7.1. Drempelcriteria
D.1.a:
De aanvraag wordt ingediend namens een alliantie door één penvoerder, zijnde een maatschappelijke
organisatie gevestigd in Nederland of in een lage-, lage-midden-, of hoge-middeninkomensland
(zie de landenlijst in Annex 4 bij deze beleidsregels).
Toelichting:
Dit blijkt uit de statuten van de penvoerder en een namens de penvoerder en alle mede-indieners
getekende samenwerkingsovereenkomst die is gesloten met het oog op de uitvoering van
de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in het kader van het Fonds Bestrijding
Seksuele Uitbuiting van Kinderen.
Onder een maatschappelijke organisatie wordt verstaan: een niet op winst gerichte,
niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een
maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht,
die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door
een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is.
Onder een in Nederland gevestigde organisatie wordt verstaan: een organisatie opgericht
in Nederland volgens Nederlands recht en statutair minimaal drie jaar in Nederland
gevestigd, waarbij de peildatum 1 januari 2022 is.
Onder een in een lage-, lage midden- of hoge middeninkomensland gevestigde organisatie
wordt verstaan: een organisatie die statutair is gevestigd in een van de landen opgenomen
in Annex 4 en daar is opgericht volgens het aldaar geldende recht.
D.1.b:
De alliantie namens welke de penvoerder de aanvraag indient, bestaat uit maatschappelijke
organisaties waarvan ten minste één maatschappelijke organisatie gevestigd in een
lage-, lage midden- of hoge middeninkomensland, opgenomen op de landenlijst van Annex
4 bij deze beleidsregels, en ten minste één in Nederland gevestigde maatschappelijke
organisatie.
Toelichting:
Dit wordt aangetoond door overlegging van de statuten van de penvoerder en alle mede-indieners.
Internationale Non-Gouvernementele Organisaties (INGO’s) gevestigd in een hoge-inkomensland
anders dan Nederland, kunnen in een alliantie deelnemen als mede-indiener.
D.2:
De aanvraag omvat een namens de penvoerder en alle mede-indieners getekende samenwerkingsovereenkomst
die is gesloten met het oog op de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd in het kader van het Fonds Bestrijding Seksuele Uitbuiting van Kinderen,
waarin in ieder geval afspraken zijn neergelegd over:
-
•
de wijze waarop elk van de alliantiepartners bijdraagt aan de werkzaamheden van de
alliantie (rollen, taken en verantwoordelijkheden);
-
•
de wijze waarop de besluitvorming in de alliantie plaatsvindt;
-
•
de wijze waarop de kosten en de risico’s worden verdeeld over de alliantiepartners;
-
•
de wijze waarop de alliantiepartners naleving door de penvoerder van de aan een subsidie
verbonden verplichtingen jegens de Minister waarborgen, inclusief de zorg voor gezamenlijke
geaggregeerde rapportages (inclusief IATI-rapportages);
-
•
de wijze waarop partners elkaar geïnformeerd houden over de voortgang binnen het programma,
maar ook over hun financiële gezondheid;
-
•
hoe het partnerschap aangepast kan worden;
-
•
de rol van elk alliantie-lid in het monitoren en evalueren van voortgang van de activiteiten
waartoe de subsidie verstrekt is.
Toelichting:
Dit wordt aangetoond door overlegging van een namens de penvoerder en alle mede-indieners
getekende samenwerkingsovereenkomst die aan bovenstaande vereisten voldoet.
D.3:
Zowel de penvoerder als zijn mede-indieners zetten zich in voor universele toegang
tot SRGR van kinderen en jongeren tot 18 jaar en de bestrijding en/of preventie van
seksuele uitbuiting van kinderen in lage-, lage midden- en/of hoge middeninkomenslanden
(zie Annex 4) in samenwerking met de in die landen gevestigde maatschappelijk organisatie(s).
Toelichting:
Dit wordt aangetoond door overlegging van de doelstellingen van de penvoerder en alliantiepartners,
zoals vermeld in de statuten en/of jaarverslagen (2019, 2020 en 2021). Geef de passage/bladzijde
aan waarnaar wordt verwezen.
D.4:
De penvoerder heeft ten minste het afgelopen jaar gewerkt op het gebied van toegang
tot SRGR van kinderen en jongeren tot 18 jaar en/of de bestrijding en/of preventie
van seksuele uitbuiting van kinderen in minimaal drie van de landen waar de aanvraag
zich op richt. Peildatum is 1 januari 2022.
Toelichting:
Dit wordt aangetoond door overlegging van het jaarverslag 2021 van de penvoerder.
Geef de passage/bladzijde aan waarnaar wordt verwezen.
