[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1. Jaarlijks stelt de Kamer, overeenkomstig de punten 2 tot en met 4, een lijst vast
van aangekondigde en voorgenomen wetgevende EU voorstellen, zijnde wetgevingshandelingen
als bedoeld in artikel 2 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen
in de Europese Unie, welke is opgenomen bij het Verdrag van Lissabon. Deze lijst omvat:
-
a. voorstellen die de Kamer mogelijk van zodanig politiek belang acht dat zij, overeenkomstig
de punten 5 tot en met 12, over de behandeling daarvan op bijzondere wijze wenst te
worden geïnformeerd, en
-
b. voorstellen die de Kamer zal toetsen op de aspecten: Europese rechtsgrondslag, subsidiariteit
en proportionaliteit.
-
2. Om te komen tot de onder 1 genoemde lijst wijzen de vaste commissies van de Kamer
in hun respectieve procedurevergaderingen voorstellen aan uit de voorgenomen plannen
en activiteiten van de Europese Commissie in haar jaarlijkse Wetgeving- en Werk Programma
en, voor zover al beschikbaar, de aangekondigde voornemens van de EU-Voorzitterschappen.
De vaste commissies geleiden de door hen aangewezen voorstellen door naar de vaste
commissie voor Europese Zaken. De vaste commissie voor Europese Zaken stelt op basis
daarvan een volledige lijst van wetgevende EU-voorstellen op. De vastgestelde lijst
wordt door de vaste commissie voor Europese Zaken met de regering besproken in een
notaoverleg, zo mogelijk voor 1 januari van het betreffende jaar.
-
3. Na het hierboven genoemde notaoverleg doet de vaste commissie voor Europese Zaken
een voorstel aan de Kamer tot vaststelling van de volledige lijst van wetgevende EU-voorstellen.
De vastgestelde lijst wordt gepubliceerd en aan de regering gezonden.
-
4. Indien in de loop van het jaar nieuwe wetgevende EU-voorstellen worden ingediend,
die niet op de vastgestelde lijst voorkomen, kunnen deze op voorstel van een vaste
commissie en na kennisgeving door de betreffende vaste commissie aan de vaste commissie
voor Europese Zaken in behandeling worden genomen.
-
5. Nadat de Kamer een wetgevend EU-voorstel (als bedoeld in artikel 2 van het Protocol
betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie), dat is opgenomen
op de hierboven onder 1 genoemde lijst, dan wel is toegevoegd op basis van de hierboven
onder 4 genoemde procedure, heeft ontvangen, onderzoekt de betreffende vaste commissie
het EU-voorstel en stelt zij een oordeel op over:
-
a. de noodzaak een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen indien de vaste commissie
besluit dat zij het voorstel van zodanig politiek belang acht dat zij over de behandeling
daarvan op bijzondere wijze wenst te worden geïnformeerd;
-
b. de Europese rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit. De betreffende vaste
commissie geleidt haar oordeel door naar de vaste commissie voor Europese Zaken, voor
zover dat het parlementair behandelvoorbehoud betreft, en aan de commissie verantwoordelijk
voor de toetsing op Europese rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit,
voor zover dat laatstgenoemde aspecten betreft.
-
6. Bij wetgevende EU-voorstellen die commissieoverstijgend zijn, heeft de vaste commissie
voor Europese Zaken een versterkte coördinerende rol, opdat de verschillende invalshoeken
in voldoende mate worden betrokken bij de definitieve oordeelvorming van de Kamer.
Daartoe kan de vaste commissie voor Europese Zaken aan de betreffende vaste commissie
die het voortouw heeft, adviseren om ook andere vaste commissies bij de behandeling
en oordeelsvorming te betrekken.
-
7. Na ontvangst door de vaste commissie voor Europese Zaken van het advies van de betreffende
vaste commissie(s) een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen vanwege het politieke
belang van het betreffende wetgevende EU-voorstel, geleidt de vaste commissie voor
Europese Zaken – al dan niet na overleg of nadere bespreking met de betreffende vaste
commissie(s) – het advies door ter besluitvorming door de Kamer.
-
8. De Kamer besluit over het ingediende advies om een parlementair behandelvoorbehoud
aangaande een wetgevend EU-voorstel te laten maken. Op grond van artikel 4, eerste lid van de Goedkeuringswet dient de Kamer binnen 2 maanden na ontvangst van het wetgevend EU-voorstel een besluit
te nemen.
-
9. Op grond van artikel 4, tweede lid van de Goedkeuringswet stelt de Kamer de regering schriftelijk in kennis van haar besluit, waarna de regering
onverwijld na de mededeling hiervan een parlementair voorbehoud in de EU dient te
maken in het kader van de voor de behandeling van het voorstel te volgen wetgevingsprocedure.
-
10. Vervolgens heeft op grond van artikel 4, derde lid van de Goedkeuringswet binnen vier weken nadat de Kamer het besluit heeft genomen een parlementair behandelvoorbehoud
te plaatsen, een overleg plaats met de Regering over het bijzondere politieke belang
van het voorstel, waarin tevens afspraken worden gemaakt over de wijze van informatieverstrekking
door de regering, over het verloop van de onderhandelingen en van de wetgevingsprocedure
en over eventueel vervolgoverleg.
-
11. Het overleg onder 10 heeft bij voorkeur plaats in de vorm van een algemeen overleg
van de betreffende vaste commissie met de verantwoordelijke bewindspersoon. Indien
een algemeen overleg wegens omstandigheden (zoals recesperiodes) niet mogelijk blijkt
kan ook een andere vorm van overleg worden gekozen. De vaste commissie voor Europese
Zaken verleent desgewenst op verzoek van de betreffende vaste commissie(s) ondersteunende
en adviserende bijstand.
-
12. De tijdens dit overleg met de regering gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd
en aan de regering ter kennis gebracht. Tevens wordt de vaste commissie voor Europese
Zaken door de betreffende vaste commissie schriftelijk geïnformeerd over de uitkomsten
van het overleg met de regering.
-
13. Deze procedureregeling laat de door het Reglement van Orde aan commissies en Leden
toegekende bevoegdheden onverlet.
-
14. Na de afronding van dit overleg, als bedoeld in artikel 4, derde lid van de Goedkeuringswet, is de procedure van het parlementair behandelvoorbehoud formeel beëindigd.