Besluit van 5 juli 2022, nr. 2022001458 houdende de vaststelling tot voortzetting
van het financieel toezicht op Curaçao en Sint Maarten
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 21 juni 2022, nr. 2022-0000342624
Gelet op artikel 33 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
Overwegende dat:
-
•
Artikel 33, eerste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna te noemen de Wet) bepaalt dat de raad van ministers van het Koninkrijk vijf
jaar na de inwerkingtreding van deze wet besluit of en, zo ja, met ingang van welk tijdstip een van de landen of beide een
of meer verplichtingen op grond van deze wet blijvend niet meer behoeft na te komen;
-
• Bij besluit van 1 februari 2019 de verplichtingen voor Curaçao en Sint Maarten op
grond van de Wet met drie jaar zijn verlengd en hieraan terugwerkende kracht is gegeven tot 10 oktober
2018;
-
• Ingevolge artikel 33, tweede lid, van de Wet drie jaar na een besluit, als bedoeld in het eerste lid, opnieuw een besluit wordt
genomen en vervolgens telkens binnen een periode van drie jaar na ieder besluit, zolang
ten aanzien van een land één of meer verplichtingen op grond van de Wet nog van toepassing zijn, wederom een besluit wordt genomen;
-
• Dergelijke besluiten pas worden genomen nadat aan de raad van ministers van het Koninkrijk
een advies is uitgebracht door een evaluatiecommissie;
-
• Onze Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, conform artikel 33, zevende lid, van de Wet heeft besloten tot het instellen van een evaluatiecommissie, met ingang 1 november
2021;
-
• Onze Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het advies van
de evaluatiecommissie van 14 februari 2022 heeft ontvangen;
-
• De evaluatiecommissie in haar advies heeft aangegeven dat Curaçao en Sint Maarten
voor de drie opeenvolgende begrotingsjaren 2018 tot en met 2020 niet hebben voldaan
aan de normen van de Rft. Dit komt voor een deel door de bijzondere omstandigheden in beide landen (gevolgen
van de orkanen Irma/Maria, sluiting grens Venezuela en raffinaderij, Covid-19), wat
de landen niet kan worden aangerekend. Ondanks dat het oordeel van de commissie is
dat deze omstandigheden niet te wijten zijn aan de landen, betekent dit niet dat het
toezicht kan worden opgeheven.
-
• Op basis van het bovenstaande concludeert de commissie dat het financieel toezicht
op grond van de Rft voor beide landen moet worden voortgezet en dat het niet gerechtvaardigd is dat een
of meerdere verplichtingen op grond van de Rft worden opgeheven. De commissie beveelt
daarnaast aan om de volgende evaluatie overeenkomstig artikel 33, tweede lid, Rft binnen drie jaar – uiterlijk in 2024 – te laten plaatsvinden.
-
• Door de driejaarstermijn, ontstaat er voldoende ruimte voor de landen om te komen
tot verbeteringen, met name ook op het terrein van het financieel beheer. Bovendien
zullen er in de komende jaren mogelijk (grote) veranderingen optreden als gevolg van
de landspakketten waarvan de resultaten dan meegenomen kunnen worden;
-
• De raad van ministers van het Koninkrijk op 8 april 2022, in navolging van het advies
van de evaluatiecommissie, heeft besloten tot voortzetting van het financieel toezicht
op Curaçao en Sint Maarten als bedoeld in de Wet voor de komende drie jaar.
Hebben goedgevonden en verstaan: