Circulaire handelwijze bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating, kinderontvoering, [...] en medischeverklaring (art. 2.43 en 2.49 Wet BRP)

Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 21-10-2022 t/m heden

Circulaire handelwijze bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating, kinderontvoering, uitbuiting, onttrekking van kinderen aan overheidstoezicht en aangifte van geboorte en medischeverklaring (art. 2.43 en 2.49 Wet BRP)

1. Inleiding

Gaarne vraag ik uw aandacht en uw medewerking voor het volgende.

In Nederland komt het helaas voor dat vrouwen of kinderen slachtoffer zijn van huwelijksdwang, achterlating (in het buitenland), ontvoering of uitbuiting.1 De consequenties kunnen zeer ernstig zijn. Slachtoffers zijn vaak jong of bevinden zich in een afhankelijkheidsrelatie waar zij zich niet gemakkelijk uit kunnen losmaken. Bovendien gaat huwelijksdwang vaak gepaard met fysiek geweld of bedreiging. Dit brengt veel verdriet en leed met zich mee. Het betreft ernstige situaties die zoveel mogelijk voorkomen moeten worden.2 Daarnaast komt het voor dat met een aangifte van vertrek naar het buitenland getracht wordt om kinderen te onttrekken aan het toezicht van overheidsinstanties, zoals bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar of Jeugdzorg.

Het kabinet is van oordeel dat dit krachtig moet worden bestreden. Op 6 juni 2013 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer een brief doen toekomen3 over de wijze waarop het kabinet de ketenaanpak voor het tegengaan van huwelijksdwang en achterlating wil versterken. Hierbij wordt onder andere ingezet op verbetering van signalering en melding. Ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet BRP) kunnen hierin een actieve signalerende rol hebben. Hiertoe kan het college van burgemeester en wethouders een meldcode opstellen, vergelijkbaar met meldcodes huiselijk geweld en kindermishandeling waarvan het opstellen bij wet voor een aantal relevante sectoren verplicht is gesteld.4

Bij de behandeling destijds van de Wet BRP in de Tweede Kamer werd een amendement aangenomen van mw. Oosenbrug,5 hetgeen regelde, dat wanneer niet alle bewoners van hetzelfde adres tegelijkertijd naar het buitenland vertrekken, degenen die wel vertrekken in persoon moeten verschijnen bij de gemeente om in persoon aangifte van vertrek te doen. Daarbij moeten minderjarige kinderen ook verschijnen. De verschijningsplicht gold dus voor alle bewoners die gingen vertrekken. Die verschijningsplicht is door wijziging van de Wet BRP vanaf 1 januari 2022 beperkt tot ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerd partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn van de persoon die de aangifte van vertrek doet.6 Als één of meer van deze personen niet mee vertrekt, moeten de vertrekkende personen dus verplicht verschijnen bij de aangifte.

In deze circulaire zal op deze problematiek en de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de Wet BRP worden ingegaan. Daarnaast wordt in deze circulaire nog eens gewezen op de bevoegdheid die de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft om zich een medische verklaring omtrent de geboorte te doen overleggen als hij twijfelt over de juistheid van de geboorteaangifte.

2. Handelwijze van de BRP-ambtenaar bij vermoedens van huwelijksdwang, achterlating, kinderontvoering of uitbuiting

Uitgangspunt is dat de BRP-ambtenaar in het kader van de uitvoering van de Wet BRP geen uitvraag mag doen naar redenen van vertrek naar het buitenland. Het is zijn taak de feitelijke situatie te registreren. Niettemin kan het gebeuren dat bij de betrokken ambtenaar, mede naar aanleiding van de verschijning in persoon van degene die vertrekt, het vermoeden rijst of wordt bevestigd dat er sprake is van huwelijksdwang en (toekomstige) achterlating, kinderontvoering, dan wel van uitschrijving teneinde onder overheidsbemoeienis uit te komen. Om die reden is de hiervoor genoemde persoonlijke verschijningsplicht in de Wet BRP vastgelegd.

Op basis van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling mag de ambtenaar zijn beroepsgeheim doorbreken en zijn vermoedens betreffende huwelijksdwang, gedongen achterlating of kinderontvoering (doen) melden bij Veilig Thuis (het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling).

