Meerjarige regeling specifieke uitkeringen voor huisvesting aandachtsgroepen

Geraadpleegd op 13-10-2024.
Geldend van 19-11-2022 t/m 10-05-2023

Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten voor de realisatie van woonruimten voor aandachtsgroepen (Meerjarige regeling specifieke uitkeringen aandachtsgroepen)

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet juncto artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aandachtsgroepen: dak- en thuisloze mensen, mensen met sociale of medische urgentie, statushouders, mensen die uitstromen uit een intramurale situatie, arbeidsmigranten, uitwonende studenten en woonwagenbewoners;

  • bijlage: bijlage bij deze regeling;

  • college: college van burgemeester en wethouders;

  • minister: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

  • woonruimte: ruimte die ter bewoning voor verhuur wordt aangeboden tegen een prijs:

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

  • 1 De minister kan op aanvraag van een college een specifieke uitkering verstrekken aan een gemeente voor een project:

    • a. waarbij woonruimten voor aandachtsgroepen gerealiseerd worden die aan de bestaande voorraad woonruimten worden toegevoegd en die gedurende ten minste tien jaar na voltooiing geheel voor aandachtsgroepen bestemd zijn;

    • b. waarvan aannemelijk is gemaakt dat er binnen twee jaar na de datum van toekenning van de uitkering onomkeerbare stappen worden gezet ten behoeve van het in onderdeel a bedoelde doel;

    • c. waarvan aannemelijk is gemaakt dat het binnen vijf jaar na de datum van toekenning van de uitkering gerealiseerd is; en

    • d. waarbij de woonruimten verhuurd zullen worden op basis van een schriftelijk huurcontract tussen huurder en verhuurder.

  • 2 De specifieke uitkering wordt slechts toegekend indien er sprake is van een financieel tekort bij het project en de bijdrage aantoonbaar bijdraagt en noodzakelijk is voor het realiseren van woonruimten voor aandachtsgroepen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De specifieke uitkering bedraagt maximaal het in de bijlage vastgestelde bedrag per te realiseren woonruimte.

  • 4 Kosten mogen alleen opgevoerd worden indien deze voor minimaal 85% toerekenbaar zijn aan de bouw van woonruimten voor aandachtsgroepen.

  • 5 Maximaal 5% van de gevraagde bijdrage mag opgevoerd worden voor noodzakelijke projectkosten en maximaal 10% van het gevraagde bedrag voor het financieren van sociaal beheer.

Artikel 3. Uitkeringsplafond

  • 1 Het plafond voor het totaal van de aanvragen voor specifieke uitkeringen bedraagt het bedrag, genoemd in de bijlage.

  • 2 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor activiteiten voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1 Een specifieke uitkering kan worden aangevraagd binnen de aanvraagperiode, bedoeld in de bijlage.

  • 2 Een aanvraag bevat:

    • a. een beschrijving van het project en de locatie waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en van de wijze waarop het project voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 2;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn, waarbij middels processtappen inzichtelijk wordt gemaakt hoe het project uitgevoerd zal worden;

    • c. een overzicht van de aantallen te realiseren woonruimten per beoogde aandachtsgroep;

    • d. een projectbegroting met een toelichting waaruit de benodigde bijdrage per woonruimte en het BTW-deel van het aangevraagde bedrag blijkt;

    • e. de verwachte begin- en einddatum van het project; en,

    • f. een risicoanalyse die ingaat op de risico’s aangaande de planvorming, juridische procedures, draagvlak in de omgeving en afspraken met de markt, medeoverheden en corporaties;

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 4 Indien een aanvraag onvolledig is en niet al bij voorbaat duidelijk is dat deze na herstel zou moeten worden afgewezen omdat het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, anders wordt overschreden, biedt de minister de mogelijkheid om dit verzuim binnen een redelijke termijn te herstellen.

  • 5 De minister kan, indien de binnengekomen aanvragen cumulatief het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, reeds overschrijden, de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, vroegtijdig beëindigen, zulks in afwijking van de in de bijlage genoemde aanvraagperiode.

  • 6 De minister kan, in aanvulling op het gestelde in het tweede lid, aanvullende bescheiden vragen voor het indienen van een aanvraag die hij nodig acht voor het beoordelen van de aanvraag of het monitoren van de effecten van deze regeling.