D.5:
De penvoerder toont aan dat in de periode vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december
2021 jaarlijks ten minste 25% van de totale jaarlijkse inkomsten van de alliantie
afkomstig was uit bronnen anders dan directe subsidies en/of bijdragen van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Toelichting:
Gedurende de periode 2019-2021 was jaarlijks ten minste 25% van de totale jaarlijkse
inkomsten van de alliantie afkomstig uit bronnen anders dan directe subsidies en/of
bijdragen van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief ambassades/posten).
Dit criterium geldt voor de gehele alliantie. Dat wil zeggen dat indien de penvoerder
of één van de mede-indieners jaarlijks minder dan 25% van de totale jaarlijkse inkomsten
uit andere dan subsidies en/of bijdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
verwierf, dit kan worden gecompenseerd door (een) andere partner(s) in de alliantie.
Dit wordt aangetoond door overlegging van de laatste drie jaarrekeningen (2019-2021)
van alle alliantiepartners of verwijzing naar de relevante pagina’s uit de jaarverslagen
over deze jaren indien de jaarrekeningen in deze verslagen zijn opgenomen.
Jaarlijkse totale inkomsten in 2019: EUR……, waarvan afkomstig van BZ: EUR………, ………%
Jaarlijkse totale inkomsten in 2020: EUR……, waarvan afkomstig van BZ: EUR………, ………%
Jaarlijkse totale inkomsten in 2021: EUR……, waarvan afkomstig van BZ: EUR………, ………%
D.6
-
A.
De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van
een in Nederland gevestigde penvoerder of mede-indiener bedraagt, uiterlijk met ingang
van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR
199.000 (bruto) bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.
Genoemd bedrag bestaat uit:
-
1. de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);
-
2. de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;
-
3. beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage,
etc.
-
B.
Deze eis is ook van toepassing voor mede-indieners die zijn gevestigd in een EU-lidstaat,
waarbij voor mede-indieners gevestigd in EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij
de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond
van de corporate rates (Annex 5) die door het ministerie worden gehanteerd met ingang
van 1 juli 2022.
-
C.
Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels
2022) geldt voor mede-indieners gevestigd in één van de volgende landen een aangepaste
norm, op grond van het algemene inkomensniveau in de betreffende landen:
•
|
Noorwegen
|
NOK
|
2.018.915
|
•
|
Zwitserland
|
CHF
|
206.065
|
•
|
Japan
|
YEN
|
27.111.760
|
•
|
VS/Canada
|
USD
|
210.522
|
•
|
Verenigd Koninkrijk
|
GBP
|
169.086
|
-
D.
De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van
een penvoerder of mede-indiener gevestigd in overige landen, staat met ingang van
het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau
van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie.
Toelichting:
Ad A/B/C/D
De penvoerder specificeert de hoogte van de bezoldiging (inclusief toeslagen) van
elk van de leden van het management (inclusief CEO) en bestuur van de eigen organisatie
en alle mede-indieners, evenals de omvang van de aanstelling (in uren per week; zie
ook hieronder onder Toelichting op criterium), per de datum van de ingang van het
subsidietijdvak:
Functie
|
Beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen)
|
Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen
|
Beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage
e.a.
|
Omvang aanstelling (in uren per week)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor mede-indieners uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro en alliantiepartners
uit landen buiten de EU, anders dan de landen onder C, geldt dat omrekening van de
lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (Annex 5) die door het ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 juli 2022.
Ad A
Voor Nederlandse alliantieleden die vallen onder de reikwijdte van de Wet Normering Topinkomens (WNT) kan de penvoerder in plaats van het geven van bovenstaande specificatie als
alternatief verwijzen naar de jaarlijks op uiterlijk 1 juli openbaar gemaakte WNT-gegevens,
tenzij deze informatie per 1 januari 2022 in verband met een wijziging in de bezoldiging
niet meer geldig is. (De WNT-gegevens dienen op internet openbaar gemaakt te worden
voor een periode van tenminste zeven jaar. Deze moeten algemeen toegankelijk en eenvoudig
te vinden zijn.)
Ad D
Behalve de specificatie van de bezoldiging van de individuele leden van het management
en bestuur van alliantiepartners gevestigd buiten de EU, Noorwegen, Zwitserland, Japan,
VS/Canada, en/of Verenigd Koninkrijk geeft de penvoerder voor deze alliantiepartners
een toelichting op de verhouding tussen enerzijds de hoogte van de bezoldiging en
anderzijds het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit
van de organisatie, inclusief een overtuigende onderbouwing waarom de hoogte van de
bezoldiging gelet op de in het criterium genoemde factoren redelijk kan worden genoemd.
