2.2. Uitwerking netto-omzet
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
2.2.1. Definitie netto-omzet
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
Een belangrijke component voor de bepaling van de hoogte van de NOW-subsidie is de
netto-omzetdaling.
Met betrekking tot de regelgeving wordt het volgende opgemerkt:
In artikel 1, lid 2 tot en met 5 (zowel NOW 5 als NOW 6), is de definitie van netto-omzet opgenomen. De definitie is als volgt:
Onder omzet wordt in deze regeling verstaan de netto-omzet zoals gedefinieerd in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gecorrigeerd voor de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden
projecten. De grondslagen en detailtoepassingen voor de bepaling van de referentie-omzet
en de omzet in de omzetperiode moeten gelijk aan elkaar zijn en in overeenstemming
met de wet- en regelgeving. Als voor de berekening van de referentie-omzet het kalenderjaar
2019 bepalend is, zijn de grondslagen en detailtoepassingen van de uiterlijk op 1 januari
2022 en conform wet- en regelgeving vastgestelde jaarrekening 2019 leidend, of in
geval van natuurlijke personen de laatst conform wet- en regelgeving vastgestelde
aangifte over 2019 voor de Wet inkomstenbelasting 2001.
Alle baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie,
ook als deze gewoonlijk met een andere term dan omzet worden aangeduid, vallen onder
omzet in de zin van deze regeling.
Onder omzet wordt in de NOW 5- en NOW 6-regeling niet verstaan de subsidie die de werkgever ontvangt op grond van de Eerste,
Tweede, Derde, Vierde en Vijfde en Zesde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor
behoud van werkgelegenheid, alsmede op grond van deze regeling en subsidie die de
werkgever over de omzetperiode ontvangt van de Minister van Economische Zaken en Klimaat
ter tegemoetkoming in de vaste lasten in verband met de maatregelen ter bestrijding
van de verdere verspreiding van COVID-19.
Als aan een werkgever gedurende de omzetperiode een werkloosheidsuitkering is uitbetaald,
in verband met verkorting van de werktijd van zijn werknemers, waarvoor op grond van
artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend, wordt deze uitkering beschouwd als omzet, bedoeld in het
tweede lid.
Van belang is dat de term netto-omzet breed is gedefinieerd in artikel 1 lid 2 en
3 (beide regelingen). In de toelichting op de regeling is opgenomen dat hieronder
ook baten, giften, overige ontvangsten en subsidies vallen. Daarnaast is in de brief
aan de Tweede Kamer met kenmerk 2020D51090 d.d. 9 december 2020 inzake de aanpassingen
in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding
van het coronavirus en bijlage III met kenmerk 2020D51083 bij deze brief (hierna ‘de
Kamerbrief d.d. 9 december 2020’) een verdere toelichting gegeven op het omzetbegrip
binnen de NOW. Verder is bij de publicatie van de NOW 4 (en de daarbij doorgevoerde wijziging van de NOW 3) opgenomen dat vanaf de NOW 3 de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) vanaf de NOW 3
niet meer meetelt als omzet voor de NOW. Dit is dus ook het geval voor de NOW 5 en
NOW 6.
In ieder geval wordt de beschikbaarheidsbijdrage OV bedrijven als omzet gezien voor
de NOW.
Bij de bepaling van de netto omzetdaling dient de NOW-subsidie niet zelf te worden
meegenomen.
Ook van belang is dat in artikel 6 lid 10 NOW 5 en artikel 5 lid 10 NOW 6 is bepaald dat subsidies en baten die betrekking hebben op een langere periode dan
de referentieperiode of de meetperiode voor de bepaling van de omzetdaling naar rato
aan de betreffende perioden worden toegerekend.
Daarnaast is van belang dat de netto-omzet op het juiste niveau is gerapporteerd.
Als de onderneming onderdeel is van een groep dan telt de netto-omzetdaling van de
groep van rechtspersonen of natuurlijke personen als geheel. Dit is de hoofdregel.