Het college van burgemeester en wethouders kan eventueel in het werkproces van de gemeente een protocol opnemen. Daarin zou bijvoorbeeld kunnen worden vastgelegd dat er binnen de gemeente voor dit soort aangelegenheden een centrale contactpersoon wordt aangewezen, die ook bevoegd is de melding aan Veilig Thuis te doen en regie voert op (het inrichten van het proces ten aanzien van) het voorkomen van huwelijksdwang, achterlating, en kinderontvoering. Meer informatie over de meldcode en specifieke informatie voor gemeenten kunt u vinden in de toolkit Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling onder het kopje hulpmiddelen voor gemeenten, via de Toolkit meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.7 Meer informatie over Veilig Thuis kunt u vinden op de website veiligthuis.nl.8

Meer informatie over geweld in afhankelijkheidsrelaties in het kader van huwelijksdwang en achterlating is te vinden op de website huiselijkgeweld.nl.9

Ook in andere gevallen dan bij een aangifte van vertrek mag een BRP-ambtenaar bij vermoedens van huwelijksdwang, achterlating, kinderontvoering of uitbuiting zijn beroepsgeheim doorbreken. Een mogelijke aanleiding zou kunnen zijn als kort na het doen van aangifte van vertrek naar het buitenland van alle ingezetenen op het woonadres, wederom door één van die vertrokken personen aangifte van verblijf en adres wordt gedaan. Ook kunnen dergelijke vermoedens rijzen naar aanleiding van een adresonderzoek. Bij een adresonderzoek kan bijvoorbeeld worden gekeken of alle aan elkaar gerelateerde personen nog op het adres wonen.

De wijze waarop het adresonderzoek kan worden uitgevoerd, is beschreven in de circulaire Adresonderzoek BRP en is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.10

3. Verschijningsplicht en aangifte van vertrek namens anderen

3.1. Aangifte van vertrek doen namens een ander

De aangifte kan enkel worden gedaan door:

  • de ouder en zijn meerderjarige kind voor elkaar, indien beiden hetzelfde woonadres hebben én mits alle familieleden11 op het adres vertrekken;

  • echtgenoten dan wel geregistreerde partners voor elkaar, indien beiden hetzelfde woonadres hebben én mits alle familieleden op het adres vertrekken;

  • het hoofd van een instelling voor gezondheidszorg voor een in die instelling verblijvende persoon die wegens de toestand van zijn gezondheid niet in staat kan worden geacht aan zijn verplichtingen te voldoen, dan wel de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel of de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad van een zodanig persoon, onder overlegging van een schriftelijke verklaring ter zake van het hoofd van de desbetreffende instelling.

-

3.2. Verschijningsplicht bij aangifte van vertrek

In beginsel is het (nog steeds) zo dat ingezetenen niet persoonlijk hoeven te verschijnen en ook is digitale aangifte mogelijk.

Echter, artikel 2.43, derde lid, Wet BRP, bepaalt dat de vertrekkende personen moeten verschijnen als niet alle op het adres ingeschreven personen (die echtgenoot, geregistreerd partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn van de aangever) mede vertrekken. Deze persoonlijke verschijningsplicht geldt alleen voor degenen die vertrekken en geldt ook voor minderjarigen. Een uitzondering geldt voor degene die ziek is of in detentie verkeert (artikel 30, eerste lid, Besluit BRP).

Gaan alle aldus aan elkaar gerelateerde personen vertrekken, dan hoeft niemand in persoon te verschijnen.

3.3. Wanneer niet voldaan wordt aan de verschijningsplicht

Indien degenen die persoonlijk moeten verschijnen zich niet melden bij het loket, is er wat betreft die personen geen sprake van een aangifte. Volledigheidshalve: dit geldt dus ook wanneer de vertrekker in kwestie zelf de schriftelijke aangifte heeft gedaan. Degenen die niet zijn verschenen, worden in dat geval opgeroepen alsnog te verschijnen.

Als een ingeschrevene, al dan niet na een oproep daartoe, niet verschijnt zou dit een signaal kunnen zijn voor mogelijke ontvoering of voorgenomen dan wel plaatsgevonden hebbende achterlating van die persoon in het land van herkomst. Overigens kan het zo zijn dat, ook als iemand wel verschijnt, de gedragingen van die persoon aan het loket aanleiding kunnen geven voor een vermoeden van ontvoering of achterlating. Indien het vermoeden bestaat dat aangifte van vertrek wordt gedaan teneinde de ingeschrevenen te onttrekken aan overheidsbemoeienis kan daarvan melding worden gedaan (zie paragraaf 2).

Indien een bewoner van het adres op wie de verplichting rust om in persoon te verschijnen wel een schriftelijke aangifte doet van vertrek maar zich niet meldt bij het loket, zal adresonderzoek kunnen uitwijzen dat die persoon feitelijk van het adres is vertrokken. Dit betekent niet dat het vertrek van een ingezetene die niet in persoon is verschenen pas in de BRP zou kunnen worden verwerkt, nadat deze zich alsnog persoonlijk heeft gemeld. Wordt bijvoorbeeld vastgesteld dat die persoon daadwerkelijk is vertrokken, dan zal het vertrek ambtshalve worden verwerkt in de BRP.

Indien na vertrek alsnog, vanuit het buitenland, door of namens betrokkene mededeling van vertrek wordt gedaan (bv. digitaal), kan de inhoud van die mededeling bij een (lopend) onderzoek worden betrokken. Deze mededeling is echter niet te beschouwen als een (verlate) aangifte van vertrek als bedoeld in de Wet BRP, omdat de persoon in kwestie niet in persoon is verschenen. De opneming van het gegeven van vertrek geschiedt in deze gevallen dus ambtshalve. Als datum van vertrek uit Nederland wordt de dag opgenomen waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek aan de ingeschrevene schriftelijk mededeling is gedaan.