Denk bijvoorbeeld aan:
-
a. Taken en verantwoordelijkheden functionaris;
-
b. Aantal medewerkers van de organisatie (of het organisatieonderdeel);
-
c. Jaarlijkse totale inkomsten van de organisatie in 2019, 2020 en 2021;
-
d. Toelichting op complexiteit en strategische positionering van de organisatie (bijvoorbeeld
rol in het internationale beleid, werkterrein, kennisfunctie), op grond waarvan de
hoogte van de bezoldiging wordt gerechtvaardigd;
-
e. Bezoldigingsniveau van vergelijkbare organisaties in het land of de regio waarin de
organisatie is gevestigd;
-
f. Andere relevante overwegingen over de hoogte van de bezoldiging in verhouding tot
het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van
de organisatie.
Toelichting op criterium:
Het bezoldigingsmaximum is afgeleid van de bezoldiging van de Directeur-Generaal Internationale
Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. DGIS valt onder de
cao voor Rijksambtenaren waarin een 36-urige werkweek als voltijds dienstverband wordt
aangemerkt. Indien het dienstverband van een management-lid of bestuurder bij de betrokken
organisatie minder dan 36 uur per week betreft, wordt het bezoldigingsmaximum van
EUR 199.000 pro-rato verlaagd en gerelateerd aan de deeltijdfactor van het dienstverband
(omvang aanstelling/36*EUR 199.000). Bij een dienstverband van meer dan 36 uur blijft
het bezoldigingsmaximum EUR 199.000. Wanneer de organisatie de deeltijdfactor verstrekt
in de subsidieaanvraag, is dit het uitgangspunt voor de berekening van het verlaagde
bezoldigingsmaximum. Wanneer de deeltijdfactor niet wordt verstrekt, wordt uitgegaan
van een omvang van een voltijds dienstverband van 36 uur.
D.7.a:
De penvoerder is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid
met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte
en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
Toelichting
De penvoerder toont dit aan door:
-
○ Geldige Partos 9001 – 2015, versie 2018 certificering; of
-
○ In geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) heeft: een compleet ingevuld ORIA update formulier (Annex 6) met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of, indien
de aanvraag afgekeurd is op andere gronden dan de organisatorische capaciteit, het
subsidiekader waaronder de aanvraag ingediend werd; of
-
○ In alle andere gevallen: een volledige ingevulde ORIA (Annex 7).
D.7.b:
De penvoerder toont aan dat hij en alle mede-indieners een integriteitsbeleid hebben
vastgesteld. De penvoerder toont aan dat hij en alle mede-indieners procedures hebben
ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en
deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder
begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van
de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft, door de penvoerder en diens mede-indieners
en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend
geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen
en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een
tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.
Toelichting
De penvoerder toont dit aan door voor elke alliantiepartner de volgende bewijslast
te overleggen:
-
○ Geldige Partos 9001 – 2015, versie 2018 certificering; of
-
○ Voor de penvoerder en mede-indieners met een positief beoordeelde ORIA: een verwijzing
naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of, indien de aanvraag afgekeurd
is op andere gronden dan de organisatorische capaciteit, het subsidiekader waaronder
de aanvraag ingediend werd; of
-
○ Voor de penvoerder en mede-indieners zonder ORIA: een volledig ingevulde ORIA Integrity Update (Annex 8), in te dienen in het Engels.
D.8:
De aanvraag richt zich op de bestrijding en/of preventie van seksuele uitbuiting van
kinderen en jongeren jonger dan achttien jaar, zoals gedefinieerd in de Luxembourg
Guidelines
.
Toelichting:
Dit blijkt uit het ingediende programmavoorstel.
D.9:
De aanvraag wordt in minimaal drie landen geïmplementeerd.
Toelichting:
Dit blijkt uit het ingediende programmavoorstel.
D.10:
De aanvraag heeft een looptijd van drie jaar, beginnend per 1 maart 2023 en eindigend
op 28 februari 2026.
Toelichting:
Dit blijkt uit het ingediende programmavoorstel.
D.11:
De gevraagde subsidie bedraagt ten hoogste EUR 15 miljoen.
Toelichting:
Dit blijkt uit de bij de aanvraag behorende begroting.
D.12:
In de aanvraag wordt een link gelegd met ten minste één van de vier SRGR-resultaatgebieden,
ten minste drie van de indicatoren uit het SRGR-resultatenkader, en SDG 3 en/of SDG
5 (zie ook hoofdstuk 4):
Toelichting:
Dit blijkt uit het ingediende programmavoorstel.
D.13:
De aanvraag heeft geen betrekking op activiteiten:
-
–
waarvoor reeds direct of indirect subsidie of een bijdrage is verstrekt ten laste
van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, of
-
–
die bij aanvraag van de subsidie reeds zijn gestart, of
-
–
van een organisatie waaraan door het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie
is verleend waarvan het tijdvak nog loopt, of
-
–
met betrekking tot commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten,
of
-
–
van een lokale maatschappelijke organisatie waarvoor reeds middellijk ten laste van
de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage wordt ontvangen.
Toelichting:
Dit blijkt uit het ingediende programmavoorstel en de begroting.