De werkgevers in de groep moeten dus hetzelfde percentage netto-omzetdaling en dezelfde
meetperiode hebben. Er vindt wel per loonheffingennummer een aanvraag tot vaststelling
plaats. Voor het begrip groep is niet relevant of hier sprake is van een Nederlandse
of van een internationale groep. Voor de bepaling van de netto-omzetdaling van de
‘NOW-groep’ worden vervolgens alleen de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen
van die groep in aanmerking genomen in de berekening, alsmede buitenlandse rechtspersonen
en vennootschappen met SV-loon in Nederland. Indien er sprake is van een moeder-dochterrelatie
als bedoeld in artikel 24a Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden de moeder(s) en dochter(s) voor de NOW behandeld als ware zij een groep.
Hierbij wordt uitgegaan van de groep zoals deze op 1 november 2021 voor de NOW 5 en
op 1 januari 2022 voor de NOW 6 bestond. Ook hier betreft het alleen de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen,
alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met SV-loon in Nederland. Verwezen
wordt naar artikel 6 lid 9 NOW 5 en artikel 5 lid 9 NOW 6 van de regeling.
Hierin wordt de groep gedefinieerd op basis van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek. De juiste (juridische) afweging en bepaling zal gemaakt dienen te worden op basis
van BW2 artikel 24 a en artikel 24b in combinatie met de feitelijke omstandigheden en situatie door de aanvrager al dan
niet in samenspraak met de accountant. Indien sprake is van een groep, zoals beschreven
in de voorgaande alinea, wordt tevens verwezen naar Standaard 3900N, paragraaf 64 tot en met 66 en Standaard 4415N, paragraaf 30.
Het ministerie is van mening dat in bepaalde gevallen (bij complexe groepsstructuren)
de controlewerkzaamheden weliswaar uitgebreid zijn, maar vindt dat deze noodzakelijk
zijn gezien de doelstelling van de regeling en de voorwaarden die hieraan verbonden
zijn.
Het Ministerie van SZW heeft samen met de NBA vastgesteld dat het in specifieke situaties
complex kan zijn om inzicht te krijgen in de volledigheid van de NOW-groep. Dit is met name het geval bij grote internationale groepsstructuren met vele vertakkingen.
Het gaat hierbij in het bijzonder om onzekerheden in het kader van de volledigheid
van entiteiten die vallen onder de reikwijdte van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Van entiteiten die vallen onder het groepsbegrip dat geldt voor het jaarrekeningrecht
ex artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dient de accountant wel onverkort de volledigheid van de NOW-groep vast te stellen.
Voor de eerstbedoelde situaties is de mogelijkheid gecreëerd om tot een inherente
beperking te komen nadat een minimale set aan werkzaamheden is uitgevoerd en de accountant
daaruit geen aanwijzingen heeft verkregen dat de NOW-groep onjuist is bepaald. Dit
is nader uitgewerkt in de herziene standaard 3900N, paragaaf 53a en 53b (september 2021) en in dit protocol in de C-tabellen.
2.2.2. Bepaling referentieperiode
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
In de subsidieregeling wordt de omzet van de meetperiode vergeleken met de omzet uit
de referentieperiode (referentie-omzet). Voor de referentieperiode geldt het volgende:
-
– De omzet van geheel 2019, indien de werkgever op 1 januari 2019 reeds bestond. In
dit geval dient de omzet over 2019 gedeeld te worden door 6 voor de NOW 5 en gedeeld
door 4 voor de NOW 6. Zie hiervoor artikel 6, lid 2 NOW 5 respectievelijk artikel 5 lid 2 NOW 6.
