Bijlage I. – Voorbeeldberekeningen zekerheid
Onderdeel 1. Zekerheid AFV met consumptiegoederen
In onderstaand voorbeeld is sprake van een AFV die wil optreden voor een buitenlandse
ondernemer die (gedeeltelijk of volledig) handelt in consumptiegoederen als bedoeld
in onderdeel 5.3. Het algemene btw-tarief van 21% is van toepassing op zowel de leveringen als de
diensten in dit voorbeeld.
Voorbeeld
Op basis van de btw-aangiften van de buitenlandse ondernemer zijn de gemiddelde maandelijkse
bedragen over een periode van 12 maanden waarover omzetbelasting wordt berekend (zoals
bepaald op basis van onderdeel 5.2. van het besluit) als volgt. Het algemene btw-tarief van 21% is van toepassing op
zowel de leveringen als de diensten in dit voorbeeld.
Belaste binnenlandse leveringen en diensten
|
€ 300.000
|
Leveringen en diensten waarbij de heffing is verlegd
|
€ 1.000.000
|
Uitvoer
|
€ 1.200.000
|
Intracommunautaire leveringen
|
€ 5.400.000
|
Invoer (art. 23-verlegging op aangifte)
|
€ 4.800.000
|
Intracommunautaire verwervingen
|
€ 325.000
|
Let op: vrijgestelde prestaties zullen niet zijn opgenomen in de btw-aangiften van
de buitenlandse ondernemer, maar tellen, indien aanwezig, wel mee in het totale bedrag
waarover omzetbelasting wordt berekend ingevolge onderdeel 5.2.
De buitenlandse ondernemer in onderhavig voorbeeld heeft € 100.000 vrijgestelde omzet.
De berekening werkt dan als volgt uit:
Prestatie
|
Rubriek aangifte
|
Grondslag
|
Omzetbelasting
|
Belaste binnenlandse prestaties
|
Rubriek 1a
|
€ 300.000
|
€ 63.000
|
Prestaties waarbij de heffing is verlegd
|
Rubriek 1e
|
€ 1.000.000
|
€ 210.000
|
Uitvoer
|
Rubriek 3a
|
€ 1.200.000
|
€ 252.000
|
Intracommunautaire leveringen
|
Rubriek 3b
|
€ 5.400.000
|
€ 1.134.000
|
Vrijgestelde prestaties
|
|
€ 100.000
|
€ 21.000
|
Totaal verschuldigd
|
|
|
€ 1.680.000
|
De invoer en de intracommunautaire verwervingen zijn niet meegenomen ter voorkoming
van dubbeltelling.
Voor het vaststellen van de zekerheid wordt € 1.680.000 als uitgangspunt genomen.
Overeenkomstig onderdeel 5.3. van het besluit wordt de zekerheid vastgesteld op 5% van die € 1.680.000. De zekerheid
bedraagt dus € 84.000. Afronding (naar boven) op duizendtallen is in dit geval niet
nodig. Dit bedrag blijft binnen de ‘bandbreedte’ van de minimum- en maximumbedragen
genoemd in de tabel die is opgenomen in onderdeel 5.3.
Onderdeel 2. BFV met bulkgoederen
In onderstaand voorbeeld is sprake van een BFV die wil optreden voor een buitenlandse
ondernemer die volledig handelt in bulkgoederen als bedoeld in onderdeel 5.3. In tegenstelling tot het voorbeeld in Onderdeel 1 maken diensten geen onderdeel
uit van de berekening omdat een BFV daar niet voor kan optreden (zie onderdeel 2.2.).
Voorbeeld
Op basis van de btw-aangiften van de buitenlandse ondernemer zijn de gemiddelde maandelijkse
bedragen over een periode van 12 maanden waarover omzetbelasting wordt berekend (zoals
bepaald op basis van onderdeel 5.2. van het besluit) als volgt. Het algemene btw-tarief van 21% is van toepassing als
volgt.