4. Registratie in de BRP van het vertrek bij feitelijke achterlating

Indien is vastgesteld dat de betrokken personen inmiddels in het buitenland verblijven, ook al is dat buiten hun wil, zal in de BRP alsnog ambtshalve opneming van het gegeven van het vertrek van deze personen uit Nederland moeten plaatsvinden. De betrokken personen verblijven immers feitelijk niet meer in Nederland. Op basis van een eventuele melding als bedoeld in paragraaf 2 is het vervolgens aan de verschillende overheidsdiensten zoals Jeugdzorg en de leerplichtambtenaar om te beslissen of zij aan het feitelijke verblijf van deze personen buiten Nederland gevolgen verbinden in het kader van de uitvoering van hun eigen regelgeving.

5. Aangifte van verblijf en adres bij terugkeer van een achtergelatene

In het geval van terugkeer van bijvoorbeeld een vrouw of kinderen die eerder in het buitenland zijn achtergelaten en van wie, vanwege hun feitelijke verblijf buiten Nederland, het gegeven van hun vertrek uit Nederland in de BRP is opgenomen, geldt de gebruikelijke regeling voor het doen van aangifte van verblijf en adres bij hervestiging in Nederland, waaronder de eis van rechtmatig verblijf. Daarbij kan wat betreft de minderjarige kinderen, de aangifte door één ouder worden gedaan. Dit kan zonder toestemming van de andere ouder (artikel 2.48 Wet BRP).

6. Medische verklaring en geboorteaangifte

Een adequate geboorteregistratie is om verschillende redenen van groot belang. Te denken valt met name aan het personeel statuut van het betrokken kind en de volledigheid van de BRP en de daaraan gelieerde andere administraties.

Artikel 19e, achtste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geeft daarom de ambtenaar van de burgerlijke stand de mogelijkheid om zich een verklaring te doen overleggen door de arts of de verloskundige die bij het ter wereld komen van het kind tegenwoordig was, inhoudende dat het kind uit de als moeder opgegeven persoon is geboren. Is het kind buiten de tegenwoordigheid van een arts of verloskundige ter wereld gekomen, dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand zich een door een zodanige hulpverlener nadien opgemaakte verklaring doen overleggen. Koestert de ambtenaar van de burgerlijke stand om hem moverende redenen twijfel over de juistheid van de geboorteaangifte, dan kan de genoemde medische verklaring een nuttig instrument zijn om die twijfel weg te nemen of juist te staven.

In de praktijk blijkt maar in beperkte mate van deze bevoegdheid gebruik gemaakt te worden.12 Daarom zij er met nadruk op gewezen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich een medische verklaring omtrent de geboorte kan doen overleggen als hij twijfelt over de juistheid van de geboorteaangifte.

Nadere informatie

U kunt met nadere vragen over de Wet BRP contact opnemen met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) op telefoonnummer 088-9001000 of per e-mail naar info@rvig.nl. Informatie is bovendien beschikbaar op de website www.rvig.nl.

De Minister voor Rechtsbescherming,

F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, digitalisering en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Huffelen

  1. Op basis van cijfers uit een aantal andere landen is het aannemelijk dat sprake is van honderden slachtoffers van huwelijksdwang per jaar. ^ [1]
  2. Meer informatie over (de aanpak van) huwelijksdwang en achterlating is te vinden via http://www.huiselijkgeweld.nl/dossiers/huwelijksdwang-en-achterlating. ^ [2]
  3. Kamerstukken II 2012/13, 32 175, nr. 50. ^ [3]
  4. Wet van 14 maart 2013 tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling) (Stb. 2013, 142). Deze wet is op 1 juli 2013 inwerking getreden. ^ [4]
  5. Kamerstukken II 2012/13, 33 219, nr. 25. ^ [5]
  6. Wet van 14 juli 2021 tot wijziging van de Wet BRP in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES (hierna: Wet bap BES) in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn (Stb. 2021, 396), artikel I, onderdelen G en H (Kamerstukken 35 648). ^ [6]
  7. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/documenten/publicaties/2018/07/01/toolkit-meldcode-huiselijk-geweld-en-kindermishandeling. ^ [7]
  8. https://veiligthuis.nl. ^ [8]
  9. https://www.huiselijkgeweld.nl/vormen/eergerelateerd-geweld. ^ [9]
  10. https://www.rvig.nl/documenten/circulaires/2018/09/25/circulaire-adresonderzoek-brp-1-november-2018. ^ [10]
  11. Alle andere ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn. ^ [11]
  12. Dit geldt alleen voor de aangifte aan de gemeentebalie. Bij digitale aangifte van geboorte is de verklaring van de arts of verloskundige wel een verplicht document om de geboorteakte te kunnen opmaken. ^ [12]
Naar boven