

14 kalenderdagen na uitvoering

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

• Activiteit 30 (onderwerken gewasresten)

14 kalenderdagen na uitvoering

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

1Het opvoeren van de startdatum van de rustperiode in het kader van activiteit 5 valt hier niet onder. Een eventuele wijziging van de startdatum wél.

2Melding is niet nodig indien de periode van aanwezigheid van de gewasresten al gedefinieerd is.

3Melding is niet nodig indien de startdatum van de rustperiode al gedefinieerd is

4Het snoeien in de periode 16 juli t/m 31 december 2022 telt niet mee voor het beheerjaar 2023

Bijlage 3. Baselinevoorwaarden ANLb als bedoeld in artikel 2.10

Baselinevoorwaarden zoals die per 1 januari 2023 gelden voor ANLb-beheer

Nr. beheeractiviteit

Nederlands wetgevingskader

Artikelen

Onderwerp van controle

Aanvullende opmerking

1

Wet natuurbescherming

Artikel 3.1

Het verbod om bepaalde vogelsoorten te doden, te vangen of te verstoren, alsmede om hun nesten, rustplaatsen of eieren te vernielen, te beschadigen of weg te nemen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vogels.

Wet natuurbescherming

Artikel 3.10, eerste lid, onderdeel c, jo. bijlage, onderdeel B

Het verbod om bepaalde vaatplanten in hun natuurlijke verspreidingsgebied te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vaatplanten van de soort akkerboterbloem, bosboterbloem, groene nachtorchis, kalkboterbloem, kleine ereprijs, liggende ereprijs of vroege ereprijs.

5

Wet natuurbescherming

Artikel 3.1

Het verbod om bepaalde vogelsoorten te doden, te vangen of te verstoren, alsmede om hun nesten, rustplaatsen of eieren te vernielen, te beschadigen of weg te nemen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vogels d.m.v. een rustperiode, nestenclave of nestbeschermer.

6

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdelen a en b, 9, 10 en 12, eerste tot en met derde lid, van de Meststoffenwet jo. de artikelen 24 tot en met 29 van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen in acht zijn genomen.

 

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdeel c, 11 en 12, vierde en vijfde lid, van de Meststoffenwet jo. de artikelen 29a tot en met 34 van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de fosfaatgebruiksnorm in acht is genomen.

 

Besluit gebruik meststoffen

Artikel 3b

Het verbod om in de periode 1 september tot en met 31 januari op het gebruik van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel daarvan tegelijkertijd met het beregenen, bevloeien of infiltreren van de bodem.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het gebruik van een bodemverbeteraar welke valt onder één van de genoemde categorieën.

Besluit gebruik meststoffen

Artikel 4, eerste en tweede lid

Het verbod op het gebruik, voor zover het vaste dierlijke mest betreft, in de van de grondsoort afhankelijke periode.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het uitrijden van ruige stalmest.

Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 3:78, tweede lid, jo. de artikelen 3:84 en 3:85

Het verbod om in een teeltvrije zone meststoffen te gebruiken, tenzij de daarbij behorende voorschriften in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit in een teeltvrije zone wordt uitgevoerd.

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 2, onder 4 en 4a

Het verbod om in een verplichte bufferstrook meststoffen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in een verplichte bufferstrook wordt uitgevoerd.

7

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Artikel 20, eerste lid, slechts in samenhang met artikel 55, eerste en tweede zin, van Verordening (EG) nr. 1107/2009

De verplichting dat een middel dat gebruikt wordt als gewasbeschermingsmiddel, in Nederland toegelaten moet zijn. Het gewasbeschermingsmiddel moet gebruikt worden volgens de voorschriften die ‘overeenkomstig artikel 31 zijn vastgesteld en op het etiket nader zijn aangegeven’.

 

Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 3:78, eerste lid, jo. de artikelen 3:78a tot en met 3:83

Het verbod om in een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, tenzij de daarbij behorende voorschriften in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit in een teeltvrije zone wordt uitgevoerd.

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 2, onder 4 en 4a

Het verbod om in een verplichte bufferstrook chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in een verplichte bufferstrook wordt uitgevoerd.

