Regeling controlevoorschriften AOV en AWW BES

Geraadpleegd op 26-05-2025.
Geldend van 12-10-2022 t/m heden

Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 3 oktober 2022, nr. 2022-0000197282, tot vaststelling van controlevoorschriften voor de uitvoering van de volksverzekeringen in Caribisch Nederland (Regeling controlevoorschriften AOV en AWW BES)

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. AOV: Wet algemene ouderdomsverzekering BES;

    • b. AWW: Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES;

    • c. Belanghebbende: degene die een uitkering op grond van de AOV of AWW ontvangt of daarvoor in aanmerking wenst te komen, dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger;

    • d. Caribisch Nederland: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • e. Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • f. Partnertoeslag: de toeslag, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOV;

    • g. RCN-unit SZW: het organisatieonderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat zorgdraagt voor de uitvoeringstaken van de minister in Caribisch Nederland;

Artikel 2. Aanvraag AOV en AWW

  • 1 Belanghebbende dient een daartoe strekkende aanvraag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de AOV of artikel 14, eerste lid, van de AWW ondertekend en gedateerd in bij de RCN-unit SZW met gebruikmaking van het door de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier en de daarbij voorgeschreven informatie en bewijsstukken welke van belang kunnen zijn voor het recht op, de hoogte van of de uitbetaling van de uitkering.

  • 2 Belanghebbende draagt er, voor zover dat in zijn vermogen ligt, zorg voor dat de minister in staat is om de juistheid en volledigheid van de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt, te onderzoeken.

  • 3 Op verzoek van de minister geeft de belanghebbende op een door de minister vastgesteld tijdstip boeken, documenten en andere informatiedragers ter inzage en stelt deze voor het maken van een kopie ter beschikking.

Artikel 3. Aanvraag uitkering na overlijden AOV-gerechtigde

  • 2 Ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 19, tweede lid, en 20 van de AOV kan de minister bewijsstukken vorderen van het dragen van verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de nalatenschap, alsmede bewijsstukken voor het geheel of gedeeltelijk betalen van ten laste komende begrafeniskosten.

Artikel 4. Inkomensgegevens

  • 1 Indien de aanvraag van een belanghebbende voor een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9 van de AOV mede betrekking heeft op partnertoeslag, dient onder de in artikel 2, eerste lid, vereiste informatie en bewijsstukken tevens te worden verstaan informatie en bewijsstukken van het inkomen van de partner en met betrekking tot het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding met de partner.

  • 2 In geval de minister partnertoeslag toekent wordt het inkomen van de partner jaarlijks gecontroleerd door middel van heronderzoek. De belanghebbende verstrekt hiertoe aan de minister desgevraagd binnen een door de minister te bepalen redelijke termijn de daartoe benodigde inkomensgegevens.

  • 3 Indien de minister dit noodzakelijk acht met het oog op de toepassing van artikel 11, derde lid, van de AWW, verstrekt de belanghebbende inkomensgegevens om te kunnen vaststellen of een kind ten laste komt als bedoeld in dat lid.

Artikel 5. Identificatie

  • 2 De minister kan met het oog op de betrouwbaarheid van het vaststellen van de identiteit nadere eisen stellen aan de identificatie van belanghebbenden die buiten Caribisch Nederland woonachtig zijn.

Artikel 6. Wijziging woon- of verblijfplaats gerechtigde AOV en AWW

  • 1 Belanghebbende stelt de minister onverwijld in kennis van een wijziging in zijn adres of het adres van het minderjarig kind met recht op wezenpensioen als bedoeld in artikel 9 van de AWW.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde informatieplicht is van overeenkomstige toepassing in het geval er zonder dat er sprake is van adreswijziging, belanghebbende of diens minderjarig kind opgehouden heeft woonachtig te zijn in het openbaar lichaam van Caribisch Nederland waaraan de hoogte van de uitkering op is gerelateerd.

Artikel 7. Bewijs van leven AOV-gerechtigden

  • 1 Op verzoek van de minister verleent de in Caribisch Nederland wonende belanghebbende bij een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9 van de AOV op een door de minister te bepalen wijze medewerking aan het vaststellen van in leven zijn van belanghebbende of diens partner.

  • 2 Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, die buiten Caribisch Nederland woont, eenmaal per zes maanden binnen een door de minister te bepalen redelijke termijn een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt bewijs van leven.

Artikel 8. Bewijs van leven en schoolverklaring AWW-gerechtigden

  • 1 Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende, bedoeld in artikel 7 van de AWW, die buiten Caribisch Nederland woont eenmaal per zes maanden binnen een door de RCN-unit SZW te bepalen redelijke termijn een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt bewijs van leven.

  • 2 Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende aan wie wezenpensioen wordt uitbetaald als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de AWW ten behoeve van de minderjarige wees of halfwees die buiten Caribisch Nederland woont, eenmaal per twaalf maanden binnen een door de minister te bepalen redelijke termijn een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt bewijs van leven. Indien de belanghebbende een meerderjarige wees of halfwees betreft die recht heeft op wezenpensioen als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, AWW, rust de in de vorige zin bedoelde informatieplicht op het kind.

  • 3 Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende studerende wees of halfwees op wie artikel 9, vijfde lid, van de AWW van toepassing is, of diens wettelijke vertegenwoordiger elk schooljaar vóór 1 september een met het betreffende tijdvak corresponderende door de school gewaarmerkte schoolverklaring of ander door de minister toegestaan bewijsstuk van het volgen van het onderwijs.

Artikel 9. Verschijningsplicht en medewerkingsplicht controle

  • 1 De belanghebbende die in Caribisch Nederland woont, verschijnt na een oproep van de minister, op het kantoor van de RCN-unit SZW in het openbaar lichaam waar de belanghebbende woonachtig is en verstrekt de gevraagde gegevens.

  • 2 De belanghebbende die buiten Caribisch Nederland woont, verschijnt na een oproep van de minister op een door de minister te bepalen plaats in de nabijheid van belanghebbende en verstrekt de gevraagde gegevens.

  • 4 De belanghebbende maakt controle mogelijk door personen die daarmee door de minister zijn belast.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J. Schouten