-
– de wens bestaat om ligplaats(en) ten behoeve van diverse categorieën binnenschepen
flexibel(er) te kunnen gebruiken, mede gelet op de per 1 juli 2017 geëffectueerde
wijziging van het ADN en de daarmee gepaard gaande verandering van de seinvoering
voor methanol (UN1230) van 1 kegel naar 2 kegels;
-
– de per april 2019 geëffectueerde wijziging van het ADN leidend tot een verbod op het
varend ontgassen van ladingtanks in dichtbevolkte gebieden, alsmede de op handen zijnde
aanpassing van het CDNI, waardoor een verbod op varend ontgassen voor steeds meer
kegelvoerendebinnentankschepen gaat gelden;
-
– voornoemde wijzigingen ertoe leiden dat er voor schepen die bepaalde categorieën gevaarlijke
stoffen vervoeren, meer ligplaatscapaciteit nodig zal zijn, naast de reeds bestaande
capaciteitsproblemen van ligplaatsen voor de gehele binnenvaart;
-
– in Rotterdam van 5 april 2021 tot en met 31 december 2021 de pilot ‘gemengd afmeren’
heeft gedraaid waarbij een aantal ligplaatsen was aangewezen om gemengd afmeren zonder
afmeerafstanden mogelijk te maken;
-
– zowel de binnenvaartbranche als de havenmeester van Rotterdam de pilot ‘gemengd afmeren’
als positief heeft ervaren;
-
– de binnenvaartsector nog steeds congestie ervaart en meer ligplaatsen wenst voor gemengd
afmeren;
-
– kleinere afstanden dan in artikel 7.07, eerste lid, Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Bpr) zijn vermeld, op grond van artikel 7.07, derde lid, Bpr door de bevoegde
autoriteit kunnen worden toegestaan;
-
– de bijzondere gevallen genoemd in artikel 7.07, derde lid, Bpr ruimer kunnen worden geformuleerd gezien de verbeterde veiligheid van kegelvoerende
binnenschepen ten aanzien van de constructie van deze binnenschepen sinds de totstandkoming
van artikel 7.07 Bpr;
-
– de ruimere formulering van artikel 7.07, derde lid, Bpr tevens wordt bevestigd door een risico-analyse die in 2020 heeft plaatsgevonden door
het Havenbedrijf Rotterdam en waaruit is gebleken dat gemengd afmeren van kegelvoerende
binnenschepen (zijnde binnenschepen die een bijkomend teken moeten voeren als bedoeld
in artikel 3.14, eerste lid, Bpr en 3.14 lid 2 Bpr) en niet-kegelvoerende binnenschepen onder specifieke voorwaarden,
verantwoord is zonder rekening te houden met de afmeerafstand uit artikel 7.07, eerste
lid, Bpr;
-
– er aanvullende risico-analyses zijn gedaan door Rijkswaterstaat en het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat;
-
– er overleg heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer met belanghebbende openbare lichamen en instellingen (de Veiligheidsregio Rotterdam
en DCMR);
-
– zowel de risico-analyses als het overleg met de Veiligheidsregio Rotterdam en DCMR
hebben uitgewezen dat er geen belemmeringen bestaan voor gemengd afmeren mits het
gemengd afmeren zich beperkt tot de hierna genoemde bijzondere gevallen van schepen
die bepaalde activiteiten niet verrichten;
-
– de gemengd afmeren-ligplaatsen bijdragen aan het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer
en de veiligheid niet in het geding is;
-
– de in dit besluit beschreven bijzondere gevallen waarin gemengd afmeren mag plaatsvinden
van belang zijn voor het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico’s;
-
– de hieronder beschreven bijzondere gevallen waarin gemengd afmeren mag plaatsvinden
in lijn zijn met het doel van de in artikel 7.07, derde lid, Bpr aan de bevoegde autoriteit gegeven bevoegdheid om af te wijken van de in het eerste
lid van dat artikel vastgestelde afmeerafstanden, te weten: het voorkomen van congestie,
waarbij de veiligheid is gewaarborgd. Er worden geen ligplaatsen aangewezen in de
directe nabijheid van kwetsbare objecten zoals woningen.