De Minister van Justitie en Veiligheid,
Overwegende:
Dat het openbaar ministerie in het strafrechtelijke onderzoek Santander heeft vastgesteld
dat criminelen bij hun reisbewegingen gebruik hebben gemaakt van valse identiteiten
en daarbij beschikten over, valselijke opgemaakte, authentieke Nederlandse paspoorten;
Dat de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens hiervan door het openbaar ministerie op
de hoogte is gesteld en daarop, in het kader van het Visa Waiver Programma, de Amerikaanse
autoriteiten heeft ingelicht;
Dat de Verenigde Staten valselijk opgemaakte documenten wensen te weren uit de Verenigde
Staten en met het oog daarop een verzoek hebben gedaan om de documentnummers van de
valselijk opgemaakte Nederlandse paspoorten, zoals door het openbaar ministerie in
het eerdergenoemde onderzoek vastgesteld, te ontvangen;
Dat de documentnummers persoonsgegevens zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk
onderzoek die door het openbaar ministerie in een strafdossier wordt verwerkt, en
daarmee strafvorderlijke gegevens zijn in de zin van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
Dat deze gegevens alleen aan de Verenigde Staten kunnen worden verstrekt indien daarvoor
een expliciete wettelijke grondslag bestaat;
Dat artikel 39g juncto artikel 14 van de Wjsg de Minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid geeft om in bijzondere gevallen
toestemming te geven voor zover dit noodzakelijk is tot verstrekking van strafvorderlijke
gegevens met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor bijzondere doeleinden;
Dat in het onderzoek Santander meerdere documentnummers van valselijk opgemaakte authentieke
paspoorten zijn vastgesteld;
Dat het weren van valselijk opgemaakte documenten uit de Verenigde Staten en het,
daarmee samenhangend, beschermen van de integriteit en de betrouwbaarheid van het
Visa Waiver Programma door de Amerikaanse overheid kwalificeren als een zwaarwegend
algemeen belang;
Dat het daarom noodzakelijk is dat de documentnummers van die valselijk opgemaakte
authentieke paspoorten, voor zover deze op het moment van verstrekking nog geldig
zijn, door het openbaar ministerie kunnen worden verstrekt aan het Ministerie van
Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten;
Dat het een verstrekking betreft die plaatsvindt overeenkomstig de hierbij te stellen
voorwaarden;
Gelet op artikel 39g juncto artikel 14 van de Wjsg,