-
– De netto-omzet van een deel van 2019 en 2020, indien de werkgever op 1 januari 2019
nog niet bestond maar wel uiterlijk op 1 februari 2020 is gestart. Hierbij geldt de
volgende regel:
‘vanaf de eerste kalendermaand na de dag van aanvang van de bedrijfsuitoefening tot
en met 29 februari 2020, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking
wordt genomen, vermenigvuldigd met twee (NOW 5) of drie (NOW 6).’ Hier kan ook sprake van zijn als er sprake is geweest van overgang van onderneming
na 1 januari 2019 en de werkgever bij de subsidieaanvraag de keuze heeft gemaakt voor
de afwijkende berekening van de referentieperiode. In dat geval dient de referentieomzet
als volgt berekend te worden: de netto-omzet vanaf de eerste volledige maand na datum
overgang onderneming tot en met 29 februari 2020 / aantal maanden * 2 (NOW 5) of * 3
(NOW 6). Zie hiervoor artikel 6, lid 3, NOW 5 of artikel 5 lid 3 NOW 6.
Voorbeeld:
De onderneming is op 3 augustus 2019 opgericht. Volgens de NOW dient dan de omzet
van 1 september 2019 t/m 29 februari 2020 te worden meegenomen als referentieomzet.
De omzet over deze periode is € 90.000. De referentieomzet is € 90.000 / 6 maanden
* 2 maanden = € 30.000 voor de NOW 5. De referentieomzet is € 90.000 / 6 maanden *
3 maanden = € 45.000 voor de NOW 6.
|
Met de mogelijkheid om de startersregeling toe te passen (in de derde wijzigingsregeling
van de NOW 1 en ook van toepassing voor de NOW 2, de NOW 3 en de NOW 4) in geval van een overname(s) gedurende 2019 is de mogelijkheid geboden aan de aanvragers
om te kiezen van welke twee berekeningsmethodes hij gebruik wil maken; de hoofdregel
waarbij de omzet 2019 als uitgangspunt genomen dient te worden of de startersregeling.
De peildatum van 1 november 2021 (NOW 5) of 1 januari 2022 (NOW 6) die genoemd is artikel 6 lid 9 NOW 5 of artikel 5 lid 9 NOW 6 ziet toe op de samenstelling van de groep op dat moment en op de entiteiten waarvoor
de omzet in de referentieperiode en de meetperiode moet worden bepaald. De wijze van
de berekening van de referentieomzet staat in de voorgaande leden van het artikel.
Het is dus niet de bedoeling dat de omzet wordt meegenomen van overgenomen entiteiten
voorafgaande aan de datum van de overname (omzet die dus niet valt in de nieuw gevormde
groep maar nog ‘onderdeel’ was van de verkopende entiteit/groep).
Referentieomzet startende ondernemingen na 1 februari 2020
In de eerdere NOW-tranches bestond voor bedrijven die gestart zijn na 1 februari 2020
geen recht op NOW. Er was immers geen volledige maand omzet te bepalen in de referentieperiode
1 januari 2019 tot en met 29 februari 2020. Het bepalen van een latere referentieomzet-periode
voor deze groep startende ondernemingen was ook niet mogelijk. Sinds maart 2020 zijn
er namelijk altijd contactbeperkende maatregelen geweest en was een zuivere referentieomzet-periode,
dus zonder contactbeperkende maatregelen, niet te bepalen. Voor de NOW 5 en NOW 6 ziet het kabinet voor deze groep startende ondernemingen wel een mogelijkheid om
hen toegang tot de NOW te geven. Er is voor het eerst sinds maart 2020 een relatief
zuivere omzetperiode beschikbaar, namelijk juli 2021 tot en met oktober 2021. De omzet
in deze periode kan nu dus worden gebruikt als referentieomzet-periode. Hierdoor kunnen
bedrijven die vanaf 2 februari 2020 maar uiterlijk 30 september 2021 (NOW 5) of 1 oktober
2021 (NOW 6) zijn gestart, ook in aanmerking komen voor de NOW 5 en/of de NOW 6, wanneer
zij ook aan de andere voorwaarden en verplichtingen voldoen. Ondernemingen die al
eerder bestonden kunnen niet kiezen voor de nieuwe referentieperiode 1 juli tot en
met 31 oktober 2021. Verwezen wordt naar artikel 6, lid 6 sub b NOW 5 en artikel 5 lid 6 sub b NOW 6.