Artikel 5. De rangschikking van de aanvragen

  • 1 De minister behandelt de binnengekomen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment dat de aanvraag volledig is binnengekomen.

  • 2 Indien de minister op de dag dat het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt de minister de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

  • 3 Indien het plafond niet is bereikt na toewijzing aan de binnengekomen aanvragen in de periode bedoeld in artikel 4, eerste lid, kan de minister een andere periode vaststellen waarbinnen aanvragen kunnen worden gedaan. Die periode wordt uiterlijk zes weken voor aanvang ervan bekendgemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1 De gerealiseerde woonruimten zijn ten minste tien jaar na voltooiing bestemd voor aandachtsgroepen.

  • 2 Woonruimten dienen te worden verhuurd op basis van een schriftelijk huurcontract tussen huurder en verhuurder.

  • 3 Het college besteedt de specifieke uitkering volledig uiterlijk op 31 december van het vijfde jaar nadat de uitkering verstrekt is aan de projecten waarvoor de uitkering is verstrekt.

  • 4 Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering voor de datum, bedoelde in het vorige lid, niet mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van het college eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.

  • 5 Het college informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.

  • 6 Het college verleent op verzoek van de minister medewerking en verstrekt informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.

  • 7 Aan een uitkering kunnen in de uitkeringsbeschikking nadere verplichtingen worden verbonden.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

  • 1 De minister wijst een aanvraag voor een specifieke uitkering af indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde regels;

    • b. de aanvraag ziet op activiteiten waarvoor op grond van andere regelingen reeds een specifieke uitkering is verstrekt;

    • c. het bedrag van de aangevraagde uitkering dusdanig hoog is dat de toekenning ervan leidt tot een overschrijding van het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • d. toewijzing van de aanvraag wegens onvoorziene omstandigheden niet ten goede zou komen aan projecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid; of

    • e. toewijzing van de aanvragen volgens de rangschikking zou leiden tot een bovenmatige concentratie van de toewijzingen in een of enkele regio’s.

  • 2 De minister kan een aanvraag voor een specifieke uitkering gedeeltelijk afwijzen, voor zover de volledige toekenning zou leiden tot een overschrijding van het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 8. De verlening

  • 1 De minister neemt binnen acht weken na de datum van ontvangst van een aanvraag een besluit over de verlening van de specifieke uitkering. Indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden gegeven, deelt de minister dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn van uiterlijk acht weken waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2 De verleningsbeschikking vermeldt:

    • a. welke projecten worden uitgevoerd en hoeveel woonruimten daarmee worden gerealiseerd;

    • b. het bedrag van de uitkering;

    • c. de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering, en

    • d. de wijze waarop kan worden aangetoond dat de projecten zijn uitgevoerd.

Artikel 9. Bevoorschotting en uitbetaling

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 8, eerste lid, een voorschot van 100% en betaalt dat voorschot in één keer uit.

Artikel 10. Verantwoording, vaststelling, wijziging en terugvordering

  • 2 Het college kan een wijzigingsaanvraag indienen voor een vervangend project wanneer één of meerdere projecten waarvoor de uitkering is verstrekt niet kan worden uitgevoerd. Het vervangende project dient minimaal dezelfde hoeveelheid woonruimten te realiseren als met het niet uitgevoerde project beoogd was.

  • 3 Artikel 4, 6, 7, 8 en 9 en het verder bepaalde in dit artikel is op deze wijzigingsaanvraag van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de minister de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel terugvorderen. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Meerjarige regeling specifieke uitkeringen voor huisvesting aandachtsgroepen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

H.M. de Jonge

Bijlage bij de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, en 4, eerste lid

  • 1. Het bedrag per woonruimte, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 7.000 per te realiseren woonruimte.

  • 2. Het uitkeringsplafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt € 52.135.000, met dien verstande dat per gemeente in totaal ten hoogste een bedrag van € 2.000.000 wordt verstrekt.

  • 3. De aanvraagperiode, bedoeld in artikel 4, eerste lid, loopt van 19 september 2022, 09:00 uur tot 28 november 2022, 17:00 uur.