19a

Wet natuurbescher-ming

Artikel 3.10, eerste lid, onderdeel c jo. bijlage, onderdeel B

Het verbod om bepaalde vaatplanten in hun natuurlijke verspreidingsgebied te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vaatplanten van de soort akkerboterbloem, bosboterbloem, groene nachtorchis, kalkboterbloem, kleine ereprijs, liggende ereprijs of vroege ereprijs.

22

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 4, onder 8, achtste lid

Het verbod om een houtopstand (anders dan bij wijze van dunning) zonder voorafgaande tijdige kennisgeving of in strijd met een kapverbod te (doen) vellen, of te (doen) vellen zonder deze te herbeplanten op een bosbouwkundig verantwoorde wijze.

Alleen voor zover de activiteit wordt uitgevoerd op een houtopstand als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 4, onder 8, negende lid

Het verbod om heggen en bomen te snoeien in de periode 15 maart t/m 15 juli en in het geval buiten die periode door vogels wordt gebroed.

 

30

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdelen a en b, 9, 10 en 12, eerste tot en met derde lid, van de Meststoffenwet jo. de artikelen 24 tot en met 29 van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen in acht zijn genomen.

 

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdeel c, 11 en 12, vierde en vijfde lid, jo. de artikelen 29a tot en met 34 van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de fosfaatgebruiksnorm in acht is genomen.

 

Besluit gebruik meststoffen

Artikel 3b

Het verbod om in de periode 1 september tot en met 31 januari op het gebruik van dierlijke meststoffen, stikstof-kunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel daarvan tegelijkertijd met het beregenen, bevloeien of infiltreren van de bodem.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het gebruik van een bodemverbeteraar welke valt onder één van de genoemde categorieën.

Besluit gebruik meststoffen

Artikel 4, eerste en tweede lid

Het verbod op het gebruik, voor zover het vaste dierlijke mest betreft, in de van de grondsoort afhankelijke periode.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het uitrijden van ruige stalmest.

Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 3:78, tweede lid, jo. de artikelen 3:84 en 3:85

Het verbod om in een teeltvrije zone meststoffen te gebruiken, tenzij de daarbij behorende voorschriften in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit in een teeltvrije zone wordt uitgevoerd.

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 1, onder 3

Het verbod om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders.

 

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, in samenhang met bijlage 4, paragraaf 2, onder 4 en 4a

Het verbod om in een verplichte bufferstrook meststoffen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in een verplichte bufferstrook wordt uitgevoerd.

38

Wet natuurbescherming

Artikel 3.5, eerste tot en met vierde lid

Het verbod om in het wild levende dieren van de soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen, alsmede om hun eieren opzettelijk te vernielen of te rapen of hun voortplantings- en rustplaatsen te beschadigen of te vernielen.

Alleen voor zover het gaat om de predatorsoort wolf of otter

Wet natuurbescherming

Artikel 3.10, eerste lid, onderdelen a en b

Het verbod om in het wild levende zoogdieren, bedoeld in onderdeel A van de bijlage bij de Wet natuurbescherming, opzettelijk te doden of te vangen, alsmede om hun vaste voortplantings- en rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen.

Alleen voor zover het gaat om de predatorsoort vos, boommarter, bunzing, hermelijn, steenmarter of wezel

Bijlage 4. Verlagingen NSP niet grondgebonden subsidie als bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, en 3.6, eerste lid, onderdeel c

Tabel I: Niet-naleving subsidieverplichtingen met uitzondering van aanbestedingsregels (zie tabel II)

Nr.

Omschrijving niet-naleving

Administratieve sanctie

Vindplaats niet-naleving in regelgeving

Van toepassing op sectorale interventie groenten en fruit (g&f) en bijenteelt

1

Prestatie niet of niet geheel geleverd

Naar rato van de geleverde prestaties over de verleende subsidie

Artikel 2.16 REES 2021

G&f: ja

Bijenteelt: ja

2a

Niet naleven meldingsplicht (algemeen)

2% over de vastgestelde subsidie

Artikelen 2.15, eerste en tweede lid, en 5.2.50 REES 2021

G&f: nee, zie artikel 3.8, derde lid, beleidsregel

Bijenteelt: ja

2b

Niet naleven meldingsplicht (RUS1)

