De Minister van Justitie en Veiligheid,
Overwegende als volgt:
Op 9 juli 2014 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking getreden. Volgens artikel 2.1.1, eerste lid, Wmo 2015 draagt het gemeentebestuur zorg voor de maatschappelijke ondersteuning. Onder maatschappelijke
ondersteuning wordt verstaan het bevorderen van de sociale samenhang en de toegankelijkheid
van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking alsmede het bestrijden
van huiselijk geweld, het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van
personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen,
en het bieden van beschermd wonen en opvang.
Artikel 2.1.2 Wmo 2015 geeft opdracht aan de gemeenten om periodiek een plan op te stellen voor deze maatschappelijke
ondersteuning. De memorie van toelichting vermeldt hierover dat het daarbij van belang is dat de gemeente alle burgers bereikt,
met name ook burgers die een ondersteuningsbehoefte hebben, maar zelf niet of slecht
in staat zijn om hulp te vragen. Gemeenten moeten daarom in hun plan tevens aandacht
geven aan een actieve benadering van deze burgers, zodat signalen van gewenste ondersteuning
tijdig worden opgevangen en zo nodig actief hulp wordt aangeboden. Voorts dienen stappen
te worden ondernomen op het vlak van preventie en vroegtijdige signalering van problemen.
In de memorie van toelichting staat vermeld dat activiteiten op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg,
ook wel bemoeizorg genoemd, vallen onder de omschrijving van maatschappelijke ondersteuning.
Uit de parlementaire stukken blijkt verder dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort om burgers,
inclusief zorgmijders, zo nodig toe te leiden naar zorg en ondersteuning en daarbij
te laten meewegen dat burgers soms onvoorspelbaar zijn in de mate waarin zij hulp
willen aanvaarden. De verantwoordelijkheid voor toeleiding naar zorg en ondersteuning
eindigt dus niet bij een intake of een eenmalig contact met de beoogde hulpverlening/
ondersteuning, maar loopt door tot de burger daadwerkelijk in zorg komt.
De regering heeft meermaals de urgentie en het belang van de inrichting van meldpunten
niet-acuut benadrukt. Doel daarvan is om te komen tot een juiste triage en samenwerking in het verwerken
van signalen van zorgwekkend gedrag, en de hulpverlening aan kwetsbare personen, waarbij
de nadruk vooral ligt op doen wat nodig is en voorkomen van escalatie. De urgentie
voor een structurele aanpak van de hulpverlening aan kwetsbare personen en de borging
daarvan blijven onverminderd hoog.
Gemeenten geven reeds geruime tijd invulling aan voornoemde opdracht uit de Wmo in de vorm van lokale of regionale meld- en adviespunten onder verschillende namen
zoals meldpunt niet-acuut, meldpunt zorgwekkend gedrag, meldpunt zorg en overlast
of meldpunt bemoeizorg. Bij deze meldpunten kan een ieder die zich zorgen maakt over
een medeburger met betrekking tot zelfredzaamheid, participatie, en of psychosociale
problematiek een melding doen om gemeenten in staat de stellen de noodzakelijke ondersteuning
of zorg in gang te zetten. Daarnaast opereren bemoeizorg/oggz-teams om meldingen op
te pakken als er sprake is van zorgmijdend gedrag. De inrichting van deze meldpunten
en bemoeizorgteams verschilt per regio of gemeente, afhankelijk van de lokale of regionale
ondersteuningsstructuur. Veelal zijn de meldpunten en bemoeizorgteams ondergebracht
bij de GGD, of bij een GGZ-instelling. In sommige gevallen fungeren lokale (wijk)teams
als eerste aanspreekpunt.
De meld- en adviespunten zijn een onmisbare partner voor de politie om op een effectieve
en efficiënte wijze invulling te kunnen geven aan haar hulpverlening- en openbare
orde taak. In voorkomende gevallen schakelt de politie het meldpunt in om een zorgsituatie
verder te onderzoeken en zo nodig (toeleiding naar) hulpverlening of ondersteuning,
dan wel bemoeizorg in gang te zetten. Op die wijze kunnen problemen waar burgers mee
kampen vroegtijdig worden gesignaleerd, en daardoor kunnen teloorgang en escalatie
van problemen worden voorkomen.
Per 9 oktober 2020 heeft de regering op aanbeveling van het Schakelteam aanpak personen
met verward gedrag, een landelijk meldnummer opengesteld voor niet-acute meldingen.
Dit Landelijk Meldpunt Zorgwekkend Gedrag (0800-1205) heeft als doel bij te dragen
aan een goede bereikbaarheid van de al bestaande lokale en regionale advies- en meldpunten
en verbindt direct – zonder menselijke tussenkomst – door naar de lokale of regionale
meldpunten, of een nummer voor geestelijke bijstand. Dit landelijk meldnummer heeft
geleid tot een toename van het aantal meldingen. Dat leidde tot meer onderzoeken door
de meldpunten en ook tot een toename van het aantal verzoeken om politiegegevens vanuit
de meldpunten.
De regering heeft het Wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein
(hierna: Wams) in voorbereiding. Dat wetsvoorstel voorziet in de aanpassing van de
Wmo 2015 en enkele andere wetten. De Wams strekt er in de eerste plaats toe een beter juridisch
kader te creëren voor de gegevensverwerking die nodig is om situaties waarbij vermoedelijk
sprake is van meervoudige problematiek te onderzoeken en indien noodzakelijk te komen
tot een gecoördineerde samenwerking tussen partijen uit het sociaal, zorg- en veiligheidsdomein.
In de tweede plaats beoogt de Wams de openbare geestelijke gezondheidszorg taak (oggz-taak)
van de gemeenten weer expliciet terug te brengen in de Wmo 2015. In dat kader wordt ook de opdracht aan gemeenten om een meldpunt niet-acuut in te
richten steviger verankerd en wordt in de Wams een regeling opgenomen voor de verwerking
van persoonsgegevens die nodig zijn om opvolging te geven aan ingediende meldingen.
Meer in het bijzonder bevat dit wetsvoorstel een opdracht aan colleges van burgemeester
& wethouders (B&W): ‘Om te zorgen voor een meldpunt dat openstaat voor een ieder,
burgers en professionals, dat signalen over de gezondheid, het welzijn, de zelfredzaamheid
of participatie van een inwoner van die gemeente kan adresseren en, indien nodig,
doorgeleidt naar de meest aangewezen partij’. Hiermee wordt specifieke invulling gegeven
aan één onderdeel van de algemene oggz-taak van gemeenten.
Op grond van de Wams zal een ieder, dus ook organisaties of instanties, een melding
bij het meldpunt kunnen doen. Ook de politie kan een melding doen, mits deze in overeenstemming
met het gestelde in de Wet politiegegevens (dan wel het Besluit politiegegevens) plaatsvindt. Hiertoe dient aansluitend op de Wams een grondslag tot verstrekking
te worden opgenomen in het Besluit politiegegevens. Op dit moment ontbreekt het aan
een dergelijke grondslag om politiegegevens aan de meldpunten te verstrekken.
Het komt ook voor dat het college het in het kader van de uitvoering van een triage
– die dient om vast te stellen of en hoe de melding wordt opgevolgd – nodig acht om,
naast de gegevens waarover het college zelf al beschikt, bij andere partijen inlichtingen
te verkrijgen. Voor het opvragen van deze gegevens zal het college (het meldpunt)
moeten motiveren welke gegevens noodzakelijk zijn. De voorgestelde regeling bevat
een grondslag voor de bevraagde partijen om de gevraagde gegevens daadwerkelijk te
verstrekken. Voor zover het bij de politie opgevraagde gegevens betreft, kunnen deze
alleen in overeenstemming met het gestelde in de Wet politiegegevens (en het Besluit politiegegevens) worden verstrekt.
De gemeenten hebben al een meldpunt niet-acuut ingericht of zijn hier in de regio
op aangesloten. In 2018/2019 heeft GGDGHOR Nederland een handreiking uitgebracht over
de gegevensverwerking door meldpunten niet-acuut. Deze handreiking is opgesteld op basis van een analyse van 20 meldpunten niet-acuut.
In de handreiking wordt onder andere aandacht besteed aan de juridische inbedding
van de meldpunten niet-acuut en is een DPIA uitgevoerd op een gestandaardiseerd werkproces
en informatievoorziening. Op basis van deze handreiking hebben veel gemeenten ervoor
gekozen een meldpunt in te richten middels een instellingsbesluit van het college
van B&W, of het college van B&W en burgemeester gezamenlijk. Het doel van het meldpunt
is dan om invulling te geven aan werkzaamheden in het kader van de wettelijke taken
van het college van B&W op het gebied van het sociaal domein, en de burgemeester in
het kader van de openbare orde. Voor het college van B&W gaat het dan om de wettelijke
opdracht op basis van artikel 2.1.1 van de Wmo om zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning, in het bijzonder om zorg te
dragen voor een voorziening waar burgers en professionals signalen kunnen melden over
zorgwekkende situaties, en om burgers die niet zelf om hulp vragen of actief zorg
mijden toe te kunnen leiden naar noodzakelijke ondersteuning in het kader van zorg,
Wmo 2015, de Jeugdwet, Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Voor de burgemeester betreft het een invulling van haar openbare orde taak op grond
van artikel 172 gemeentewet, in het bijzonder om incidenten en situaties die tot openbare orde problemen kunnen
leiden vroegtijdig te kunnen signaleren en escalatie te voorkomen.
De bevoegdheid tot een dergelijk instellingsbesluit wordt gevonden in artikel 160 eerste lid onder a, en artikel 170, derde lid van de gemeentewet. Deze geven het college van B&W respectievelijk de burgemeester de bevoegdheid om
het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, en de burgemeester de bevoegdheid
om een goede behartiging van de gemeentelijke aangelegenheden te bevorderen.
Uit de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015, de brieven van de staatsecretaris aan gemeenten en Tweede Kamer, en de antwoorden
door de regering op eerdergenoemde Kamervragen wordt duidelijk dat er een wettelijke
opdracht aan gemeenten is om zorg te dragen voor een voorziening waar burgers en professionals
signalen kunnen melden over zorgwekkende situaties, burgers die niet zelf om hulp
vragen of zelfs actief mijden toe te leiden naar hulp. Indien nodig kan ook bemoeizorg
ingezet worden. Beide worden gezien als een onderdeel van openbare geestelijke gezondheidszorg.
Hoewel de meldpunten en bemoeizorg niet expliciet in de wet zijn genoemd, betreft
het hier wel degelijk werkzaamheden in het kader van een taak van algemeen belang
zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de AVG. Tevens is gezien de aard van
de problematiek sprake van een zwaarwegend algemeen belang.
De werkzaamheden van de meldpunten niet-acuut worden gezien als een vorm van openbare
geestelijke gezondheidszorg. Daarmee vallen zij onder de uitzondering op het verbod
voor de verwerking van gezondheidsgegevens op grond van artikel 30 lid 3a van de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Op grond van artikel 33 lid 1c UAVG hebben zij dan tevens de bevoegdheid om strafrechtelijke gegevens te verwerken voor
zover dat noodzakelijk is om goede zorg te kunnen verlenen.
De handreiking over gegevensverwerking door de meldpunten niet-acuut bevat tevens
een overzicht van privacyrisico’s, en de maatregelen die meldpunten moeten nemen om
te komen tot een zorgvuldige gegevensverwerking conform de AVG. Onderdeel daarvan
is dat van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of een concrete gegevensverwerking,
gelet op het doel waarvoor de voorgenomen verwerking plaatsvindt, noodzakelijk en
proportioneel is.
De politie vervult in de dagelijkse praktijk van de meldpunten niet-acuut een belangrijke
rol, zowel bij het signaleren van gevallen van zorgwekkend gedrag (hetgeen kan leiden
tot het doen van een melding bij het meldpunt) als bij het desgevraagd verstrekken
van informatie aan het college, in het kader van de beoordeling door het college c.q.
het meldpunt welk vervolg aan een ingediende melding dient te worden gegeven (triage).
Juist voor de politie, vanuit hun hulpverlenende taak, is het van evident belang om,
vooruitlopend op de invoering van de Wams, binnen het huidige wettelijke kader op
structurele basis politiegegevens aan het college te kunnen verstrekken in het kader
van de collegetaken met betrekking tot de meldpunten niet-acuut. Het gaat dan in het
bijzonder om verstrekkingen in het kader van een (initiële) melding en om verstrekkingen
van door het college opgevraagde gegevens in het kader van een triage.
Daarvoor is een tijdelijke wettelijke grondslag voor de verstrekking van politiegegevens
aan het college van B&W (in de praktijk het meldpunt niet-acuut) van belang.
Artikel 18 van de Wet politiegegevens voorziet in twee mogelijkheden op grond waarvan, met het oog op een zwaarwegend algemeen
belang, politiegegevens kunnen worden verstrekt. Artikel 18, eerste lid, voorziet
in de mogelijkheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur personen of instanties
aan te wijzen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang,
politiegegevens worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens
die algemene maatregel van bestuur aan te geven taak.
Ingevolge artikel 18, tweede lid, kan de Minister van Justitie en Veiligheid in bijzondere gevallen toestemming of
opdracht geven tot het verstrekken van daarbij door hem te omschrijven politiegegevens
voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang.
Aangezien beoogd wordt een tijdelijke grondslag voor de verstrekking van politiegegevens
ten behoeve van de meldpunten niet-acuut in het leven te roepen, dat wil zeggen tot
het moment dat de Wams in werking treedt, wordt in dit besluit gebruik gemaakt van
de mogelijkheid die artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens schept.
Met de verstrekking van politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 8 of artikel 13 Wet politiegegevens aan het college B&W in het kader van haar meldpunttaken wordt een zwaarwegend algemeen
belang gediend, omdat het college met behulp van deze politiegegevens in staat is
om burgers of huishoudens bij wie problemen – al dan niet op verschillende leefdomeinen
– worden gesignaleerd, deze problemen tijdig, al dan niet binnen het sociaal domein,
op te pakken, zodat eventuele escalatie van de problematiek kan worden voorkomen.
Het niet tijdig aanpakken van gesignaleerde problemen, of de escalatie van problemen,
kan tot (ernstige) risico’s leiden, niet alleen voor de burger zelf – bijvoorbeeld
op het gebied van persoonlijke veiligheid of gezondheid – maar ook voor de samenleving.
Vanwege de gevoelige aard van de te verstrekken gegevens worden nadere voorschriften
en voorwaarden gesteld met betrekking tot de verstrekking, de verwerking en de verdere
verwerking daarvan;
Met de verlening van deze toestemming wordt vooruitgelopen op een wijziging van het
Besluit politiegegevens, zodat deze machtiging een tijdelijk karakter heeft.
Gelet op artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens