2. Ontslagvergoedingen, herziene uitleg
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Sinds 15 juli 2014 is in het OESO-commentaar een richtlijn opgenomen over de fiscale
behandeling van ontslagvergoedingen. In paragraaf 2.7 van het OESO-commentaar bij
artikel 15 van het OESO-modelverdrag wordt opgemerkt dat toerekening van een ontslagvergoeding
in algemene zin (volgens arbeidscontract of wetgeving) kan plaatsvinden op basis van
de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. In het besluit van 23 april 2015 is deze richtlijn, in het verlengde van jurisprudentie van de Hoge Raad1, als hoofdregel opgenomen.
Inmiddels is gebleken dat verschillende verdragspartners de twaalfmaandenrichtlijn
niet als hoofdregel toepassen en een andere uitleg geven aan het OESO-commentaar dan
Nederland.
In deze uitleg kan ervan worden uitgegaan dat de ontslaguitkering moet worden toegerekend
overeenkomstig de diensttijd waarop de hoogte van de ontslagvergoeding is gebaseerd.
Doorgaans is dit de volledige diensttijd bij de werkgever die de ontslaguitkering
betaalt. Als bijvoorbeeld door tijdsverloop het verloop van de dienstbetrekking2 niet (volledig) kan worden achterhaald en de juiste toerekening ook niet op een andere
wijze in redelijkheid kan worden benaderd, wordt teruggevallen op de laatste twaalf
maanden van de dienstbetrekking bij de betreffende werkgever.
Omdat een verschillende uitleg van het OESO-commentaar kan leiden tot situaties van
dubbele belastingheffing en dubbele niet-heffing, acht ik het wenselijk aan te sluiten
bij de hiervoor genoemde uitleg.
Deze uitleg kan worden toegepast bij ontslagvergoedingen die zijn genoten na inwerkingtreding
van dit besluit.
Bij belastingaanslagen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog niet
onherroepelijk vaststaan, kan de hiervoor beschreven uitleg worden toegepast mits
een belastingplichtige op verzoek van de inspecteur kan aantonen dat dit niet leidt
tot (gedeeltelijke) dubbele niet-heffing.
Voorbeeld 1
A woont in Nederland en ontvangt van haar in Nederland gevestigde werkgever een ontslagvergoeding.
Gedurende het grootste deel van haar dienstbetrekking van 5 jaar werkte zij in Nederland,
enkel in het laatste jaar van de dienstbetrekking werkte zij 8 maanden in Duitsland.
Omdat in dit geval het verloop van de dienstbetrekking voldoende duidelijk is, wordt
de ontslagvergoeding dienovereenkomstig toegerekend. Voor 8/60e deel van de ontslagvergoeding bestaat er recht op voorkoming van dubbele belasting.
De toerekening van de ontslagvergoeding aan de relevante periode betekent niet automatisch
dat het heffingsrecht over de ontslagvergoeding in zoverre toekomt aan het land waar
de dienstbetrekking feitelijk is uitgeoefend. Daarvoor is doorslaggevend of dat land
het heffingsrecht heeft over het reguliere loon dat ter zake van die werkzaamheden
is betaald (artikel 15 OESO-modelverdrag).
Voorbeeld 2
B woont in Nederland en ontvangt van zijn in Nederland gevestigde werkgever een ontslagvergoeding.
Het verloop van de volledige dienstbetrekking is door omstandigheden niet in redelijkheid
te benaderen. In de afgelopen periode van 12 maanden werkte hij voor deze werkgever
190 dagen in België, 35 dagen in Duitsland en de overige 15 dagen in Nederland. Alleen
voor de werkzaamheden in België bestaat er recht op aftrek ter voorkoming van dubbele
belasting, omdat het heffingsrecht over dat deel van het loon aan België toekomt.
De ontslagvergoeding die hij van zijn werkgever ontvangt, wordt geacht betrekking
te hebben op de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. Voor
het deel dat toe te rekenen is aan de in België verrichte werkzaamheden, 190/240e deel van de ontslagvergoeding, is er recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.