Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022–2027

[Regeling vervalt per 01-07-2027.]
Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 09-07-2025 t/m heden.

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2021, kenmerk 3296335-1021773-GMT, houdende vaststelling van beleidsregels en subsidieplafond inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht (Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring kickstart medicatieoverdracht)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Vaststellen beleidsregel

De beleidsregel inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2. Subsidieplafond

  • 1 Voor de subsidieverlening op grond van dit besluit is een totaalbedrag van € 28.300.000 beschikbaar.

  • 2 De Minister verdeelt het beschikbare bedrag na onderlinge weging van de aanvragen, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3. Inwerkingtreding en vervaldatum

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2027.

Artikel 4. Citeertitel

Dit besluit zal worden aangehaald als: Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022–2027.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H.M. de Jonge

Bijlage Beleidsregel inzake het subsidiëren van de kickstart medicatieoverdracht

Deze bijlage hoort bij het Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht

1.1. Doel Kickstart Medicatieoverdracht

1.2. Achtergrond en aanleiding

1.3. Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht

Hoofdstuk 2 – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden

2.1. Aanvrager van de subsidie

2.2. Beoogde activiteiten

2.3. Subsidievoorwaarden

2.4. Subsidieverplichtingen

2.5. Staatssteun

Hoofdstuk 3 – Subsidieplafond en wegingscriteria

3.1. Subsidieplafond en wijze van verdeling

3.2. Wegingscriteria

Hoofdstuk 4 – Overige verplichtingen en aanvraagprocedure

4.1. Subsidiesystematiek

4.2. Aanvraagprocedure

4.3. Verantwoording en vaststelling

4.4. Administratieve lasten

Bijlage 1: Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT

Bijlage 2: Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders

Bijlage 3: Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de beleidsregel

Hoofdstuk 1. – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht

1.1. Doel Kickstart Medicatieoverdracht

Op grond van de onderhavige Beleidsregel kunnen subsidies worden verstrekt aan samenwerkingsverbanden van zorgaanbieders voor activiteiten in het kader van de ‘Kickstart Medicatieoverdracht’. Zowel reeds bestaande samenwerkingsverbanden als samenwerkingsverbanden die voor dit specifieke doel zijn opgericht komen voor subsidie op grond van deze Beleidsregel in aanmerking. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is onverkort van toepassing op deze Beleidsregel.

De Kickstart Medicatieoverdracht is onderdeel van het programma Medicatieoverdracht dat zich richt op de landelijke implementatie van Medicatieoverdracht. In deze Beleidsregel wordt tevens verwezen naar een inhoudelijk Plan van aanpak Kickstart en naar sectorale Business Impact Analyses (hierna: BIA’s). Het Plan van aanpak Kickstart beschrijft de opzet, aanpak en de kaders van de Kickstart in detail die voor de uitvoering noodzakelijk is. In de BIA’s is eerder de impact van de implementatie van Medicatieoverdracht op de betrokken sectoren onderzocht.

De Kickstart Medicatieoverdracht wil bijdragen aan de verbetering van de digitale medicatieoverdracht door het implementeren in de totale keten van de ‘informatiestandaard Medicatieproces 9’ in combinatie met de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ (Medicatieoverdracht), het opdoen van ervaring daarmee en het in de praktijk beproeven en waar nodig bij te stellen van de informatiestandaard. Samenwerkingsverbanden kunnen onder bepaalde voorwaarden subsidie aanvragen om deze implementatie te realiseren. Deze subsidievoorwaarden en aan de subsidie verbonden verplichtingen staan in onderhavige Beleidsregel beschreven. De ervaring die door deze samenwerkingsverbanden wordt opgedaan naar de werking en impact van de uitrol in de totale keten zal vervolgens worden gebruikt en ingezet ter verbetering van de informatiestandaard en ten behoeve van de toekomstige brede implementatie van de informatiestandaard en de richtlijn.

1.2. Achtergrond en aanleiding

Voor goede zorgverlening is (digitale) informatie-uitwisseling tussen patiënt en professional en tussen zorgprofessionals onderling essentieel. Daaronder valt ook

het bijhouden van een actueel medicatieoverzicht en een goede overdracht van medicatiegegevens. Om dit te kunnen realiseren zijn aanpassingen in ICT-systemen en werkprocessen noodzakelijk.

In dat kader is de Richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ recentelijk vernieuwd (hierna: de richtlijn1). Deze richtlijn heeft tot doel om medicatieproblemen zo veel als mogelijk te voorkomen, administratieve lasten te verminderen en de ontsluiting van patiëntgegevens in een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) te verbeteren. De richtlijn is als kwaliteitsstandaard medicatieoverdracht opgenomen in het Register van het Zorginstituut, inclusief een implementatieplan. Bij deze richtlijn horen drie informatiestandaarden, namelijk: Medicatieproces92 (MP9), Lab2zorg en Contra-indicatie en Overgevoeligheden3 De Kickstart richt zich alleen op MP9. MP9 richt zicht op de overdracht van medicatiegegevens in de keten zodat actuele en complete medicatieoverzichten en toedienlijsten kunnen worden opgesteld voor patiënten/cliënten.

De komende jaren worden de richtlijn en de drie informatiestandaarden zorgbreed geïmplementeerd in de zorgprocessen en -informatiesystemen. Daarbij zijn 10 sectoren4 betrokken met meer dan 16.000 zorgaanbieders en 75 softwareleveranciers. Patiënten en cliënten zijn specifiek vertegenwoordigd in een van deze sectoren; de sector Patiënt en cliënt.

In 2020 is het Programma Medicatieoverdracht (hierna: het Programma) gestart, dat sectoren, leveranciers en regio’s voorbereidt op en ondersteunt bij de bovengenoemde implementatie. De landelijke begeleiding van dit Programma is ondergebracht bij Nictiz.5 Door het maken van afspraken, het samenwerken en het aanpassen van procedures zal uiteindelijk ketensamenwerking op het gebied van medicatieoverdracht mogelijk worden gemaakt. Behalve alle ketenpartners, doen Patiëntenfederatie Nederland, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) eveneens mee aan het Programma.

Voordat in de praktijk breed gebruik gemaakt kan worden van een informatiestandaard wordt deze uitgebreid getest en getoetst. Het Programma organiseert en begeleidt deze technische en praktijktesten van de informatiestandaard en de eerste begeleide uitrol. Na een eerste praktijktest in de regio Amsterdam van MP9 heeft het Programma geconcludeerd dat, om de informatiestandaard in de praktijk te kunnen beproeven, de ICT-systemen grondig moeten worden herzien. Daarvoor is echter een forse investering nodig. De Kickstart Medicatieoverdracht is opgezet om zorgaanbieders en ICT-leveranciers te ondersteunen om deze eerste stap te zetten.

1.3. Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht

Middels de Kickstart Medicatieoverdracht zal worden aangetoond dat MP9 in combinatie met de richtlijn werkt in de praktijk. Daarbij horen de volgende activiteiten: het aanpassen van informatiesystemen aan MP9 en de richtlijn, het testen ervan en een eerste begeleide uitrol van de systemen en de werkprocessen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband zoals beschreven in de stappen 0 en 3 t/m 6 van het 10-stappenplan uit het Programmaplan Medicatieoverdracht.6 De implementatie van MP9 binnen de Kickstart bestaat uit het aanpassen van ICT systemen en werkprocessen van zorgaanbieders en het ontsluiten van informatie naar patiënten middels een PGO.

Het Programma heeft de kaders voor de uitvoering van de Kickstart Medicatieoverdracht uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart Medicatieoverdracht. De deelnemers aan het samenwerkingsverband die aan de Kickstart Medicatieoverdracht deelnemen committeren en conformeren zich aan het Plan van aanpak Kickstart en de daarin genoemde stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht.

Tijdens de periode van de Kickstart Medicatieoverdracht zijn verschillende nieuwe releases van MP9 voorzien. Vertrekpunt aan het begin van de Kickstart Medicatieoverdracht is versie MP9 v2.0.0. Deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht worden betrokken bij de ontwikkeling van deze nieuwe releases en worden geacht deze nieuwe releases te implementeren in hun systemen en werkprocessen.

Voor elke stap uit de stapsgewijze aanpak van de Kickstart Medicatieoverdracht zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart, zal 3 maanden voor de beoogde afronding van die stap worden vastgelegd welke release moet worden geïmplementeerd (dit is onderdeel van de reguliere beheer en release cyclus van Nictiz, waarbij de relevante beschrijvingen zijn ontsloten via de website van Nictiz). Als uit de daaropvolgende test in de keten met uitwisseling tussen systemen van verschillende leveranciers aanpassingen aan de informatiestandaard volgen, dan worden die opgenomen in de volgende release die vervolgens ook moet worden geïmplementeerd. Bij de (keten)testen en de validatie zijn de aspecten interoperabiliteit en generaliseerbaarheid een belangrijk onderwerp. In het Plan van aanpak Kickstart wordt hier dieper op ingegaan.

Mocht onverhoopt (en onverwacht) uit de praktijktest een fundamenteel probleem of een dermate grote benodigde wijziging in het ontwerp van MP9 naar boven komen die een dermate grote impact heeft op de implementatie, dan wordt met de partijen van de samenwerkingsverbanden Kickstart Medicatieoverdracht in overleg getreden hoe met deze situatie moet worden omgegaan. Als een dergelijke situatie zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Dit volgt uit de meldingsplicht van artikel 5.7 uit de Kaderregeling. Het kan namelijk zo zijn dat door deze situatie activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Voor verdere informatie over deze meldingsplicht zie paragraaf 2.4.

Kennisoverdracht is tevens een belangrijk onderdeel van de Kickstart Medicatieoverdracht. De resultaten van de Kickstart Medicatieoverdracht worden gebruikt voor de latere brede uitrol in de zorgketen. De deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht verbinden zich daarom aan kennisdeling op een (technisch) detailniveau die het mogelijk maakt om te komen tot oplossingen die interoperabel en generaliseerbaar zijn na de Kickstart Medicatieoverdracht.7 Het onderwerp kennisdeling wordt verder uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart.