Voor ondernemingen die vanaf 2 juli 2021 maar uiterlijk op 30 september 2021 zijn
gestart, is het niet mogelijk om van die volledige referentieomzet-periode, juli tot
en met oktober 2021, gebruik te maken voor de NOW 5. Zij zijn immers gestart na 1 juli
2021, de eerste dag van deze nieuwe referentieperiode. Deze startende ondernemingen
kunnen hun referentieomzet berekenen vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf
de aanvang van de bedrijfsuitoefening tot en met 31 oktober 2021 en kunnen deze omrekenen
naar 2 maanden (zodat deze vergelijkbaar is met de NOW 5 periode november en december
2021) respectievelijk 3 maanden (zodat deze vergelijkbaar is met de NOW 6 periode januari tot en met maart 2022). Verwezen wordt naar artikel 6, lid 4 en 5 van de NOW 5 en artikel 5, lid 4 en 5 van de NOW 6.
Voor ondernemingen die zijn gestart na 1 februari 2020 en derhalve geen gebruik hebben
kunnen maken van de voorgaande NOW-periodes, worden deze twee nieuwe referentieomzet-berekeningswijzen
toegevoegd.
De referentieperiode voor de omzetbepaling voor de NOW 5 ziet er schematisch als volgt uit:
Onderneming is gestart
|
Referentieomzet-periode
|
Vóór 1 januari 2019
|
Omzet 1 januari 2019 t/m 31 december 2019 gedeeld door 6
|
Vanaf 2 januari 2019 maar uiterlijk op 1 februari 2020
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand t/m 29 februari 2020 gedeeld door het
aantal volledige maanden * 2
|
Vanaf 2 februari 2020 maar uiterlijk op 1 juli 2021
|
Omzet 1 juli 2021 t/m 31 oktober 2021 gedeeld door 2
|
Vanaf 2 juli 2021 maar uiterlijk op 30 september 2021
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand t/m 31 oktober 2021 gedeeld door het
aantal volledige maanden * 2
|
Voor ondernemingen die zijn gestart na 30 september 2021, bestaat er geen recht op
NOW 5. Deze ondernemingen hebben in de referentiemaand voor de loonsom, september
2021, geen loonsom en derhalve bestaat er dus geen recht op NOW.
Ook in de NOW 6 zullen de startende ondernemers gebruik kunnen maken van de NOW als aan de overige
voorwaarden wordt voldaan. Echter zal de uiterste startdatum in de NOW 6 één dag opschuiven;
ondernemers die gebruik willen maken van de NOW 6 dienen uiterlijk 1 oktober 2021
te zijn gestart. De datum kan ten opzichte van de NOW 5 met één dag worden opgeschoven,
omdat de loonsom referentiemaand niet langer september 2021, maar oktober 2021 is.
Tegelijkertijd moet er wel sprake zijn van ten minste één maand referentieomzet in
de relatief zuivere omzetperiode, zijnde juli tot en met oktober 2021. Verwezen wordt
naar artikel 5, lid 6 sub b van de NOW 6.
Voor ondernemingen die ná 1 juli 2021 maar uiterlijk op 1 oktober 2021 zijn gestart,
is het niet mogelijk om van die volledige referentieomzet-periode, juli tot en met
oktober 2021, gebruik te maken. Zij zijn immers gestart na 1 juli 2021, de eerste
dag van deze nieuwe referentieperiode. Deze startende ondernemingen kunnen hun referentieomzet
berekenen vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de aanvang van de bedrijfsuitoefening
tot en met 31 oktober 2021 en kunnen deze omrekenen naar 3 maanden (zodat deze vergelijkbaar
is met de NOW 6 periode januari tot en met maart 2022). Verwezen wordt naar artikel 5, lid 6 sub c van de NOW 6.