25–50% over de vastgestelde subsidie

G&f & bijenteelt: n.v.t

3

Niet voldoen aan administratieverplichtingen

2% over de vastgestelde subsidie

Artikel 2.17 REES 2021

G&f & bijenteelt: ja

4

Niet voldoen aan communicatieverplichtingen

2% over de vastgestelde subsidie

Artikel 5.1.6 REES 2021

G&f & bijenteelt: ja

5

Niet voldoen aan (informatie)verplichtingen

2% over de vastgestelde subsidie

Artikelen 1.7, 2.15, derde lid, REES 2021

G&f & bijenteelt: ja

6

Voortgangsverslag of tussenrapportage is niet tijdig of niet volledig ingediend

2% over de vastgestelde subsidie

Artikel 2.18 REES 2021

G&f: ja, artikelen 5.3.197 en 5.3.198 REES 2021

Bijenteelt: ja, artikel 5.4.11 REES 2021

7

Niet voldoen aan instandhoudingsplicht

over de vastgestelde subsidie naar rato van aantal jaren waarin niet is voldaan aan de instandhoudingsplicht; tot 100% (geen volledig jaar voldaan)

Artikel 1.8 REES 2021

G&f en bijenteelt: nee, zie artikel 11 van verordening 2022/126

8

Gedeclareerde kosten zijn al gedekt vanuit ander fonds of andere subsidie (cumulatie)

100% tav. kosten die al gedekt zijn

Artikel 1.2 REES 2021

G&f & bijenteelt: ja

Tabel II: Niet-naleving aanbestedingsregels

Nr.

Omschrijving niet-naleving

Administratieve sanctie

II.1 Aankondiging van opdracht en bestek

A1.1

De opdracht is niet gepubliceerd volgens de juiste procedures.

Dit is ook van toepassing op rechtstreekse toekenningen of onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht, indien niet is voldaan aan de criteria voor het gebruik ervan.

100% van de opdracht

A1.2

De opdracht is niet gepubliceerd volgens de juiste procedures, maar de opdracht is wel op een dusdanige wijze openbaar gemaakt zodat gegadigden tijdig hebben/hadden kunnen reageren.

(Ingeval van een EU-aanbestedingsplichtige opdracht: betreft het zowel gegadigden in Nederland als in andere lidstaten).

25% van de opdracht

A2

Kunstmatige splitsing van opdracht en daardoor niet gepubliceerd volgens de juiste procedures.

Dit geldt voor EU-aanbestedingsplichtige opdrachten en voor opdrachten onder de Europese drempel, waar door kunstmatige splitsing overschrijding van nationale drempels voor openbaar aanbesteden is vermeden.

* 100% van de opdracht indien de opdracht ook niet op andere wijze openbaar is gemaakt;

* 25% van de opdracht indien de opdracht wel op een dusdanige wijze openbaar is gemaakt dat gegadigden tijdig hebben/hadden kunnen reageren (Ingeval van een EU-aanbestedingsplichtige opdracht: betreft het zowel gegadigden in Nederland als in andere lidstaten).

A3

De aanbestedende dienst vermeldt niet de belangrijkste redenen voor hun besluit om de opdracht niet in delen op te splitsen.

5% van de opdracht

A4.1

Niet-naleving van de termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en/of voor ontvangst van verzoeken tot deelname. De geboden termijn was korter dan de minimaal toegestane

* 100% van de opdracht indien de geboden tijd 0-15% is van de tijd die beschikbaar gesteld had moeten worden bedraagt of indien de geboden tijd 5 dagen of minder bedraagt,

* 25% indien 16-50% van de tijd geboden wordt;

* 10% indien 51-70% van de tijd geboden wordt;

* 5% indien 71-99% van de tijd geboden wordt

A4.2

Het niet verlengen van termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen terwijl er significante wijzigingen worden aangebracht in de aanbestedingsdocumenten.