Hoofdstuk 2. – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden

2.1. Aanvrager van de subsidie

Op grond van de Beleidsregel kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht aan een of meerdere samenwerkingsverbanden. Het kan daarbij gaan om reeds bestaande of speciaal voor de Kickstart opgerichte samenwerkingsverbanden.

Een samenwerkingsverband bestaat uit verschillende zorgaanbieders, waarvan een van de deelnemers als penvoerder fungeert. Desgewenst kan een samenwerkingsverband worden aangevuld met een andere rechtspersoon, niet zijnde een ICT-leverancier, zoals bijvoorbeeld een Regionale Samenwerkingsorganisatie (RSO) die als penvoerder kan fungeren.

De penvoerder vraagt namens het samenwerkingsverband subsidie aan. Indien subsidie verstrekt wordt is de penvoerder verantwoordelijk voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en voor het voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hieronder valt onder meer het indienen van de tussentijdse rapportages genoemd in artikel 5.5 van de Kaderregeling en het voldoen aan de meldingsplicht van artikel 5.7 van de Kaderregeling. Ook legt de penvoerder verantwoording af over de subsidie aan het Ministerie van VWS.

In paragraaf 2.2 van deze Beleidsregel wordt ingegaan op de activiteiten die in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht moeten worden uitgevoerd. Vervolgens worden in lijn met het beoogde resultaat van de Kickstart en de uit te voeren activiteiten in paragraaf 2.3 de subsidievoorwaarden beschreven waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen om voor subsidiëring van de activiteiten op grond van de Beleidsregel in aanmerking te komen. Enkel als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan subsidie aan het samenwerkingsverband worden verleend. In paragraaf 2.4 worden de algemene en specifieke subsidieverplichtingen beschreven die aan de subsidieontvanger worden gesteld bij het verkrijgen van de subsidie.

2.2. Beoogde activiteiten

De activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht die voor subsidie in aanmerking komen worden uitgevoerd conform de uitwerking en de planning in het onder paragraaf 1.3 genoemde Plan van aanpak Kickstart. Aan een samenwerkingsverband kan hiervoor subsidie worden verstrekt voor de periode van 15 april 2022 tot en met 31 december 2025.

Concreet gaat het om de volgende vier door samenwerkingsverbanden uit te voeren activiteiten om te komen tot de realisatie van de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het Programma Medicatieoverdracht. Deze vier activiteiten dienen alle vier in de subsidieaanvraag naar voren te komen.

  • 1. Het gezamenlijk met ICT-leveranciers aanpassen van de zorginformatiesystemen, om medicatieoverdracht mogelijk te maken, conform de eisen en technische specificaties in MP9;

  • 2. De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders;

  • 3. Kennisdeling, ten behoeve van alle bij de medicatieoverdracht betrokken sectoren en leveranciers; en

  • 4. Activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband.

Ad 1:

Om MP9 te kunnen implementeren zijn aanpassingen nodig aan de ICT-systemen die door zorgverleners worden gebruikt. De penvoerder zal na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder(s) en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers sluiten voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen. Van de ICT-leveranciers wordt ook gevraagd om de zorgaanbieders te begeleiden bij de praktijktesten en de 1e begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Het Programma zal de resultaten van de implementatie toetsen door validatietesten uit te voeren zoals eveneens beschreven in het Plan van aanpak Kickstart.

Voor het bepalen van een redelijke vergoeding is gebruik gemaakt van een bouwkostenanalyse van Nictiz en VZVZ voor een gemiddeld, normaal onderhouden ICT-systeem per sector. Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1 van deze Beleidsregel.

Ad 2:

Naast de technische aanpassingen zullen ook de werkprocessen bij de zorgaanbieders aangepast moeten worden om te voldoen aan de eisen van de richtlijn. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s en B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart.

A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s: 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen.

Hierbij geldt:

  • Voor de deelactiviteiten A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 wordt een vergoeding gegeven.

  • Voor deelactiviteit A.4 volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.

  • Voor deelactiviteit A.5 volgen opleiding wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sector VVT Thuiszorg.

  • Voor deelactiviteit A.7 inzet superusers wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke Gezondheidszorg.

B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concepts, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.

Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor activiteit 2, de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen zullen alleen redelijke, gemaximeerde kosten worden vergoed, die bovendien de maximale compensatie van een DAEB de-minimis niet mogen overschrijden. Het gaat daarbij om een bedrag van maximaal € 750.000 over drie opeenvolgende belastingjaren. Ten behoeve van activiteit 2 wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten, namelijk de DAEB de-minimisovereenkomst met bijbehorende verklaring DAEB de-minimissteun. Dit wordt in paragraaf 2.5 over staatssteun verder toegelicht.

Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2 van deze Beleidsregel.

Ad 3:

De activiteit kennisdeling wordt zowel door de penvoerder van het samenwerkingsverband als door deelnemende zorgaanbieders als door de betrokken ICT-leveranciers uitgevoerd. Het doel van de kennisdeling is dat zoveel mogelijk partijen inzicht krijgen in de ontwikkelingen rondom medicatieoverdracht, zodat de latere brede implementatie van de informatiestandaard zo soepel mogelijk verloopt. De penvoerder neemt in de contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de uitvoering van activiteit 1 aanvullend ook de activiteit kennisdeling op.

Onder kennisdeling worden in ieder geval de volgende deel-activiteiten verstaan: het bijwonen van en bijdragen aan bijeenkomsten vanuit het Programma, het bijdragen aan de (tussentijdse) evaluaties ten behoeve van de brede uitrol, het bijdragen aan het opstellen van draaiboeken voor brede implementatie, het gratis geven van trainingen aan andere leveranciers of zorgaanbieders die niet bij de Kickstart Medicatieoverdracht zijn betrokken en het communiceren over de voortgang en knelpunten aan het Programma, aan deelnemers van het samenwerkingsverband en aan andere leveranciers en zorgaanbieders die geen deel uitmaken van de Kickstart Medicatieoverdracht. Deze lijst is niet uitputtend en er kunnen andere activiteiten onder kennisdeling worden verstaan.

Ad 4

Bij de organisatie rondom het samenwerkingsverband kan gedacht worden aan de volgende activiteiten: het aantrekken van een projectleider voor de coördinatie van de gesubsidieerde activiteiten, het afsluiten van contracten met leveranciers, het budgetbeheer, de verdeling van de subsidie onder de deelnemers en de verantwoording (inclusief het laten opstellen van een accountantsverklaring), het regelen van de randvoorwaarden voor het samenwerkingsverband, het onderhouden van de contacten met de subsidieverstrekker en het afstemmen met het Programma en de vertegenwoordigers van de sectoren.

2.3. Subsidievoorwaarden

Bij het Programma en de Kickstart Medicatieoverdracht zijn de volgende sectoren betrokken: Geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en forensische zorg (GGZ); Gehandicaptenzorg (GZ); Huisartsenzorg (HZ); Medisch specialistische zorg (MSZ); Mondzorg (MZ); Openbare farmacie (OF); Publieke gezondheid (PG); Trombosezorg (TZ); Wijkverpleging en verpleeghuiszorg (VVT); Patiënt en Cliënt.

De subsidie kan verleend worden aan een samenwerkingsverband dat voldoet aan de volgende voorwaarden.

In een samenwerkingsverband:

  • a. zijn ten minste 5 van de bovengenoemde sectoren betrokken, waaronder in ieder geval de sectoren Huisartsenzorg, Medisch specialistische zorg, Openbare farmacie en de sector Patiënt en cliënt;

  • b. worden de sectoren openbare Farmacie en Huisartsenzorg elk vertegenwoordigd door maximaal 2 zorgaanbieders, en de overige sectoren door maximaal 1 zorgaanbieder;

  • c. worden minimaal de volgende ICT-systemen gebruikt, die in de Kickstart worden aangepast conform MP9 en de daaraan gerelateerde gegevensdienst: een Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS), een Huisarts Informatie Systeem (HIS), een Apotheek Informatie Systeem (AIS), een Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS) en een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) in de vorm van Dienstverlener Persoonsdomein (DVP) en een Dienstverlener Zorgaanbiedersdomein (DVZA), en bij voorkeur een elektronische Toedienregistratie (eTDR) en een Trombosedienstinformatiesysteem (TRIS);

  • d. is per sector ten minste één ICT-leverancier aanwezig van de systemen, bedoeld onder c, die MP9 zal implementeren; en sluiten de zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun als bedoeld in paragraaf 2.5 voor activiteit 2 (beschreven in paragraaf 2.2); en

  • e. de penvoerder sluit een de-minimis overeenkomst als bedoeld in paragraaf 2.5 over staatssteun voor activiteit 4 (beschreven in paragraaf 2.2.

Voor de limitering onder b is gekozen in verband met de beheersing en het beschikbare budget voor de Beleidsregel.

2.4. Subsidieverplichtingen

De subsidieontvanger verplicht zich bij het verkrijgen van de subsidie tot de volgende algemene en specifieke subsidieverplichtingen:

Algemeen:

  • a) De Kickstart Medicatieoverdracht wordt uitgevoerd in nauw overleg en afstemming met het Programma en de sectorvertegenwoordiging, zoals uiteengezet in het voornoemd Plan van aanpak Kickstart.