De referentieperiode voor de omzetbepaling voor de NOW 6 ziet er schematisch als volgt uit:
Onderneming is gestart
|
Referentieomzet-periode
|
Vóór 1 januari 2019
|
Omzet 1 januari 2019 t/m 31 december 2019 gedeeld door 4
|
Vanaf 2 januari 2019 maar uiterlijk op
1 februari 2020
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand t/m 29 februari 2020 gedeeld door het
aantal volledige maanden * 3
|
Vanaf 2 februari 2020 maar uiterlijk op
1 juli 2021
|
Omzet 1 juli 2021 t/m 31 oktober 2021 gedeeld door 4 vermenigvuldigd met 3
|
Vanaf 2 juli 2021 maar uiterlijk op
1 oktober 2021
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand t/m 31 oktober 2021 gedeeld door het
aantal volledige maanden * 3
|
Voor ondernemingen, die zijn gestart na 1 oktober 2021, bestaat er geen recht op NOW 6. Deze ondernemingen hebben in de referentieperiode geen volledige kalendermaand omzet,
waardoor er geen omzetverlies vastgesteld kan worden en derhalve bestaat er dus geen
recht op NOW.
Referentieomzet bij overnames middels een aandelentransactie waarbij zeggenschap is
verkregen
Besloten is om de regeling aan te passen zodat ook overnames middels een aandelentransactie
gebruik kunnen maken van de startersmethodiek voor de bepaling van de referentieomzet.
Tot aan deze aanpassing was de toepassing van de startersmethodiek (artikel 6 sub 3 lid b van de NOW 1) voorbehouden aan een overgang van onderneming zoals bedoeld in artikel 7.662 van het Burgerlijk Wetboek. Vastgesteld is dat de toepassing van de startersmethodiek vanaf de introductie in
mei 2020 bedoeld was voor alle soorten overnames, dus ook aandelentransacties waarbij
zeggenschap is verkregen over een rechtspersoon of vennootschap die onderdeel is geworden
van een groep.
De betreffende artikelen in de NOW 2 tot en met NOW 6 zijn hier inmiddels op aangepast, zie hiervoor artikel 6 lid 6 van de NOW 5 en artikel 5 lid 6 van de NOW 6.
Referentieomzet-periode bij overname van een economische eenheid of aandelentransactie
Ondernemingen die (een onderdeel van) een onderneming hebben overgenomen of zeggenschap
in een onderneming hebben gekregen doordat er sprake was van een aandelentransactie
waarbij het overgenomen deel onderdeel is geworden van een groep in de periode 2 januari
2019 tot en met 1 oktober 2021 kunnen ervoor kiezen om een andere referentieomzet
te berekenen dan volgt uit de regels voor bestaande en startende ondernemingen.
Bij overnames in de periode van 2 januari 2019 tot en met 1 februari 2020 kan de werkgever
zijn referentieomzet bepalen door te kijken naar de periode vanaf de eerste volledige
kalendermaand vanaf de overgang tot en met 29 februari 2020, gedeeld door het aantal
maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met twee (NOW 5)
of drie (NOW 6). Zie hiervoor artikel 6, lid 6 sub a NOW 5 of artikel 5 lid 6 sub a NOW 6.
Ondernemingen die een (onderdeel van een) onderneming hebben overgenomen of zeggenschap
in een onderneming hebben gekregen doordat er sprake was van een aandelentransactie
waarbij het overgenomen onderdeel een onderdeel is geworden van een groep in de periode
van 2 februari 2020 tot en met 1 juli 2021 kunnen kiezen voor de periode 1 juli 2021
tot en met 31 oktober 2021 als referentieomzet-periode. Zie hiervoor artikel 6, lid 6 sub b NOW 5 of artikel 5 lid 6 sub b NOW 6.
Voor ondernemingen die in de periode van 2 juli 2021 tot en met 1 oktober 2021 een
(onderdeel van een) onderneming hebben overgenomen of zeggenschap in een onderneming
hebben gekregen doordat er sprake was van een aandelentransactie waarbij het overgenomen
onderdeel een onderdeel is geworden van een groep is het niet mogelijk om van die
volledige referentieomzet-periode gebruik te maken. Zij hebben immers na 1 juli 2021
nog een overname/aandelentransactie gedaan waardoor de referentieperiode niet representatief
zal zijn. Deze ondernemingen kunnen hun referentieomzet berekenen vanaf de eerste
volledige kalendermaand omzet na overname/ aandelentransactie tot en met 31 oktober
2021, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen,
vermenigvuldigd met twee (NOW 5) of drie (NOW 6). Zie hiervoor artikel 6, lid 6 sub c NOW 5 of artikel 5 lid 6 sub c NOW 6.