10% van de opdracht indien de geboden tijd niet verlengd is bij significante wijzigingen in de aanbestedingsdocumenten

A5.1

Onvoldoende tijd voor potentiële inschrijvers/gegadigden om aanbestedingsstukken te verkrijgen. De geboden tijd was korter dan de minimaal toegestane

* 25% van de opdracht indien de geboden tijd 5 dagen of minder bedraagt,

* 10% van de opdracht indien geboden tijd 0–50% van de tijd die beschikbaar gesteld had moeten worden bedraagt, en

* 5% indien 51–80% van de tijd geboden wordt

A5.2

Er zijn beperkingen om aanbestedingsdocumenten te verkrijgen.

25% van de opdracht indien de contracterende partij geen kosteloze vrije, rechtstreekse en volledige elektronische toegang tot bepaalde aanbestedingsstukken heeft aangeboden

A6

De verlenging van termijnen voor inschrijving en/of voor ontvangst van verzoeken tot deelname is niet (correct) gepubliceerd.

Hieronder valt ook de situatie dat gevraagde nadere informatie niet (tijdig) aan alle inschrijvers is verstrekt

* 10% van de opdracht indien de verlenging van de termijn niet is gepubliceerd volgens de juiste procedures én ook niet op andere wijze openbaar gemaakt, of indien de termijn niet is verlengd terwijl aanvullende informatie niet uiterlijk zes dagen vóór de vastgestelde termijn wordt verstrekt,

* 5% van de opdracht indien de verlenging van de termijn niet is gepubliceerd volgens de juiste procedures, maar de opdracht is wel op een dusdanige wijze openbaar gemaakt dat gegadigden in andere lidstaten tijdig hebben/hadden kunnen reageren

A7

Gevallen die het gebruik van een mededingingsprocedure met onderhandeling of een concurrentiegerichte dialoog niet rechtvaardigen

* 25% van de opdracht indien de aanbestedende dienst een overheidsopdracht gunt door middel van een mededingingsprocedure met onderhandeling of een concurrentiegerichte dialoog in situaties waarin richtlijn 2014/24/EU niet voorziet

* 10% van de opdracht indien de aanbestedende dienst voor volledige transparantie zorgde inclusief een rechtvaardiging van het gebruik van deze procedures in de aanbestedingsdocumenten, in de aanbestedingsdocumenten geen limiet voor het aantal geschikte kandidaten om een initiële inschrijving in te dienen is opgenomen en gelijke behandeling van alle inschrijvers tijdens de aanbestedingsonderhandelingen was gewaarborgd.

A8

Niet-naleving van de vastgestelde procedure voor elektronische en geaggregeerde aanbestedingen

* 25% van de opdracht indien de niet-naleving heeft geleid tot de gunning van een opdracht aan een andere partij dan aan de partij aan wie het had moeten worden gegund,

* 10% van de opdracht indien de niet-naleving een afschrikwekkende werking zou kunnen hebben gehad voor potentiële inschrijvers

A9.1

In de aankondiging stonden niet alle selectiecriteria en/of gunningscriteria (incl. de weging)

25% van de opdracht

A9.2

In de aankondiging stonden niet de voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd en/of technische specificaties

10% van de opdracht

A9.3

In de aankondiging of het bestek stonden de gunningscriteria en hun weging onvoldoende gedetailleerd gepubliceerd met als gevolg dat de concurrentie onrechtmatig wordt beperkt (het ontbreken van details zou een afschrikkende werking kunnen hebben gehad op potentiële inschrijvers)

10% van de opdracht

A9.4

De aanbestedende dienst heeft verduidelijkingen of aanvullende informatie (met betrekking tot selectie- en gunningcriteria) niet aan alle inschrijvers meegedeeld of gepubliceerd

10% van de opdracht

A10

Gebruik van

– criteria voor uitsluiting, selectie, gunning of

– voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd of

– technische specificaties

die discriminerend zijn op basis van ongerechtvaardigde nationale, regionale of lokale voorkeuren

* 25% van de opdracht indien ondernemers afgeschrikt hadden kunnen worden, en

* 10% van de opdracht indien er nog een minimumniveau van concurrentie was gewaarborgd (er waren inschrijvingen die werden aanvaard en aan de selectiecriteria voldeden)