  • b) De deelnemers aan het samenwerkingsverband committeren en conformeren zich aan de stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht, zoals bedoeld in het Plan van aanpak Kickstart;

  • c) Op de subsidie zijn de subsidieverplichtingen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling van toepassing, waaronder de meldingsplicht van artikel 5.7. Ingevolge de meldingsplicht dient de subsidieontvanger onverwijld aan de Minister van VWS te melden indien (1) aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie verstrekt is niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, (2) aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen en (3) wanneer zich andere omstandigheden (zullen) voordoen die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking. Als een van de drie hierboven beschreven situaties zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Ook dient de subsidieontvanger melding te maken als er sprake is van onderbesteding – dat wil zeggen wanneer er minder subsidie wordt tuitgegeven dan in eerste instantie beraamd – wanneer de activiteiten worden verricht. Ook indien een samenwerkingsverband haar samenstelling gedurende de subsidieperiode wenst te wijzigen is dat een voor de subsidiëring relevante omstandigheid waarvan melding moet worden gemaakt bij de Minister van VWS, naar aanleiding waarvan het besluit tot subsidieverlening zo nodig kan worden herzien. Dit betekent dat die melding onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan aan de meldingsplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op de verstrekte subsidie. Concreet betekent dit dat er bij de subsidievaststelling een bepaald percentage in mindering wordt gebracht op het bedrag van de verleende subsidie. Deze percentages en de voorwaarden waaronder deze mindering op het subsidiebedrag kan worden toegepast zijn te vinden in artikel 3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS. Een melding kan worden ingediend, onder vermelding van het subsidienummer bij: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl

  • d) Op grond van artikel 5.5 van de Kaderregeling kan de Minister verlangen dat de subsidieontvanger eenmaal per 12 maanden verslag doet van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Bij subsidies die worden verstrekt op grond van het onderhavige beleidskader wordt van een subsidie ontvangend samenwerkingsverband verlangd om eenmaal per 12 maanden tijdens de subsidieperiode inhoudelijk en financieel verslag te doen van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. In het besluit tot subsidieverlening zal worden gespecifieerd wanneer en op welke wijze verslag moet worden gedaan.

Ten aanzien van de penvoerder:

  • a) De penvoerder sluit een samenwerkingsovereenkomst met de verschillende deelnemers van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.

  • b) De penvoerder sluit na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen, begeleiding van de zorgaanbieders bij de praktijktesten en de eerste begeleide uitrol en voor kennisdeling.

  • c) De penvoerder onderhoudt de contacten met de relevante medewerkers van het Programma en overige belanghebbende partijen voor de realisatie van de Kickstart.

Ten aanzien van de zorgaanbieder:

  • a) De zorgaanbieder ondertekent de samenwerkingsovereenkomst, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.

  • b) De zorgaanbieder levert een actieve bijdrage aan kennisuitwisseling van de ervaringen in de Kickstart Medicatieoverdracht;

  • c) De zorgaanbieder benut, naast het Programma en het samenwerkingsverband, de actieve ondersteuning vanuit de eigen sector, om de generieke toepasbaarheid binnen de verschillende sectoren, werkprocessen en systemen te borgen.

  • d) De zorgaanbieder draagt zorg voor het werven van voldoende patiënten, waarmee het aantoonbaar uitwisselen van medicatiegegevens met deze patiënten conform MedMij, de hiervoor genoemde gegevensdienst, is gerealiseerd in de subsidieperiode.

Ten aanzien van de ICT:

De penvoerder van het samenwerkingsverband zal met de betrokken zorgaanbieder(s) in het samenwerkingsverband en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren een contract afsluiten met de ICT-leveranciers voor de aanpassing van de ICT-systemen.

Bij die aanpassingen (van de ICT-systemen) gelden de volgende eisen:

  • a. alle functionele en technische specificaties van MP98 en de bijbehorende MedMij gegevensdienst worden gerealiseerd conform de stappen en de planning van het Plan van aanpak Kickstart; waarbij voor bronsystemen geldt dat deze conform AORTA afsprakenstelsel 8.2 worden gerealiseerd;

  • b. de te betrekken ICT-leverancier van een bronsysteem heeft uiterlijk 3 maanden na start van de bouw een aansluiting op de Landelijk Schakelpunt (LSP) testomgeving gerealiseerd waarmee kan worden uitgewisseld op basis van MP9;

  • c. de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis van de informatiestandaard MP9;

  • d. de desbetreffende ICT-leverancier zal worden gevraagd om een ontwikkelroadmap en intentieverklaring die de juiste prioriteit geven aan de benodigde aanpassingen;

  • e. het samenwerkingsverband verplicht de ICT-leverancier:

    • resultaten en inzichten over de implementatie van MP9 te delen met andere leveranciers, het samenwerkingsverband, de eigen sector en het Programma; en

    • een actieve bijdrage te leveren aan de evaluatie en draaiboeken voor de latere brede implementatie; en

    • mee te werken aan het gelijktijdig laten oplopen met andere samenwerkingsverbanden die deelnemen aan de Kickstart, ten behoeve van het behalen van een gezamenlijk en onderling vergelijkbaar resultaat. Dit alles onder coördinatie van het Programma.

    • de kosten voor ICT aanpassingen waarvoor een vergoeding is verkregen in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht op geen enkele wijze door te berekenen aan andere zorgaanbieders die niet deelnemen aan de Kickstart Medicatieoverdracht.

2.5. Staatssteun

Van belang is dat een subsidiemaatregel geen ongeoorloofde staatssteun oplevert. Artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) merkt steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, aan als onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Met andere woorden, overheden mogen ondernemingen niet financieel begunstigen als daardoor de concurrentie kan worden vervalst en de handel tussen EU-lidstaten kan worden beïnvloed. Een van de toetsingscriteria hiervoor betreft de vraag of sprake is van een onderneming die een economische activiteit verricht. Op basis van de activiteiten zoals genoemd in paragraaf 2.2. kan hierover het volgende worden gezegd.

Activiteit 1 – het aanpassen van de ICT-systemen – is een economische activiteit. Subsidie voor deze activiteit dient volledig marktconform te worden besteed aan de ICT-leveranciers. Indien de inhuur van de ICT-leveranciers voor de gesubsidieerde activiteiten door middel van een open, transparante en non-discriminatoire procedure en tegen marktconforme tarieven geschiedt, is er geen sprake van staatssteun aan de ICT-leveranciers. Dezelfde redenatie gaat op voor activiteit 4, activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband. Voor de organisatie van het samenwerkingsverband wordt namelijk gebruik gemaakt van een externe projectleider die op basis van een marktconform tarief zal worden ingehuurd. Mogelijk zijn er voor activiteit 4 kosten die niet marktconform kunnen worden besteed. In dat geval geldt dat deze kosten worden aangemerkt als de-minimissteun9. Dit betekent dat deze kosten mee worden genomen in de-minimisruimte van de penvoerder van het samenwerkingsverband. Ingevolge de regels van de-minimis zijn dergelijke kosten gemaximeerd op een bedrag van € 300.000 over drie jaren en zal de penvoerder een de-minimisverklaring moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening.

Voor het deel van de subsidie dat ziet op implementatie-ondersteuning – activiteit 2 – zal de individuele zorgaanbieder aan het samenwerkingsverband belast worden met het verrichten van een zogenaamde dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Hiertoe zal met de verschillende zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun worden gesloten. Het gaat hier namelijk om economische activiteiten die het algemeen belang dienen en die de markt, zonder overheidsoptreden, niet of niet onder dezelfde voorwaarden inzake objectieve kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandeling of algemene toegang zou verrichten. Subsidie voor activiteit 2 is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 750.000 over drie jaren per zorgaanbieder. De penvoerder zal, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening, een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun van de zorgaanbieder moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.

In het geval een zorgaanbieder ook als penvoerder optreedt binnen het samenwerkingsverband moet de de-minimissteun worden gecumuleerd met de DAEB de-minimissteun. Een voorbeeld om te verduidelijken: indien een zorgaanbieder, zijnde de penvoerder, € 200.000 van zijn de-minimisruimte gebruikt voor activiteit 4 (activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband), blijft er een bedrag van € 450.000 over als DAEB de-minimissteun voor activiteit 2 (De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieder).

Activiteit 3 – kennisdeling – is een niet-economische activiteit, waardoor subsidie voor deze activiteit geen staatssteun vormt. Hierbij gaat het om het delen van kennis met andere geïnteresseerde partijen (zoals andere samenwerkingsverbanden, leveranciers en sectoren) met als doel het profiteren van elkaars ervaringen en kennis.

Indien het voorgaande in acht wordt genomen bij de subsidieverstrekking levert de Beleidsregel geen ongeoorloofde staatssteun op.

Hoofdstuk 3. – Subsidieplafond en wegingscriteria

3.1. Subsidieplafond en wijze van verdeling

Voor de Beleidsregel is voor de periode van 15 april 2022 tot en met 31 december 2025 een bedrag van maximaal € 28.300.000 beschikbaar.

De Minister van VWS kan subsidie verstrekken voor de activiteiten die worden genoemd in paragraaf 2.2. De subsidie aan de penvoerder ten behoeve van het samenwerkingsverband bedraagt niet meer dan een door de Minister van VWS vast te stellen bedrag, overeenkomstig een door de Minister van VWS goed te keuren activiteitenplan en begroting.

Ten aanzien van de kosten voor ICT geldt dat alleen een redelijke en gemaximeerde (marktconforme) vergoeding subsidiabel is voor de noodzakelijke aanpassingen en bouw van de ICT-voorziening. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1. Overige kosten zoals kosten voor beheer en onderhoud, migratiekosten of licentiekosten zullen niet worden vergoed. Verder wordt aan een samenwerkingsverband geen subsidie verstrekt indien zij voor dezelfde activiteiten reeds eerder subsidie heeft ontvangen. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.

Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van de richtlijn en MP9 geldt dat alleen redelijke en gemaximeerde kosten subsidiabel zijn, die bovendien de DAEB-de-minimis ruimte niet mogen overschrijden. Subsidie voor deze activiteit is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 750.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2. Deze bedragen zijn gebaseerd op de systematiek die is gehanteerd in de sectorale BIA’s. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.

Het samenwerkingsverband maakt in het activiteitenplan en in de begroting per sector en zorgaanbieder inzichtelijk welke activiteiten en bijbehorende financiering worden voorzien. Voor de activiteiten die voor de sector Openbare farmacie worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen. Voor de activiteiten die voor de overige sectoren en de penvoerder worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 20.800.000 beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen.

De ontvangen aanvragen worden eerst getoetst aan de subsidievoorwaarden als bedoeld in paragraaf 2.3. Pas als aan deze subsidievoorwaarden wordt voldaan, kan een samenwerkingsverband voor subsidiëring in aanmerking komen. Vervolgens wordt getoetst of het subsidiebedrag van alle aanvragen gezamenlijk:

  • het subsidieplafond niet overschrijdt;

  • het bedrag van € 7,5 miljoen niet overschrijdt voor de activiteiten voor de sector Openbare farmacie; en

  • het bedrag van € 20.800.000 niet overschrijdt voor de activiteiten voor de overige sectoren en de penvoerder.

Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen komen in beginsel voor subsidie in aanmerking, totdat het subsidieplafond van € 28.300.000 en het toegespitste bedrag voor Openbare farmacie dan wel voor de overige sectoren en de penvoerder wordt bereikt. Indien daarvan sprake is, zullen de aanvragen onderling worden gewogen.

De aanvragen zullen dan worden beoordeeld en gerangschikt naar geschiktheid aan de hand van de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Daarna zal subsidie worden verleend aan de aanvraag of aanvragen die het best scoren op de wegingscriteria. Het Ministerie van VWS zal bij deze beoordeling aan de hand van de wegingscriteria advies inwinnen van het Programma.

Als het subsidieplafond door het toewijzen van aanvragen die gelijk geschikt zijn na weging alsnog zou worden overschreden, dan wordt de toekenning van die aanvragen door loting bepaald. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste 2 waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie.

3.2. Wegingscriteria

De Kickstart Medicatieoverdracht beoogt een zo breed mogelijke ervaring op te doen met de implementatie van en de werking van MP9 en de richtlijn Medicatieoverdracht. Het Programma zal het Ministerie van VWS adviseren in welke mate het desbetreffende samenwerkingsverband deze brede ervaring kan realiseren, en zulks op basis van de aanvraag en het aangevraagde subsidiebedrag. Dat gebeurt aan de hand van onderstaande wegingscriteria Dit betekent dat voorrang wordt gegeven aan de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om daaraan bij te dragen. Aan de wegingscriteria zal een puntentelling worden toegekend, zoals weergegeven in bijlage 3. De uiteindelijke puntentelling wordt neergelegd in een advies van het Programma aan het Ministerie van VWS.

Daarbij zijn de onderstaande elementen van belang die elk zullen worden voorzien van gewicht. De eerste twee criteria zien op het samenwerkingsverband en de deelnemende zorgaanbieders. Het derde en vierde criterium betreffen de beoogde ICT-leverancier en -systemen. Het vijfde criterium betreft de combinatie van de te subsidiëren samenwerkingsverbanden.

1. Aantallen

Er is een voorkeur voor een samenwerkingsverband waarbij de medicatieoverdracht van zo veel mogelijk (voor medicatieoverdracht relevante) patiënten in een zo breed mogelijke keten van zorgaanbieders kan worden gerealiseerd in de Kickstart Medicatieoverdracht. Daarom wordt ter beoordeling van de aanvraag gekeken naar:

  • a. het aantal betrokken sectoren;

  • b. de mogelijkheid om een zo breed mogelijk extra aantal use cases rondom medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer de volgende use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren en gedeeld voorschrijverschap;

  • c. het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg en de sector Openbare farmacie;

  • d. het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren;

2. Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband

Het gaat daarbij om aantoonbare ervaring en/of kennis van (de deelnemers van) het samenwerkingsverband met/omtrent:

  • a. sector-overstijgende samenwerking;

  • b. de richtlijn en MP9;

  • c. ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband;

  • d. samenwerking met de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders;

  • e. betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;

  • f. het aantoonbaar en actief opvragen van gegevens door Patiënten en Cliënten vanuit een MedMij PGO (hierna: PGO);

  • g. patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zal worden verleend.

3. Techniek en aantallen

De technische criteria zien op de volgende aspecten:

  • a. de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht;

  • b. de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (15 april 2022, uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP);

  • c. het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals het toedienen in de ambulante setting;

  • d. de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s);

  • e. het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.

  • f. de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’

  • g. alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van Clinical Document Architecture (CDA) naar Fast Healtcare Interoperability Resources (FHIR).

  • h. de leverancier heeft een klantenkring met een brede vertegenwoordiging, waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt.

4. Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier

De te betrekken ICT-leverancier:

  • a. heeft ervaring met het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken), bijvoorbeeld door bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12 en MedMij gegevensdienst 31;

  • b. is betrokken bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;

  • c. doet al langere tijd actief mee aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of Proof of Concept (PoC’s) medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest.

5. De samenstelling van de combinatie van samenwerkingsverbanden.

Ondanks dat een samenwerkingsverband op de hiervoor genoemde wegingscriteria hoog kan scoren is enkel deze score niet doorslaggevend. Er zal namelijk ook gekeken worden naar de combinatie van samenwerkingsverbanden die een subsidieaanvraag hebben ingediend.

Dit criterium ziet op de ingediende aanvragen en in hoeverre de combinatie van de subsidieaanvragen bijdraagt aan het doel van het beleidskader, namelijk het streven om zo veel mogelijk ervaring op te doen in de Kickstart Medicatieoverdracht met de richtlijn en MP9 in de keten, binnen het beschikbare budget. Het beoordelen van de combinatie van samenwerkingsverbanden gaat op de volgende wijze:

  • a) Aanvragen zullen eerst worden gerangschikt op basis van de punten die zijn verkregen bij de beoordeling van de wegingscriteria onder punt 1 tot en met 4. De hoogst scorende aanvraag zal daarbij worden geplaatst op plek 1. De daarna best scorende aanvraag zal worden geplaatst op plek 2. Dit gaat zo door totdat alle subsidieaanvragen zijn gerankt.

  • b) Vervolgens wordt er gekeken welke combinaties van twee samenwerkingsverbanden het mogelijk maken om minimaal twee samenwerkingsverbanden te subsidiëren gelet op het beschikbare bedrag (het subsidieplafond) afgezet tegen de ingediende begrotingen van de twee aanvragen.

  • c) Vervolgens wordt er een ranking opgesteld, waarbij geldt dat de punten van de individuele samenwerkingsverbanden bij elkaar worden opgeteld en de combinatie met het hoogste aantal punten bovenaan komt te staan.

  • d) Vervolgens wordt de subsidie toegekend aan de hoogste op de ranking voorkomende combinatie van samenwerkingsverbanden die vervolgens moeten voldoen aan de twee volgende criteria:

    • i. er zijn minimaal twee verschillende ICT- leveranciers verdeeld over twee samenwerkingsverbanden betrokken voor de sector Openbare farmacie; en

    • ii. de combinatie van de twee samenwerkingsverbanden bevatten opgeteld minimaal 7 sectoren;

Mocht er nog subsidiebudget overblijven na bovengenoemde beoordeling en er is een aanvraag die qua begroting binnen deze resterende financiële ruimte blijft, dan zal die eveneens worden ingewilligd, op volgorde van de ranking als bedoeld onder a.

Voorbeeld:

Stap a.

Er zijn 4 aanvragen die als volgt zijn gerangschikt naar aanleiding van de weging van 1-4:

Nr 1. Regio v, 35 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 8 miljoen overige sectoren.

Nr 2. Regio x, 30 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen Sector Openbare farmacie en € 9 miljoen overige sectoren.

Nr 3. Regio y, 20 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 11 miljoen overige sectoren

Nr 4. Regio z, 18 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 12 miljoen overige sectoren

Stap b: Op basis hiervan kunnen -gelet op het maximale subsidieplafond van € 25 miljoen en het beschikbare bedrag (€ 7,5 miljoen voor de sector Openbare farmacie en € 20 miljoen voor de overige sectoren)- de volgende combinaties worden gemaakt:

Nr 1 en nr 2: samen 65 (35+30) punten

Nr 1 en nr 3: samen 55 (35+20) punten

Nr 1 en nr 4: samen 53 (35+18) punten

Nr 2 en nr 3: samen 50 (30+20) punten

Stap c: op basis van de opgetelde puntentelling staat de combinatie van nr 1 met nr 2 bovenaan.

Stap d: Als we kijken naar de criteria die daar worden genoemd blijkt de best scorende combinatie van nr 1 en nr 2 niet te voldoen, omdat er bijvoorbeeld geen 7 sectoren deelnemen. De volgende op deze ranklijst, de combinatie van nr 1 met nr 3, voldoet wel. De gunning gaat daarom naar aanvraag nr 1 en nr 3.

Hoofdstuk 4. – Subsidiesystematiek en aanvraagprocedure

4.1. Subsidiesystematiek

Op verstrekking van deze subsidie is zowel de Kaderregeling als de onderhavige Beleidsregel van toepassing. Subsidies die op grond van de Beleidsregel worden verstrekt zijn projectsubsidies als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Bij deze projectsubsidies wordt voorafgaand aan het uitvoeren van de activiteiten onder de Beleidsregel subsidie aangevraagd. Kosten voor activiteiten die voorafgaand aan de subsidieaanvraag worden gemaakt komen niet voor subsidie in aanmerking.

De subsidieaanvraag bevat een activiteitenplan en de begroting, toegelicht per (deel)activiteit en per sector/zorgaanbieder.

De subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot maximaal het verleende bedrag, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling.

4.2. Aanvraagprocedure

Een samenwerkingsverband dat belangstelling heeft voor de Kickstart Medicatieoverdracht en voor subsidie in aanmerking wenst te komen dient contact op te nemen met het Programma. Dit kan door een e-mail te sturen naar: medicatieoverdracht@nictiz.nl.

Het Programma zal het samenwerkingsverband begeleiden bij de aanvraag en deze toetsen op het voldoen aan de voorwaarden en de haalbaarheid van de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 2. Tevens zal het Programma, zo nodig, het samenwerkingsverband adviseren bij de contractering van de ICT-leveranciers.

Voor een subsidieaanvraag wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 15 april 2022 ontvangen.

De situatie kan zich voordoen dat met het toewijzen van de op 15 april 2022 ingediende aanvragen die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, het subsidieplafond nog niet wordt bereikt. In dat geval wordt aan een beoordeling van de aanvragen op grond van de wegingscriteria van paragraaf 3.2 niet toegekomen. Het resterende beschikbare subsidiebedrag wordt dan op gelijke wijze als in hoofdstuk 3 beschreven toegekend aan de aanvragen die uiterlijk 1 september 2022 zijn ontvangen, voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, en het best scoren op de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Indien de situatie zich voordoet dat het subsidieplafond wel wordt bereikt, zullen de aanvragen gewogen moeten worden gewogen ten aanzien van wegingscriterium 5 (combinatie van samenwerkingsverbanden) in relatie tot de samenwerkingsverbanden waaraan in de eerste ronde subsidie is verleend.

De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling. In het activiteitenplan wordt tevens uiteengezet op welke wijze aan de voorwaarden wordt voldaan. Daarbij worden de volgende documenten meegezonden:

  • uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;

  • een de-minimis verklaring van de penvoerder ten behoeven van het verrichten van activiteit 4;

  • een samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband. Onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is een verklaring dat de deelnemende partijen niet eerder subsidie hebben ontvangen voor dezelfde werkzaamheden.

  • een verklaring van het Programma dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in hoofdstuk 2 en over de haalbaarheid van de verplichtingen.

Voor bovengenoemde formulieren en documenten zijn formats opgenomen op de website van DUS-I: www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht.

Indien een ICT-leverancier bij meerdere samenwerkingsverbanden betrokken is bij de Kickstart Medicatieoverdracht wordt daarvan expliciet melding gemaakt door de penvoerder bij het Ministerie van VWS. Dit kan door een e-mail te sturen naar: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl.

De Minister van VWS besluit binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn van 15 april 2022 respectievelijk 1 september 2022 op de binnengekomen aanvragen. Het Ministerie van VWS zal, voorafgaand aan het besluit, advies van het Programma inwinnen over welke aanvragen het meest voldoen aan (een aantal van) de wegingscriteria, bedoeld in paragraaf 3.2. Dit advies wordt als motivering bij het te nemen subsidiebesluit gevoegd. Indien advies wordt ingewonnen kan de beslistermijn met maximaal 6 weken worden verlengd.

4.3. Verantwoording en vaststelling

Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt, overeenkomstig artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Kaderregeling ingediend binnen 22 weken na afloop van de subsidieperiode, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Een subsidie ontvangend samenwerkingsverband legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, overeenkomstig artikel 7.8, eerste lid, van de Kaderregeling. Per sector en zorgaanbieder zullen daarbij de activiteiten en de financiële verantwoording inzichtelijk worden gemaakt. Het financieel verslag dient aan te sluiten bij de begroting, is per post van een toelichting voorzien, overeenkomstig artikel 7.8, derde lid, van de Kaderregeling, en gaat vergezeld van door de accountant opgestelde controleverklaring en een rapport van feitelijke bevindingen (artikel 7.8 lid 2 Kaderregeling).

In aanvulling op de Kaderregeling omvat het activiteitenverslag mede de volgende bijlagen:

  • een verklaring door het Programma dat bij het aflopen van de subsidieperiode MP9 in combinatie met de richtlijn is geïmplementeerd in de betrokken systemen. Daarin wordt vastgesteld dat de implementatie is aangetoond door de validatietest en een rapportage van het Programma die de berichtenuitwisseling over het LSP in productie van de deelnemende zorgaanbieders aantoont. Indien de technische implementatie niet compleet is afgerond wordt door het Programma toegelicht wat de reden daarvan is en de impact.

  • een verklaring per sectorvertegenwoordiging dat de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn door de zorgaanbieder is gerealiseerd tot en met de eerste begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Indien de implementatie niet compleet is afgerond wordt door de sectorvertegenwoordiging toegelicht wat de redenen en de impact daarvan is.

De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling, verminderd met een bedrag voor de (deel-)activiteiten die niet zijn gerealiseerd of uitgevoerd.

4.4. Administratieve lasten

De administratieve lasten bestaan uit de onderdelen opstellen subsidieaanvraag, tussentijdse rapportage en eindverantwoording. De verwachting is dat er maximaal tussen de 5 en 10 subsidieaanvragen ingediend gaan worden waaruit er twee geselecteerd zullen worden. Voor de bepaling van de administratieve belasting gaan we uit van 7 subsidieaanvragen, waarvoor 400 uur benodigd is. We gaan uit van 40 uur voor een tussentijdse rapportage op 2 momenten en van 80 uur voor een eindverantwoording. Er wordt hierbij gerekend met een gemiddeld maximaal tarief van € 80 exclusief btw

Dit leidt tot de volgende administratieve lasten:

Onderdeel

Aantal

Uren

Kosten

Subsidieaanvraag

7

400

€ 224.000

Tussentijdse rapportage

2 x 2

40

€ 12.800

Eindverantwoording

2

80

€ 12.800

Totaal

   

€ 249.600

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier (ATR-2109) niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.

4.5. Herziening subsidie in 2024

Een subsidieaanvrager die uiterlijk 15 september 2022 een subsidieaanvraag heeft ingediend, als bedoeld in paragraaf 4.2, kan een aanvraag tot herziening van de subsidieverlening indienen. Deze herziening kan worden ingediend met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst tot en met 30 september 2024. Voor de herziening van de subsidieverlening wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Daarbij moeten de volgende documenten worden aangeleverd:

  • een herzien activiteitenplan en een herziene begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling;

  • een uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;en

  • een de-minimis verklaring van de penvoerder ten behoeve van het verrichten van activiteit 4 indien kosten voor deze activiteit niet marktconform kunnen worden besteed.

Met de herziening tot subsidieverlening kan aanvullende subsidie worden aangevraagd voor activiteiten 2 en 4. Het gaat hierbij om de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders en activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband). Deze activiteiten zijn omschreven in paragraaf 2.2. Er kan voor maximaal € 400.000 subsidie worden verstrekt verdeeld over activiteiten 2 en 4. Deze activiteiten moeten uiterlijk 31 december 2025 zijn afgerond.

4.6. Herziening subsidie in 2025

Een subsidieaanvrager die uiterlijk 15 september 2022 een subsidieaanvraag heeft ingediend, als bedoeld in paragraaf 4.2, kan een aanvraag tot herziening van de subsidieverlening indienen. Deze aanvraag kan worden ingediend tot en met 14 augustus 2025. Voor de herziening van de subsidieverlening wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Daarbij moeten, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling, de volgende documenten worden aangeleverd:

  • een herzien activiteitenplan en

  • een herziene begroting.

Met de herziening tot subsidieverlening kan aanvullende subsidie worden aangevraagd voor activiteit 1, het gezamenlijk met ICT-leveranciers aanpassen van de zorginformatiesystemen, om medicatieoverdracht mogelijk te maken, conform de eisen en technische specificaties in MP9 en activiteit 3, kennisdeling, ten behoeve van alle bij de medicatieoverdracht betrokken sectoren en leveranciers. De maximum subsidiebedragen in bijlage 1 zijn hierom opgehoogd met € 2.547.000. Deze activiteiten zijn omschreven in paragraaf 2.2. Subsidie wordt alleen verstrekt voor activiteiten die uiterlijk 1 juli 2027 zijn afgerond.

Hoofdstuk 5. - Aanvullend beproeven huisartsenspoedpost

5.1. Doelstellingen aanvullend beproeven

Huisartsenspoedpost

Aanvullend op de activiteiten die in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht al voor subsidie in aanmerking komen, is het wenselijk subsidie te verstrekken voor het aanvullend beproeven van de Huisartsenspoedpost (hierna: het aanvullend beproeven HAP). Dit is een aanvulling op de Kickstart Medicatieoverdracht. Het doel, de achtergrond en aanleiding en het beoogd resultaat van de Kickstart Medicatieoverdracht staat beschreven in Hoofdstuk 1 – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht. Deze algemene uitgangspunten zijn ook op het aanvullend beproeven HAP van toepassing. Specifiek voor subsidie voor het aanvullend beproeven HAP geldt hetgeen wat hieronder in paragraaf 5.1.1. en paragraaf 5.1.2 is opgenomen.

5.1.1. Beoogd doel van subsidies voor aanvullend beproeven HAP

Het doel van subsidies voor het aanvullend beproeven HAP is om te stimuleren dat de uitwisseling van medicatiegegevens conform MP9 door de huisartsenspoedposten in combinatie met huisartsen en andere zorgverleners getest wordt. De HAP heeft een tijdelijke functie in de zorgketen en wordt met de implementatie van MP9 de bron van medicatiegegevens. Dit is nieuw en wordt beproefd, zoals beschreven als ‘Aanvullende beproeving HAP’ in het deelplan Aanvullende Beproeving Huisartsenspoedpost, bijlage bij het Plan van aanpak Kickstart. Dit deelplan wordt beschikbaar gesteld via de website van DUS-I: www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht.

5.1.2. Beoogd resultaat van subsidies voor aanvullend beproeven HAP

Subsidies voor het aanvullend beproeven HAP stimuleren evenals de Kickstart Medicatieoverdracht, dat aangetoond kan worden dat MP9 in combinatie met de richtlijn werkt in de praktijk.

Daarnaast stimuleert subsidie voor aanvullend beproeven HAP, dat de leverancier van het Huisartsenspoedpost informatiesysteem (HAPIS) in het samenwerkingsverband het ICT-systeem aanpast conform MP9.

  • Daarnaast wordt er subsidie verstrekt voor het beproeven van het werkproces op de HAP en in de zorgketen. De grote verandering voor de HAP is dat zij met MP9 zelf bron worden van medicatiegegevens. Daarbij gelden voor het aanvullend beproeven HAP de volgende aandachtspunten: De manier waarop de HAP en de eigen huisartsenpraktijk onderling zorgen voor eenduidige overdracht van de medicatieafspraken en dat het voor de zorgketen helder is bij wie men wanneer moet zijn; en

  • De manier waarop MP9 goed kan functioneren in (het werkproces van) de HAP en de gehele spoedketen waar tijd en urgentie/triage belangrijke factoren zijn.

5.2. Aanvrager van de subsidie

De aanvrager van de subsidie voor het aanvullend beproeven HAP is, net als bij de Kickstart Medicatieoverdracht, een samenwerkingsverband zoals omschreven in paragraaf 2.1 van de Kickstart Medicatieoverdracht. Voor de rol en verantwoordelijkheden van de penvoerder van het samenwerkingsverband wordt verwezen naar paragraaf 2.1. Aanvullend op de voorwaarden van paragraaf 2.1, is in paragraaf 5.4 bepaald aan welke voorwaarden het samenwerkingsverband moet voldoen.

5.3. Beoogde activiteiten

De activiteiten die in het kader van het aanvullend beproeven HAP voor subsidie in aanmerking komen, worden uitgevoerd conform het hiervoor in paragraaf 5.1.1 genoemde deelplan Huisartsenspoedpost, bijlage bij het Plan van aanpak Kickstart. Aan een samenwerkingsverband kan hiervoor subsidie worden verstrekt voor de periode van 14 augustus 2025 tot 1 juli 2027.

De vier activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen in het kader van het aanvullend beproeven HAP zijn dezelfde als de activiteiten die ook onder de Kickstart Medicatieoverdracht worden uitgevoerd, namelijk: (1) het gezamenlijk met ICT-leveranciers aanpassen van de zorginformatiesystemen, om medicatieoverdracht mogelijk te maken, conform de eisen en technische specificaties in MP9, (2) de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders, (3) kennisdeling, ten behoeve van alle bij de medicatieoverdracht betrokken sectoren en leveranciers, en (4) activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband. De activiteiten zijn beschreven in paragraaf 2.2 Beoogde activiteiten (vanaf de tweede alinea).

Voor een maximum van de hiervoor te subsidiëren kosten voor activiteit 1 (aanpassen van zorginformatiesystemen met ICT-leveranciers) wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1A van deze Beleidsregel.

Voor een maximum van te subsidiëren kosten voor activiteiten 2 (implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders), 3 (kennisdeling) en 4 (activiteiten rondom organisatie van het samenwerkingsverband) wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2A van deze Beleidsregel.

5.4. Subsidievoorwaarden

De subsidie kan in afwijking van paragraaf 2.3 verleend worden aan een samenwerkingsverband dat voldoet aan de volgende voorwaarden.

In een samenwerkingsverband:

  • a. zijn de volgende sectoren betrokken: Huisartsenzorg, Medisch specialistische zorg en Openbare farmacie;

  • b. wordt de sector Huisartsenzorg vertegenwoordigd door minimaal één huisartsenspoedpost en twee huisartsen, de sector openbare farmacie door één apotheek en één dienstapotheek en de sector Medisch specialistische zorg door één spoedeisende hulp;’

  • c. wordt door ten minste één huisartsenspoedpost een HAPIS gebruikt. Het HAPIS wordt aangepast om gedurende de subsidieperiode aan MP9 te voldoen;

  • d. worden minimaal de volgende ICT-systemen gebruikt,: een Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS), een Huisarts Informatie Systeem (HIS) en een Apotheek Informatie Systeem (AIS);

  • e. zijn de voornoemde ICT-systemen al conform MP9 en de daaraan gerelateerde gegevensdienst, of worden gedurende de subsidieperiode aangepast om hieraan te voldoen;

  • f. is per sector ten minste één ICT-leverancier aanwezig van de ICT-systemen, bedoeld onder c, die MP9 zal implementeren;

  • g. sluiten de zorgaanbieders voor activiteit 2 een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun als bedoeld in paragraaf 5.6; en

  • h. sluit de penvoerder voor activiteit 4 een DAEB de-minimis overeenkomst als bedoeld in paragraaf 5.6.

5.5. Subsidieverplichtingen

Wat betreft de subsidieverplichtingen bij het aanvullend beproeven HAP wordt verwezen naar paragraaf 2.4 Subsidieverplichtingen. Deze verplichtingen zijn ook grotendeels op het aanvullend beproeven HAP van toepassing. De enige uitzondering hierop is de eis die wordt genoemd in paragraaf 2.4, onderdeel ‘Ten aanzien van de ICT’, onder a.

In afwijking van paragraaf 2.4, onderdeel ‘Ten aanzien van de ICT’, onder a, geldt voor het aanvullend beproeven HAP namelijk als eis dat alle functionele en technische specificaties van MP9 en de bijbehorende MedMij gegevensdienst worden gerealiseerd conform de stappen en de planning van het deelplan Huisartsenspoedpost, bijlage bij het Plan van aanpak Kickstart; waarbij een infrastructuur wordt gebruikt dat kan uitwisselen met LSP.

Deze afwijking is opgenomen omdat bij het aanvullend beproeven HAP moet worden voortgebouwd op de resultaten van de Kickstart Medicatieoverdracht.

5.6. Staatssteun

Zoals hiervoor vermeld in paragraaf 5.3, worden bij het aanvullend beproeven HAP dezelfde vier activiteiten verricht als beschreven in paragraaf 2.2 Beoogde activiteiten (vanaf de tweede alinea). Voor de staatssteunbeoordeling kan dan ook ten eerste worden verwezen naar paragraaf 2.5 Staatssteun.

Activiteiten 1 (het aanpassen van de ICT-systemen), 2 (het ondersteunen van zorgaanbieders bij het implementeren van het ICT-systeem in hun werkprocessen) en 4 (het organiseren van samenwerkingsverbanden en hun daarin ondersteunen) zijn economische activiteiten.

Daarbij geldt dat de subsidie voor activiteit 1 enkel wordt verstrekt wanneer deze volledig marktconform wordt doorgezet naar de ICT-leveranciers. De subsidie voor activiteit 2 wordt enkel verstrekt wanneer de zorgaanbieders worden belast met een DAEB de-minimis, en voor activiteit 4 wanneer de penvoerder wordt belast met een DAEB de-minimis en – voor zover derden worden ingeschakeld – dit volledig marktconform plaatsvindt.

Nu een DAEB de-minimis gerechtvaardigd is voor activiteit 2, is een DAEB ook gerechtvaardigd voor de activiteiten die daarmee direct samenhangen en die ondersteunend daaraan zijn, namelijk het organiseren van het samenwerkingsverband om tot implementatie te komen.

5.7. Subsidieplafond en wegingscriteria

5.7.1. Subsidieplafond en wijze van verdeling

Voor het aanvullend beproeven HAP is voor de periode van 14 augustus 2025 tot 1 juli 2027 binnen het budget van de Kickstart medicatieoverdracht een bedrag van maximaal € 2.203.000 beschikbaar. Na de herzieningsaanvragen Kickstart medicatieoverdracht is binnen het subsidieplafond van de Kickstart medicatieoverdracht – en gezien de naar verwachting te ontvangen aanvragen voor het aanvullend beproeven HAP – een bedrag van € 2.203.000 beschikbaar en naar verwachting afdoende.

De aanvragen zullen worden beoordeeld en gerangschikt naar geschiktheid aan de hand van de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 5.7.2. Vervolgens zal subsidie worden verleend aan de hand van de gemaakte rangschikking. Het Ministerie van VWS kan bij de beoordeling aan de hand van de wegingscriteria advies inwinnen van het Programma

Als het subsidieplafond door het toewijzen van aanvragen die na weging gelijk geschikt zijn alsnog zou worden overschreden, dan wordt de toekenning van die aanvragen door loting bepaald.

5.7.2. Wegingscriteria

Ten behoeve van de beoordeling door het Ministerie van VWS in welke mate de aanvragers bijdragen aan het doel van het aanvullend beproeven HAP zal het Programma aan de hand van onderstaande wegingscriteria conform bijlage 3A punten toekennen. Vervolgens wordt de uiteindelijke puntentelling van het Programma wordt neergelegd in een advies aan het Ministerie van VWS. en wordt gebruikt bij de beoordeling van de aanvragen.

Daarbij zijn de onderstaande elementen van belang, die elk zijn voorzien van gewicht. De eerste twee criteria zien op het samenwerkingsverband en de deelnemende zorgaanbieders. Het derde en vierde criterium hebben betrekking op de beoogde ICT-leverancier en -systemen.

1. Aantallen

Er is een voorkeur voor een samenwerkingsverband waarbij de medicatieoverdracht van zoveel mogelijk (voor medicatieoverdracht relevante) patiënten in een zo breed mogelijke keten van zorgaanbieders kan worden gerealiseerd in de Kickstart Medicatieoverdracht. Daarom wordt ter beoordeling van de aanvraag gekeken naar:

  • a. het aantal use cases rondom medicatieveiligheid en medicatieoverdracht dat binnen de zorgketen worden beproefd;

  • b. het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten waarbij de use cases van toepassing kan zijn.

2. Kennis van zaken samenwerkingsverband

Het gaat daarbij om aantoonbare ervaring of kennis van de deelnemers van het samenwerkingsverband met:

  • a. sector-overstijgende samenwerking;

  • b. de richtlijn en MP9;

  • c. ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten, en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband;

  • d. samenwerking met de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders;

  • e. betrokkenheid bij het programma Medicatieoverdracht of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht.

3. Techniek en aantallen

Voor de technische criteria wordt gekeken naar volgende aspecten:

  • a. de leverancier is eveneens actief in één van de samenwerkingsverbanden die participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht;

  • b. de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn aangesloten op een infrastructuur dat kan uitwisselen met LSP;

  • c. de HAPIS-leverancier heeft een klantenkring met een brede vertegenwoordiging, waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt.

4. Bestaande kennis van zaken HAPIS-leverancier

Voor de te betrekken HAPIS-leverancier wordt gekeken naar de volgende aspecten:

  • a. heeft ervaring met het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken), bijvoorbeeld door bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12 en MedMij gegevensdienst 31;

  • b. is betrokken bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;

  • c. doet al langere tijd actief mee aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies of Proof of Concepts (PoC’s) medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest.

5.8. Overige verplichtingen en aanvraagprocedure

5.8.1. Subsidiesystematiek

Voor de subsidiesystematiek wordt verwezen naar paragraaf 4.1 Subsidiesystematiek.

5.8.2. Aanvraagprocedure

Een samenwerkingsverband dat belangstelling heeft voor het aanvullend beproeven HAP en voor subsidie in aanmerking wenst te komen dient contact op te nemen met het Programma. Dit kan door een e-mail te sturen naar: medicatieoverdracht@nictiz.nl.

Het Programma zal de penvoerder namens het samenwerkingsverband begeleiden bij de aanvraag en deze toetsen op het voldoen aan de voorwaarden en de haalbaarheid van de verplichtingen als bedoeld in hoofdstukken 5.4 en 5.5. Tevens zal het Programma zo nodig de penvoerder adviseren bij de contractering van de ICT-leveranciers.

Voor een subsidieaanvraag wordt een digitaal formulier gebruikt (beschikbaar op www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht). Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 14 augustus 2025 ontvangen.