Schematisch ziet dit er als volgt uit voor de NOW 5:
Overname/aandelentransactie heeft plaatsgevonden
|
Optionele referentieomzet-periode
|
Vanaf 2 januari 2019 maar uiterlijk op 1 februari 2020
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand na overname t/m 29 februari 2020 gedeeld
door het aantal volledige maanden * 2
|
Vanaf 2 februari 2020 maar uiterlijk op 1 juli 2021
|
Omzet 1 juli 2021 t/m 31 oktober 2021 gedeeld door 2
|
Vanaf 2 juli 2021 maar uiterlijk op 1 oktober 2021
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand na overname/aandelentransactie t/m 31 oktober
2021 gedeeld door het aantal volledige maanden * 2
|
Schematisch ziet dit er als volgt uit voor de NOW 6:
Overname/aandelentransactie heeft plaatsgevonden
|
Optionele referentieomzet-periode
|
Vanaf 2 januari 2019 maar uiterlijk op 1 februari 2020
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand na overname t/m 29 februari 2020 gedeeld
door het aantal volledige maanden * 3
|
Vanaf 2 februari 2020 maar uiterlijk op 1 juli 2021
|
Omzet 1 juli 2021 t/m 31 oktober 2021 gedeeld door 4 * 3
|
Vanaf 2 juli 2021 maar uiterlijk op 1 oktober 2021
|
Omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand na overname/aandelentransactie t/m 31 oktober
2021 gedeeld door het aantal volledige maanden * 3
|
In alle gevallen geldt, net zoals in de eerdere NOW-tranches, dat de omzet van de
overgenomen entiteit die is gerealiseerd vóór overname niet mag worden meegenomen
in de bepaling van de referentieomzet.
Referentieomzet-periode bij afstotingen
De referentieomzet-periode wordt niet gewijzigd als er sprake is geweest van afstotingen
van onderdelen of activiteiten in de periode van 2 januari 2019 tot en met 1 november
2021 (in geval van de NOW 5) of in de periode van 2 januari 2019 tot en met 1 januari
2022 (in geval van de NOW 6). Deze methode wijkt af van de vorige NOW-regelingen NOW 2 t/m (NOW 4), waarbij het moment van afstoting bepalend was voor de vaststelling van de referentieomzet-periode.
Hier is voor gekozen, vanwege de complexiteit die door de nieuwe starterssystematiek
zou ontstaan. De methode die gehanteerd moet worden in de NOW 5 en NOW 6 houdt in
dat ondernemers de omzet van het afgestoten onderdeel of activiteit uit diens referentieomzet
moet elimineren. Hierdoor kan er een zuivere referentieomzet worden vastgesteld. Zie
hiervoor artikel 6, lid 7, NOW 5 of artikel 5 lid 7 NOW 6.
2.2.3. Werkzaamheden betreffende de netto-omzet in de referentieperiode
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
Voor de accountant gelden de volgende vereisten voor de netto-omzet in de referentieperiode:
-
– De accountant dient vast te stellen dat de omzet op het juiste organisatorische niveau
is berekend (dit vereiste geldt ook voor de meetperiode en is nader toegelicht in
de tabellen A1 en B1 van bijlage I).
-
– De accountant dient vast te stellen dat de omzet in de referentieperiode in overeenstemming
met de regeling is berekend.
A. Referentieomzet in geval van een reeds op 1 januari 2019 bestaande onderneming
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
Voor de uitvoering van de werkzaamheden kan de accountant gebruik maken van de jaarrekening
2019 of (indien van toepassing) de jaarrekeningen van de gebroken verslagjaren 2018/2019
en 2019/2020, uiteraard voor zover de jaarrekening(en) beschikbaar is/zijn. Hierna
wordt ingegaan op de situaties waarbij er wel of geen sprake is van een gecontroleerde
jaarrekening over 2019.