A11

Gebruik van

– criteria voor uitsluiting, selectie, gunning of

– voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd of

– technische specificaties

die niet discriminerend zijn op basis van nationale, regionale of lokale voorkeuren maar de toegang voor marktdeelnemers alsnog beperken

* 25% van de opdracht indien minimumeisen inzake bekwaamheid voor een opdracht duidelijk niet relevant zijn voor de opdracht; of indien de uitsluitings-, selectie- en / of gunningscriteria of voorwaarden voor de uitvoering van contracten hebben geleid tot een situatie waarin slechts één marktdeelnemer een offerte kon indienen en dit resultaat niet kan worden gerechtvaardigd door de technische specificiteit van de opdracht,

* 10% van de opdracht indien onder meer minimumeisen inzake bekwaamheid wel relevant zijn maar niet in verhouding staan tot de opdracht; of indien tijdens de beoordeling van kandidaten de selectiecriteria als gunningscriteria werden gebruikt; of indien specifieke handelsmerken, merken of normen vereist zijn, behalve wanneer dergelijke vereisten betrekking hebben op een aanvullend deel van de opdracht en het potentiële effect op de EU-begroting slechts formeel is,

* 5% van de opdracht indien er nog een minimumniveau van concurrentie was gewaarborgd (er waren inschrijvingen die werden aanvaard en aan de selectiecriteria voldeden)

A12

De omschrijving in de aankondiging en/of het bestek was dermate gebrekkig dat de potentiële inschrijvers het voorwerp van de opdracht niet konden vaststellen wat een afschrikkende werking veroorzaakt waardoor de concurrentie mogelijk wordt beperkt.

10% van de opdracht

A13

De aanbestedingsdocumentatie legt beperkingen op aan het gebruik van onderaannemers voor een deel van de opdracht dat in abstracte termen als een bepaald percentage van dat contract is vastgesteld, en ongeacht de mogelijkheid om de capaciteiten van potentiële onderaannemers te verifiëren en zonder enige vermelding van het wezenlijke karakter van de taken die het betreft.

5% van de opdracht

II.2 Selectie van inschrijvers en beoordeling van inschrijvingen

A14.1

Selectiecriteria (of technische specificaties) zijn na de opening c.q. start van de aanbesteding aangepast waardoor ten onterechte inschrijvers zijn geaccepteerd.

De selectiecriteria zijn tijdens de selectieprocedure aangepast waardoor inschrijvers zijn geaccepteerd die niet zouden zijn geaccepteerd als de gepubliceerde selectiecriteria zouden zijn gevolgd.

25% van de opdracht

A14.2

Selectiecriteria (of technische specificaties) zijn na de opening c.q. start van de aanbesteding aangepast waardoor ten onterechte inschrijvers zijn afgewezen.

De selectiecriteria zijn tijdens de selectieprocedure aangepast waardoor inschrijvers zijn afgewezen die niet zouden zijn afgewezen als de gepubliceerde selectiecriteria zouden zijn gevolgd.

25% van de opdracht

A15

Bij de beoordeling zijn gunningscriteria gebruikt die verschillen van die vermeld zijn in de aankondiging van de opdracht of het bestek; of aanvullende gunningscriteria zijn gebruikt die niet zijn gepubliceerd.

* 25% van de opdracht indien dit een discriminerend effect had (op basis van ongerechtvaardigde nationale, regionale of lokale voorkeuren), en

* in andere gevallen 10%

A16

Er is onvoldoende audit trail voor de gunning van de opdracht.

* 100% van de opdracht voor het weigeren van toegang tot de relevante documentatie, en

* 25% van de opdracht indien de relevante documentatie onvoldoende is om de gunning van de opdracht te rechtvaardigen

A17.1

De aanbestedende dienst heeft tijdens de beoordeling toegestaan dat een inschrijver/ gegadigde zijn offerte mocht aanpassen en de wijziging leidt tot de gunning van de opdracht aan die inschrijver / gegadigde.

25% van de opdracht

A17.2

Er vonden tijdens de gunning onderhandelingen met de indiener(s) van een offerte plaats met als gevolg dat de oorspronkelijke voorwaarden zoals vastgelegd in het bestek of de aankondiging substantieel zijn veranderd.