Belaste binnenlandse leveringen
|
€ 800.000
|
Leveringen waarbij de heffing is verlegd
|
€ 1.500.000
|
Uitvoer
|
€ 5.300.000
|
Intracommunautaire leveringen
|
€ 8.500.000
|
Invoer (art. 23-verlegging op aangifte)
|
€ 7.800.000
|
Intracommunautaire verwervingen
|
€ 500.000
|
De in dit voorbeeld opgenomen invoer en leveringen van goederen hebben betrekking
op belastbare feiten waarvoor de BFV bevoegd is om de ondernemer te vertegenwoordigen
(zie artikel 24c, vijfde lid, van het uitvoeringsbesluit).
De berekening werkt als volgt uit:
Prestatie
|
Rubriek aangifte
|
Grondslag
|
Omzetbelasting
|
Belaste binnenlandse leveringen
|
Rubriek 1a
|
€ 800.000
|
€ 168.000
|
Leveringen waarbij de heffing is verlegd
|
Rubriek 1e
|
€ 1.500.000
|
€ 315.000
|
Uitvoer
|
Rubriek 3a
|
€ 5.300.000
|
€ 1.113.000
|
Intracommunautaire leveringen
|
Rubriek 3b
|
€ 8.500.000
|
€ 1.785.000
|
Totaal verschuldigd
|
|
|
€ 3.381.000
|
De invoer en de intracommunautaire verwervingen zijn niet meegenomen ter voorkoming
van dubbeltellingen.
Voor het vaststellen van de zekerheid wordt € 3.381.000 als uitgangspunt genomen.
Overeenkomstig onderdeel 5.3. van het besluit wordt de zekerheid vastgesteld op 5% van € 3.381.000, te weten € 169.050
(naar boven afgerond in duizendtallen € 170.000). Daarmee zou de zekerheid echter
het maximumbedrag voor bulkgoederen uit de tabel in onderdeel 5.3. overschrijden,
dus wordt de zekerheid begrensd tot € 100.000.
Onderdeel 3. Collectieve zekerheid
Hieronder volgen drie voorbeelden waarbij een ondernemer als AFV wil optreden voor
een viertal buitenlandse ondernemers. De per individuele ondernemer volgens bijlage I berekende zekerheden (telkens uitgaande van consumptiegoederen die aan het algemene
btw-tarief zijn onderworpen) zijn onder elkaar gezet en opgeteld. Pas dan wordt getoetst
of het totaalbedrag binnen de normen (met name de minimum- en maximumbedragen) van
onderdeel 5.3. blijft.
Voorbeeld 1:
A Ltd
|
€ 100.000
|
B Sarl
|
€ 200.000
|
C GmbH
|
€ 600.000
|
D SA
|
€ 50.000
|
Totaal
|
€ 950.000
|
Aangezien in dit voorbeeld het totaal van de zekerheden hoger is dan het maximumbedrag
van € 500.000 genoemd in de tabel van onderdeel 5.3., wordt de collectieve zekerheid vastgesteld op het maximumbedrag van € 500.000.
Voorbeeld 2:
E Ltd
|
€ 4.000
|
F Sarl
|
€ 6.500
|
G GmbH
|
€ 2.000
|
H SA
|
€ 500
|
Totaal
|
€ 13.000
|
Aangezien in dit voorbeeld het totaal van de zekerheden hoger is dan het minimumbedrag
van € 5.000 genoemd in de tabel van onderdeel 5.3., wordt de collectieve zekerheid vastgesteld op € 13.000.
Voorbeeld 3:
I Ltd
|
€ 500
|
J Sarl
|
€ 1.000
|
K GmbH
|
€ 750
|
L SA
|
€ 1.250
|
Totaal
|
€ 3.500
|
Aangezien in dit voorbeeld het totaal van de zekerheden lager is dan het minimumbedrag
van € 5.000 genoemd in de tabel van onderdeel 5.3., wordt de collectieve zekerheid vastgesteld op het minimumbedrag van € 5.000.