Algemeen
De zinnen en geschreven teksten worden op meerdere aspecten beoordeeld: adequaatheid/begrijpelijkheid,
samenhang, woordgebruik, grammaticale correctheid, spelling en tekstverzorging (de
laatste alleen bij Schrijven II). Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.
Het schrijven van een zin of enkele zinnen wordt beoordeeld op twee aspecten: ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’
en ‘grammaticale correctheid’. Zowel adequaatheid/begrijpelijkheid van de tekst als
grammaticale correctheid worden gewaardeerd op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar
kan een score 0 of 1 toekennen voor adequaatheid/begrijpelijkheid en 0 of 1 voor grammaticale
correctheid. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score
van 0 wordt toegekend, kan voor grammaticale correctheid geen score van 1 opleveren.
Het schrijven van een kort bericht, aanvullen van een tekst, invullen van een formulier
of het schrijven van een korte tekst wordt in elk geval beoordeeld op de aspecten
‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid
wordt globaal beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score
van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Zijn alle in de opdracht gevraagde elementen in de tekst
verwerkt, dan wordt de tekst als ‘acceptabel’ beschouwd en wordt als uitgangspunt
een score van 2 punten genomen. Een hogere score (3) of een lagere score (1) kan vervolgens
toegekend worden door de totale kwaliteit van het geschrevene in ogenschouw te nemen.
Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt
toegekend, kan voor de overige aspecten geen scores meer opleveren. Het aspect grammaticale
correctheid wordt beoordeeld op basis van een 3-puntsschaal: hier kan een score van
0, 1 of 2 toegekend worden.
Afhankelijk van de opdracht kunnen nog andere aspecten ter beoordeling worden toegevoegd:
spelling, samenhang en woordgebruik. Bij de taak ‘invullen van formulieren’ wordt
het aspect samenhang niet toegevoegd. Bij Schrijven II worden, naast de hiervoor genoemde
aspecten (spelling, samenhang en woordgebruik), de aspecten opbouw en tekstverzorging
toegevoegd. Deze toegevoegde aspecten worden beoordeeld op basis van een 2-puntsschaal:
de beoordelaar kan hiervoor een score van 0 of 1 toekennen.
Bij Schrijven II wordt het schrijven van een middellange tekst in elk geval beoordeeld
op de aspecten ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Adequaatheid/begrijpelijkheid
wordt globaal beoordeeld op basis van een 6-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor
een score van 0, 1, 2, 3, 4 of 5 toekennen. Zijn alle in de opdracht gevraagde elementen
in de tekst verwerkt, dan wordt de tekst als ‘acceptabel’ beoordeeld en wordt als
uitgangspunt een score van 3 punten genomen. Hogere scores (4, 5) en lagere scores
(1, 2) kunnen vervolgens toegekend worden door de totale kwaliteit van het geschrevene
in ogenschouw te nemen. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid
een score van 0 wordt toegekend, kan voor de overige aspecten geen scores meer opleveren.
Het aspect grammaticale correctheid wordt bij een middellange tekst beoordeeld op
basis van een 3-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0, 1 of 2 toekennen.
Afhankelijk van de opdracht kunnen ook andere aspecten ter beoordeling worden toegevoegd,
te weten spelling, samenhang, woordgebruik, opbouw en tekstverzorging. Deze toegevoegde
aspecten worden altijd op een 3-puntsschaal beoordeeld: de beoordelaar kan hiervoor
per aspect 0, 1 of 2 punten toekennen.
Toekenning score examen Schrijven
Voor het examen Schrijven kan de kandidaat per opdracht meerdere punten behalen. Voor elke zinsopdracht kan de kandidaat maximaal 2 punten behalen. Schrijven I: Voor de formuliertaak is het maximum 7 punten en voor de tekstaanvultaak, kort bericht en korte tekst is het maximum 8 punten. Schrijven II: voor elke korte opdracht is het maximum 10
punten en voor de middellange opdracht is het maximum 17 punten.
De prestaties van de kandidaat worden beoordeeld door meerdere onafhankelijk van elkaar
werkende beoordelaars. Het aantal toegekende punten is het gemiddelde van de puntentoekenning
van de beoordelaars (zie examenprogramma voor nadere toelichting).
Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore
die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal
betekent dat de kandidaat geslaagd is.
Het aantal aspecten waarop kandidaten worden beoordeeld, is niet voor elk examen hetzelfde.
Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een
ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen om te slagen.