1.2. De rol van het strafrecht
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2022. Zie het
overzicht van wijzigingen]
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2022. Zie het
overzicht van wijzigingen]
Om te beoordelen of (en zo ja hoe) het strafrecht moet worden ingezet bij een verdenking
van huiselijk geweld of kindermishandeling, moeten verschillende elementen in een
zo vroeg mogelijk stadium van de zaak worden meegewogen. Bij de start van een zaak
en tijdens het vervolg ervan wordt steeds bepaald of voldoende maatregelen zijn getroffen
om de directe veiligheid van betrokkenen en anderen te waarborgen en of er voldoende
maatregelen zijn getroffen om duurzame veiligheid te versterken.
De officier van justitie beziet in dit kader welke strafrechtelijke mogelijkheden
ingezet moeten worden.
Bij de beoordeling of (aanvullende) strafrechtelijke maatregelen nodig zijn, wordt
gebruik gemaakt van informatie, kennis en expertise van andere instanties zoals Veilig
Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de Reclassering. Het betrekken van deze partijen is zowel bij een aangehouden- als bij een niet-aangehouden
verdachte van belang. Immers moet in beide situaties beoordeeld worden of het wel
of niet veilig is voor betrokkenen in het systeem (partner/familie/huisgenoten/kinderen).
Veilig Thuis heeft onder meer de wettelijke taak om bij een Veilig Thuis-melding onderzoek
uit te voeren. Aan dergelijk onderzoek is in ieder geval een veiligheidsbeoordeling
voorafgegaan. Deze veiligheidsbeoordeling van Veilig Thuis geeft informatie over de
mate en het type van onveiligheid. Deze beoordeling wordt bij verdenking van een strafbaar
feit gebruikt door politie en openbaar ministerie om te beoordelen of er (extra) beschermingsmaatregelen
nodig zijn, zoals contact- en locatieverboden.
Indien nodig worden maatregelen ter bescherming van het slachtoffer ingezet in het
kader van het stelsel bewaken en beveiligen.
Bij het inzetten van deze maatregelen wordt zo veel mogelijk samengewerkt met andere
(overheids)instanties die taken hebben ten aanzien van de veiligheid en waar mogelijk
wordt gezamenlijk bekeken wie welke maatregelen treft.
Bij de beoordeling van de noodzaak om strafrecht in te zetten houdt de officier van
justitie rekening met:
-
– de ernst van de gedraging of het feit;
-
– de kans op recidive;
-
– de vraag of de strafrechtelijke interventie bijdraagt aan het vergroten van de veiligheid
en het beperken van recidiverisico. In het geval de verdachte naar aanleiding van
het voorval een behandeling ondergaat, vraagt de officier van justitie middels een
reclasseringsrapportage informatie op over de stand van zaken hiervan;
-
– de schade (zowel fysieke als psychische schade aan personen en schade aan eigendommen);
-
– de impact die het delict heeft (gehad) op het slachtoffer;
-
– de impact die het delict heeft (gehad) op de samenleving; en
-
– het belang van waarheidsvinding en bestraffing van gepleegde delicten afgewogen tegen
de belangen van veiligheid en veerkracht van de betrokken personen.
Specifiek voor optreden tegen geweld binnen een (gezins)systeem is de ‘systeemgerichte’
aanpak ontwikkeld. De systeemgerichte aanpak is zowel gericht op hulpverlening aan
en beveiliging van het slachtoffer als op behandeling en vervolging van de geweldpleger,
als op (hulpverlening aan) de andere sociale relaties binnen het (gezins)systeem.
In de systeemgerichte aanpak worden het slachtoffer, de dader én het systeem om hen
heen betrokken om het patroon van geweld te doorbreken en bij te dragen aan duurzame
veiligheid binnen het systeem. In zaken waar eer een rol speelt is voorzichtigheid
geboden met het betrekken van het systeem aangezien dat het risico op escalatie juist
verhoogt.