Procedureregeling parlementaire instemming Verdrag van Lissabon (het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 09-12-2021 t/m heden.

Procedureregeling parlementaire instemming Verdrag van Lissabon (het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

In de Goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon (Stb. 2008, 301) is de bepaling opgenomen dat ontwerp-besluiten voortvloeiend uit de artikelen 77, derde lid, 87, derde lid, en 89 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie terstond aan de Staten-Generaal worden voorgelegd, voordat daarover besluitvorming plaatsvindt door de Raad. Dit betreft ook artikel 81, lid 3 van genoemd Verdrag, voorzover het niet gaat om de tweede alinea van dat lid.

Instemming van beide Kamers der Staten-Generaal is vereist voordat de vertegenwoordiger van het Koninkrijk zijn medewerking kan verlenen aan de totstandkoming van een besluit (van de Raad). Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen na overlegging van het ontwerp-besluit door of namens een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp-besluit de uitdrukkelijke instemming behoeft.

Hierop is de volgende procedure gebaseerd:

  • 1. De aanbiedingsbrief bij één of meerdere ontwerp-besluiten wordt als kamerstuk gepubliceerd. Dit gebeurt onder een zogenaamd “dubbel nummer” of “Staten-Generaal-nummer”: kamerstukken die zowel voor de Eerste als voor de Tweede Kamer relevant zijn. Op het kamerstuk wordt de termijn vermeld waarbinnen de kamers de wens te kennen kunnen geven dat het ontwerp-besluit de uitdrukkelijke instemming behoeft.

  • 2. De ontwerp-besluiten worden in een procedurevergadering door de betrokken kamercommissies (vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken) besproken.

  • 3. Er zijn nu drie mogelijkheden:

    • a. de commissie(s) doet/doen niets: na afloop van de termijn is stilzwijgende instemming verleend;

    • b. de commissie(s) besluit(en) tot een overleg met de regering om nadere informatie te verkrijgen. Dit gebeurt binnen de termijn van 15 dagen echter zonder de wens te kennen te geven tot uitdrukkelijke instemming. Dit laat uiteraard het recht van individuele leden onverlet bij de regeling van werkzaamheden alsnog om uitdrukkelijke instemming te verzoeken;

    • c. de commissie(s) stuurt/sturen de Voorzitter een brief met het verzoek aan de Kamer voor te stellen tot uitdrukkelijke instemming te besluiten.

  • 4. In het geval vermeld onder 3c doet de Voorzitter tijdens de regeling van werkzaamheden de Kamer het volgende voorstel: “Ik stel voor, overeenkomstig het verzoek van de commissie(s) voor ….., de wens uit te spreken dat het ontwerp-besluit ….., aangeboden bij brief van ….. (kamerstuk …..), de uitdrukkelijke instemming van de Kamer behoeft.”

  • 5. Vervolgens vindt er doorgaans over het ontwerp-besluit een commissiedebat plaats tussen de betrokken commissie en de regering. Aan het eind van het commissiedebat concludeert de commissievoorzitter of de commissie de Voorzitter al dan niet zal verzoeken aan de Kamer voor te stellen tot uitdrukkelijke instemming te besluiten.

  • 6. De uitkomst van het commissie-overleg wordt aan de Voorzitter meegedeeld.

  • 7. Eventueel kan er nu een plenair debat over het ontwerp-besluit plaatsvinden.

  • 8. Aan het slot van het plenaire debat, of – indien zodanig debat niet heeft plaatsgevonden – bij de regeling van de werkzaamheden doet de Voorzitter de Kamer het volgende voorstel:

    “Ik stel voor, vast te stellen dat voor zover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerp-besluiten, toegezonden bij de brief van de minister/staatssecretaris van ….., d.d. .. .. …. (kamerstuk …..).”

    Indien niet zonder meer met één of meer ontwerp-besluiten kan worden ingestemd, is het uiteraard ook mogelijk dat die ontwerp-besluiten afzonderlijk in stemming worden gebracht.