De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling. In het activiteitenplan wordt tevens uiteengezet op welke wijze aan de voorwaarden wordt voldaan. Daarbij worden de volgende documenten meegezonden:

  • uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis, inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders, aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;

  • uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis, inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van de penvoerder, ten behoeve van het verrichten van activiteit 4;

  • een samenwerkingsovereenkomst van de aan het samenwerkingsverband deelnemende partijen.

  • Onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is een verklaring dat de deelnemende partijen niet eerder subsidie hebben ontvangen voor dezelfde werkzaamheden;

  • een verklaring van het Programma dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 5.4 en over de haalbaarheid van de verplichtingen.

Voor bovengenoemde formulieren en documenten zijn formats opgenomen op de website van DUS-I: Externe link:www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht.

Indien een ICT-leverancier bij meerdere samenwerkingsverbanden betrokken is bij de Kickstart Medicatieoverdracht of het aanvullend beproeven HAP wordt daarvan expliciet melding gemaakt door de penvoerder bij het Ministerie van VWS. Dit kan door een e-mail te sturen naar: KickstartMedicatieoverdracht@minvws.nl.

De Minister van VWS besluit binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn op de binnengekomen aanvragen. Het Ministerie van VWS kan voorafgaand aan het besluit advies van het Programma inwinnen over welke aanvragen het meest voldoen aan (een aantal van) de wegingscriteria, bedoeld in paragraaf 5.7.2. Dit advies wordt als motivering bij het te nemen subsidiebesluit gevoegd. Indien advies wordt ingewonnen kan de beslistermijn met maximaal 6 weken worden verlengd, dus tot 19 weken.

5.9. Verantwoording en vaststelling

Voor het aanvullend beproeven HAP wordt voor de verantwoording en vaststelling verwezen naar paragraaf 4.3. Verantwoording en vaststelling.

Bijlage 1. Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT

De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die gemoeid zijn met het implementeren van MP9 in de ICT-systemen die door de zorgaanbieders in het samenwerkingsverband worden gebruikt. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.

Vergoedingsbedragen bouwkosten

Deelnemende ICT-leveranciers komen in aanmerking voor de volgende maximale vergoeding voor aanpassen van de zorginformatiesystemen (XIS) conform de eisen en technische specificaties ten behoeve van MP9 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 1):

Apotheekinformatiesysteem

€ 1.873.000

Huisartsinformatiesysteem

€ 1.337.000

Ziekenhuisinformatiesysteem

€ 1.597.000

Elektronisch voorschrijfsysteem

€ 1.477.000

Trombosedienstinformatiesysteem

€ 1.477.000

Elektronische Toedienregistratie

€ 1.420.000

Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) Dienstverlener in het persoonsdomein (DVP) € 103.000

De vergoeding voor de ICT-systemen is een redelijke vergoeding voor een gemiddeld systeem binnen een bepaalde sector voor het implementeren van de scope zoals verwoord in het Plan van aanpak Kickstart. De maximale bedragen voor een redelijke vergoeding zijn gebaseerd op een door Nictiz en VZVZ uitgevoerde bouwkostenanalyse. Geen vergoeding is beschikbaar voor een Dienstverlener in het zorgaanbiedersdomein (DVZA).

Een ICT-leverancier kan met ten minste één XIS-type meedoen om in aanmerking te komen voor een volledige vergoeding. Indien een ICT-leverancier met meer dan één XIS-type wil deelnemen is het aan de penvoerder, geadviseerd vanuit het Programma, om vast te stellen dat alleen die componenten worden vergoed die daadwerkelijk worden ontwikkeld. Hergebruik van componenten is mogelijk, maar kunnen slechts eenmaal in rekening worden gebracht.

Activiteiten kunnen maximaal één keer vergoed worden. Als in het kader van een andere regeling onderdelen die zijn meegenomen in bovenstaande bedragen (deels) al vergoed zijn dan zullen ze in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale bedragen. Specifiek wordt hier al genoemd dat bedragen die in het kader van de fase 1 van de VIPP Farmacie worden vergoed in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale vergoeding voor een Apotheekinformatiesysteem.

Aanvullende vergoedingen

Voor elke deelnemende ICT-leverancier gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen. Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.

Voor een PGO-leverancier

Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:

  • € 42.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;

  • € 52.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.

Voor overige ICT-leveranciers

Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:

  • € 60.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;

  • € 90.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.

Voor elke ICT-leverancier:

  • is voor de activiteit kennisdeling € 25.000 beschikbaar;

  • is voor het ontwikkelen van de specificaties van MP9 en voor het maken van werkprocesafspraken over migratie en hybride € 30.000 beschikbaar;

  • is voor de intensivering van het testen en valideren en de ondersteuning in projectorganisatie € 100.000 beschikbaar.

Bijlage 1A. Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT voor het aanvullend beproeven HAP

De onderhavige bijlage bevat de vergoedingen voor de kosten die gemoeid zijn met het implementeren van MP9 in de ICT-systemen die door de zorgaanbieders in het samenwerkingsverband worden gebruikt, voor het aanvullend beproeven HAP.

Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief btw.

Vergoedingsbedragen bouwkosten

ICT-leveranciers betrokken bij het aanvullend beproeven HAP komen in aanmerking voor de volgende maximale vergoeding voor aanpassen van de zorginformatiesystemen (XIS) conform de eisen en technische specificaties ten behoeve van MP9 (paragraaf 2.2, activiteit 1):

Huisartsenspoedpost informatiesysteem

€ 1.337.000

De vergoeding voor de ICT-systemen is een redelijke vergoeding voor een gemiddeld systeem binnen de sector voor het implementeren van de scope zoals verwoord in het Plan van aanpak Kickstart. De maximale bedragen voor een redelijke vergoeding zijn gebaseerd op een door Nictiz en VZVZ uitgevoerde bouwkostenanalyse waarbij het systeem gelijkgesteld is aan een HIS (Huisartsen Informatie Systeem).

Activiteiten kunnen maximaal één keer vergoed worden. Als in het kader van een andere subsidieregeling in feite al kosten voor het aanpassen van zorginformatiesystemen (deels) zijn vergoed, dan zullen deze in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale bedragen.

Aanvullende vergoedingen

Voor alle aanvullende vergoedingen geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.

Voor HAPIS ICT-leveranciers

Voor ondersteuning en begeleiding van de zorgaanbieders tijdens testen en de eerste begeleide uitrol een maximale aanvullende vergoeding van:

  • - € 30.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;

  • - € 45.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.

Voor de activiteit kennisdeling ontvangt de HAPIS ICT-leverancier € 25.000 (zie paragraaf 5.3, in samenhang met paragraaf 2.2, activiteit 3).

Bijlage 2. Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders

De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.

Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.

Penvoerder samenwerkingsverband

De penvoerder van het samenwerkingsverband komt in aanmerking voor de volgende maximale vergoedingen:

  • Voor activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband € 790.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 4, hierbij geldt een de-minimis van € 300.000);

  • Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).

Zorgaanbieders

Deelnemende zorgaanbieders komen in aanmerking voor een vergoeding voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 2). Het gaat hierbij om maximale vergoedingen per zorgaanbieder. Er is geen mogelijkheid om bedragen uit te wisselen tussen de verschillende zorgaanbieders binnen een samenwerkingsverband.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale Business Impact Analyses (BIA’s): 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen, en daarnaast

B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.

A. Vergoedingen op basis van de Business Impact Analyses (BIA’s)

Bij de voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in het contact met het Programma bepaald wat de maximale vergoeding is voor bovengenoemde posten op basis van de sectorale BIA (omdat deze kostenposten deels afhankelijk zijn van de omvang van de zorginstelling en het aantal en de aard van de medewerkers). Hierbij geldt het volgende:

Een vergoeding wordt verstrekt voor A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 en daarnaast geldt specifiek voor:

A.4 voorlichting

Voor het onderdeel volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.

A.5 volgen opleiding

Een vergoeding wordt verstrekt voor het volgen van scholing voor zorgaanbieders in de sector VVT Thuiszorg.

Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.

A.7 super-users

Een vergoeding wordt verstrekt voor het collegiaal optreden als super-user in de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke gezondheidszorg.

Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.

A.8 toegangsvoorziening via UZI-passen

Het systeem van de UZI-passen is aan ontwikkeling onderhevig (vernieuwing, mandatering, conditionele query). Ter voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in afstemming met het Programma vastgesteld wat de inrichting van het systeem met de UZI-passen voor betreffende zorgaanbieder bij de Kickstart wordt, en welke extra medewerkers de beschikking over een UZI-pas moeten krijgen. Deze post binnen de subsidie geldt als een reservering. Vlak voor de livegang van de 1e begeleide uitrol wordt vastgesteld wat het benodigde extra aantal UZI-passen is en wordt toestemming verleend door het Programma en VWS om deze te bestellen. Als een alternatieve toegangsvoorziening in plaats van UZI moet worden toegepast, dan wordt in overleg met het Programma en VWS vastgesteld welk deel van de financiële reservering voor de UZI-passen hiervoor ingezet kan worden (in samenhang met de vergoeding voor de post B.4. aansluiting/ontsluiting)

Bij de maximale vergoedingen voor de verschillende posten op basis van de BIA wordt ook een financiële begrenzing gehanteerd gebaseerd op een maximaal aantal medewerkers. Het gaat hierbij om die medewerkers bij een zorgaanbieder die betrokken zijn bij medicatieoverdracht. Hierbij is onderscheid tussen sectoren:

Medisch specialistische zorg: 1750 medewerkers10

Openbare farmacie: 50 medewerkers

Huisartsenzorg: 50 medewerkers

Trombosezorg: 500 medewerkers

Verpleeghuiszorg en thuiszorg: 1250 medewerkers

Geestelijke gezondheidszorg: 1100 medewerkers

Gehandicaptenzorg: 700 medewerkers

B. Aanvullende vergoedingen specifiek voor de Kickstart

Voor elke deelnemende zorgaanbieder gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen specifiek voor de Kickstart:

Voor de deelactiviteiten B.1. aanvullend projectmanagement, B.2. aanvullende projectondersteuning en B.3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, eerste begeleide uitrol, evaluatie tezamen in totaal € 510.000;

B.4. Aansluiting/ontsluiting

Voor activiteiten en middelen ten bate van aansluiting/ontsluiting

  • € 50.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Openbare farmacie, Huisartsenzorg;

  • € 70.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Trombosezorg, VVT Verpleeghuiszorg;

  • € 100.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren VVT Thuiszorg, Medisch specialistische zorg, Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg.

Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).

In aanvulling op al het bovenstaande is er een DAEB de-minimisverordening van € 750.000 van toepassing voor de vergoeding aan een zorgaanbieder.

Bijlage 2A. Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders voor het aanvullend beproeven HAP

De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen in het kader van het aanvullend beproeven HAP. Alle genoemde bedragen zijn exclusief btw. Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.

Penvoerder samenwerkingsverband

De penvoerder van het samenwerkingsverband komt in aanmerking voor de volgende vergoedingen:

  • Voor activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband in het kader van het aanvullend beproeven HAP een maximale vergoeding van € 90.000 (paragraaf 2.2, activiteit 4);

  • Voor de activiteit kennisdeling een maximale vergoeding van € 15.000 (paragraaf 2.2, activiteit 3).

Zorgaanbieders

Deelnemende zorgaanbieders komen in aanmerking voor een vergoeding voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders in het kader van het aanvullend beproeven HAP (paragraaf 2.2, activiteit 2).

De vergoeding is beschikbaar voor zorgaanbieders die eerder een subsidie hebben ontvangen voor de Kickstart Medicatieoverdracht en voor zorgaanbieders die nog geen subsidie hebben ontvangen. Voor alle zorgaanbieders gelden de hieronder genoemde bedragen als maximale vergoedingen voor deze deelactiviteiten.

De deelactiviteiten genoemd in bijlage 2, worden hier ook gehanteerd en samengevat weergegeven als: ‘A. Vergoedingen op basis van de Business Impact Analyses (BIA’s)’ en ‘B. Aanvullende vergoedingen specifiek voor de Kickstart’.

Omdat huisartsenspoedposten niet specifiek zijn meegenomen in de BIA’s, wordt er gerekend met de BIA-berekening voor huisartsen. Er is geen mogelijkheid om binnen het samenwerkingsverband af te wijken van de maximum subsidiebedragen, de maximale vergoedingen, per deelnemer zoals die bij de subsidieverlening zijn vermeld.

Zorgaanbieder

2A: vergoeding BIA’s

2B1 + 2B2+ 2B3 Aanvullende vergoedingen specifiek voor de Kickstart

2B.4 aansluiting ontsluiting

3: Kennisdeling

Totale maximale vergoeding

Huisarts

€ 0

€ 12.500

€ 0

€ 0

€ 12.500

Apotheek

€ 0

€ 12.500

€ 0

€ 0

€ 12.500

Huisartsenspoedposten

€ 25.000

€ 110.000

€ 50.000

€ 25.000

€ 210.000

Dienstapotheek

€ 0

€ 12.500

€ 0

€ 0

€ 12.500

SEH

€ 0

€ 12.500

€ 0

€ 0

€ 12.500

Bijlage 3. Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de Beleidsregel

 

Wegingscriteria

Maximaal aantal punten

Totaal

1

Aantallen

 

37

a

het aantal betrokken sectoren (2 punten per extra sector boven de gestelde eis van 5 sectoren die deelnemen aan een samenwerkingsverband, met een maximum van 10 punten)

10

 

b

een zo breed mogelijk extra aantal use cases om medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren (GGZ, VVT) en gedeeld voorschrijverschap (o.a. GZ) (maximaal 16 punten)

16

 

c

het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders) en de sector Openbare farmacie (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders)

6

 

d

het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren (maximaal 5 punten)

5

 

2

Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband

 

30

a

sector-overstijgende samenwerking (maximaal 5 punten)

5

 

b

de richtlijn en MP9 (maximaal 5 punten)

5

 

c

ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband (maximaal 4 punten)

4

 

d

bestaande samenwerking tussen de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders (maximaal 6 punten)

6

 

e

bestaande betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (1 punt per deelnemer met een maximum van 4 punten)

4

 

f

het aantoonbaar het actief opvragen van gegevens door patiënten en cliënten vanuit een MedMij PGO (4 punten)

4

 

g

patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zaal worden verleend (maximum van 2 punten)

2

 

3

Techniek en aantallen

 

84

a

de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht; (4 punten per leverancier met een maximum van 24 punten)

24

 

b

de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (datum uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP) (4 punten per leverancier met een maximum van 16 punten)

16

 

c

het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals toedienen in de ambulante setting (maximaal 14 punten)

14

 

d

de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s) (maximaal 6 punten)

6

 

e

Het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.

(Maximaal 6 punten, waarbij geldt dat als één DVZA wordt gebruikt voor het gehele samenwerkingsverband het maximale punten aantal wordt verkregen. Bij elke DVZA meer, vindt 2 punten aftrek plaats, behalve als deze DVZA in een ander samenwerkingsverband actief is dat een aanvraag heeft ingediend, dan is de aftrek 1 punt)

6

 

f

de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’ (2 punten per DVZA met een maximum van 6 punten)

6

 

g

alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van CDA naar FHIR (maximaal 6 punten)

6

 

h

de leverancier heeft een klantenbestand met een brede vertegenwoordiging waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt; (2 punten per leverancier met een maximum van 6 punten)

6

 

4

Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier

 

42

a

de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis en ervaring met voor haar applicaties en diensten relevante onderdelen van het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken) bijvoorbeeld door LSP kennis, concrete activiteiten en planvorming t.b.v. aansluiting op het LSP, bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12, MedMij gegevensdienst 31 (maximaal 4 punten per leverancier met een maximum van 28 punten)

28

 

b

het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (2 punten per leverancier met een maximum van 4 punten)

4

 

c

actief en voor langere periode meedoen aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of PoC’s medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest (maximaal 2 punten per leverancier met een maximum van 10 punten)

10

 
 

Totaal te behalen punten:

 

193

Bijlage 3A. Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 5.7.2. aanvullend beproeven HAP

 

Wegingscriteria

Maximaal aantal punten

Totaal

1

Aantallen

   

a

het aantal use cases rondom medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de zorgketen worden beproefd (maximaal 6 punten)

6

 

b

het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten waarbij de use cases van toepassing kan zijn.

(maximaal 5 punten)

5

 

2

Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband

   

a

sector-overstijgende samenwerking (1 punt per deelnemer met ervaring met sector-overstijgende samenwerking, met een maximum van 6 punten).

6

 

b

de richtlijn en MP9 (2 punten per deelnemer met kennis en ervaring met MP9, met een maximum van 12 punten)

12

 

c

ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband.

(maximaal 4 punten)

4

 

d

samenwerking met de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders. (1 punt per deelnemer, met een maximum van 6 punten)

6

 

e

betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht. (3 punten per deelnemer, met een maximum van 18 punten)

18

 

3

Techniek en aantallen

   

a

de leverancier is eveneens actief in één van de samenwerkingsverbanden die participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht. (4 punten per deelnemer, maximaal 5 per deelnemer, met een maximum van 10 punten)

10

 

b

de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen aangesloten op een infrastructuur die voortbouwt op de infrastructuur uit de Kickstart (4 punten)

4

 

c

de HAPIS-leverancier heeft een klantenkring met een brede vertegenwoordiging, waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt (2 punten)

2

 

4

Bestaande kennis van zaken HAPIS-leverancier

   

a

heeft ervaring met het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken), bijvoorbeeld door bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12 en MedMij gegevensdienst 31; (4 punten)

4

 

b

is betrokken bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (2 punten)

2

 

C

doet al langere tijd actief mee aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of Proof of Concept (PoC’s) medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest (3 punten)

3

 
 

Totaal te behalen punten:

82

 
  1. Zie: https://www.zorginzicht.nl/kwaliteitsinstrumenten/medicatieoverdracht. ^ [1]
  2. Zie: https://www.nictiz.nl/informatiestandaard-medicatieproces/ ^ [2]
  3. De informatiestandaarden Lab2zorg en Contra-indicatie en overgevoeligheden zijn nog in ontwikkeling. ^ [3]
  4. Het gaat hier om de volgende sectoren: Patiënt en cliënt; Geestelijke gezondheidszorg verslavingszorg en forensische zorg; Gehandicaptenzorg; Huisartsenzorg; Medisch specialistische zorg; Mondzorg; Openbare farmacie; Publieke gezondheid; Trombosezorg; Wijkverpleging en verpleeghuiszorg. ^ [4]
  5. https://www.nictiz.nl/programmas/medicatieoverdracht/ ^ [5]
  6. Zie de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het 10-stappenplan van het Programmaplan Medicatieoverdracht (zie https://www.samenvoormedicatieoverdracht.nl/stappenplan-sectoren/) ^ [6]
  7. Voor de brede uitrol wordt momenteel bezien of en in welke vorm een stimuleringsregeling voor de komende jaren vormgegeven kan worden. Aandachtspunt daarbij is dat deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht ook bij zo’n stimuleringsregeling kunnen participeren, met dien verstande dat ten behoeve van dezelfde activiteiten niet meermaals subsidie zal worden verstrekt. ^ [7]
  8. Het is noodzakelijk dat daarbij de laatste beschikbare versie wordt gerealiseerd. Zie in dit verband de opmerkingen als bedoeld in paragraaf 1.3. van dit beleidskader. ^ [8]
  9. Op basis van de reguliere de-minimisverordening kan de overheid over een periode van drie jaren tot € 300.000 aan steun aan een onderneming verstrekken, zonder dat sprake is van staatssteun. ^ [9]
  10. Specifiek voor Medisch specialistisch zorg geldt aanvullend voor de BIA-posten projectmanagement en projectondersteuning (die wat omvang betreft afhankelijk zijn van de categorie ziekenhuis) een maximum dat niet boven dat van de categorie ‘algemeen ziekenhuis’ uit kan komen. En waarbij het maximum wordt aangepast naar rato van het deel van het ziekenhuis dat deelneemt aan de Kickstart. ^ [10]