25% van de opdracht

A17.3

Bij concessies staat de aanbestedende dienst een inschrijver / gegadigde toe het onderwerp, gunningscriteria en de minimumvereisten tijdens onderhandelingen te wijzigen, wanneer de wijziging leidt tot de gunning van de opdracht aan die inschrijver / gegadigde.

25% van de opdracht

A18

Onrechtmatige voorafgaande betrokkenheid van inschrijvers / gegadigden bij de aanbestedende dienst. Wanneer voorafgaand advies van een inschrijver leidt tot een verstoring van de mededinging of leidt tot een schending van de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling en transparantie, in de voorwaarden die worden genoemd in de artikelen 40 en 41 van Richtlijn 2014/24/EU.

25% van de opdracht

A19

In het kader van een mededingingsprocedure met onderhandeling zijn de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht substantieel gewijzigd in de aankondiging van de opdracht of het bestek, waardoor een nieuwe opdracht gepubliceerd had moeten worden.

25% van de opdracht

A20

Onterechte afwijzing van, gezien de opdracht, abnormaal lage inschrijver(s) zonder dat de aanbestedende dienst schriftelijk om uitleg heeft gevraagd over de door hem noodzakelijk geachte verduidelijkingen over de samenstelling van de desbetreffende offerte(s); of wanneer dergelijke vragen wel zijn gesteld maar de aanbestedende dienst niet kan aantonen dat het de antwoorden van de inschrijvers heeft beoordeeld.

25% van de opdracht

A21

Belangenconflict met gevolgen voor de uitkomst van de aanbestedingsprocedure.

100% van de opdracht indien een belangenconflict wordt vastgesteld dat niet bekendgemaakt is of onvoldoende is verminderd en de opdracht aan de betrokken inschrijver is gegund.

A22

Bid-rigging (wanneer groepen bedrijven samenspannen om prijzen te verhogen of de kwaliteit van goederen, werken of diensten die in openbare aanbestedingen worden aangeboden te verlagen) vastgesteld door een mededingingsautoriteit, rechtbank of andere bevoegde instantie.

* 100% van de opdracht indien een persoon het beheers- en controlesysteem of de aanbestedende dienst heeft deelgenomen aan de bid-rigging door de inschrijvers van bid-rigging bij te staan en de opdracht aan een bid-rigging-onderneming is gegund (fraude /belangenconflict),

* 25% van de opdracht indien alleen samenspannende bedrijven aan de aanbestedingsprocedure hebben deelgenomen

* 10% van de opdracht indien de inschrijvers werkten zonder hulp van iemand uit het beheers- en controlesysteem of de aanbestedende dienst en de opdracht aan een van die bedrijven is gegund

II.3 Uitvoering van de opdracht

A23.1

Wijzigingen van bestanddelen van de opdracht in de aankondiging of het bestek;

elke prijsverhoging van meer dan 50% van de waarde van de oorspronkelijke opdracht.

25% van de waarde van de opdracht plus de extra 100% van de waarde van de opdracht a.g.v. de wijzigingen

A23.2

Wijzigingen van bestanddelen van de opdracht in de aankondiging of het bestek;

Indien de wijzigingen niet in overeenstemming zijn met artikel 72, eerste lid, richtlijn 2014/24/EU tenzij aan de voorwaarden uit het tweede lid is voldaan

25% van de waarde van de opdracht plus de nieuwe werken / leveringen / diensten (indien aanwezig) als gevolg van de wijzigingen

A23.3

Wijzigingen van bestanddelen van de opdracht in de aankondiging of het bestek;

Indien er een substantiële wijziging van de bestanddelen van de opdracht (zoals de prijs, aard van de werkzaamheden, de uitvoeringstermijn, de betalingsvoorwaarden en de gebruikte materialen) is die de opdracht wezenlijk anders maakt (in elk geval wanneer aan een of meer voorwaarden van artikel 72, vierde lid, van richtlijn 2014/24/EU is voldaan)

25% van de waarde van de opdracht plus de nieuwe werken / leveringen / diensten (indien aanwezig) als gevolg van de wijzigingen

Naar boven