Gecontroleerde jaarrekening over 2019
Indien bij de jaarrekening over 2019 (of de gebroken verslagjaren 2018/2019 en 2019/2020)
een controleverklaring van een accountant is verstrekt, hetgeen is vereist voor controleplichtige
organisaties, kan de accountant in het kader van zijn werkzaamheden uitgaan van de
omzet, opgenomen of afgeleid van de onderzochte jaarrekening waarbij de verklaring
is verstrekt. Hierbij hoeft alleen te worden vastgesteld of rekening is gehouden met
de definitie en bepalingen ten aanzien van de omzet zoals is opgenomen in de regeling.
Het UWV en SZW zijn zich er van bewust dat voor het onderzoek naar de jaarrekening
over 2019 (of de gebroken verslagjaren 2018/2019 en 2019/2020) mogelijk een andere
materialiteit is gehanteerd dan in het kader van deze regeling is voorgeschreven.
Van de accountant wordt geen aanvullend onderzoek op de juistheid en volledigheid
van de omzet gevraagd in het kader van deze regeling, anders dan opgenomen in de laatste
twee alinea’s van deze subparagraaf 2.2.3.
Aandacht wordt gevraagd voor de situatie waarbij de accountant geen goedkeurende verklaring
bij de jaarrekening heeft afgegeven. In deze situaties gaat de accountant na of de
beperking, oordeelonthouding of afkeuring betrekking heeft op de omzet en zo ja, of
er gevolgen zijn voor zijn werkzaamheden. Hierbij wordt opgemerkt dat de accountant
voor de omzet in de referentieperiode dient vast te stellen dat de omzet niet te hoog
is. De controlerichting voor de omzet in de referentieperiode is derhalve de juistheid.
Indien de beperking, oordeelonthouding of afkeuring betrekking heeft op de volledigheid
van de omzet, dan kan de accountant in het kader van dit onderzoek ook hier uitgaan
van de omzet, opgenomen of afgeleid van de onderzochte jaarrekening waarbij de verklaring
is verstrekt, rekening houdend met hetgeen in de voorgaande alinea is opgenomen. Heeft
de beperking, oordeelonthouding of afkeuring betrekking op de juistheid van de omzet,
dan zal de accountant aanvullende werkzaamheden moeten uitvoeren.
Situatie waarin de jaarrekening over 2019 niet is gecontroleerd
Ook in het geval de jaarrekening over 2019 (of de gebroken verslagjaren 2018/2019
en 2019/2020) niet is gecontroleerd door een accountant en er dus geen sprake is van
een controleverklaring van een accountant, betrekking hebbend op de jaarrekening over
2019 (of de gebroken verslagjaren 2018/2019 en 2019/2020), dan mag de accountant uitgaan
van de omzet, opgenomen in de vastgestelde, of de door de accountant samengestelde,
of door de accountant beoordeelde definitieve jaarrekening over 2019 (of de gebroken
verslagjaren 2018/2019 en 2019/2020). Hierbij wordt alleen nagegaan of rekening is
gehouden met de definitie en bepalingen ten aanzien van de omzet zoals is opgenomen
in de regeling. Van de accountant wordt verder slechts betrokkenheid ten aanzien van
de juistheid en volledigheid van de omzet gevraagd in het kader van deze regeling
op de onderdelen die zijn opgenomen in de laatste twee alinea’s van deze subparagraaf
2.2.3.
Bij de uitvoering van deze werkzaamheden, in verband met het mogelijk verhoogde verschuivingsrisico
nadien, is wel relevant of de jaarrekening is vastgesteld, samengesteld of beoordeeld
voor 1 november 2021 en waar de accountant in het kader van de beoordeling of het
samenstellen geen of onvoldoende aandacht besteed heeft aan het risico met betrekking
tot de juistheid of afgrenzing van de omzet 2019. De accountant zal dan alsnog werkzaamheden
moeten uitvoeren om vast te stellen dat de omzet over 2019 zoals opgenomen in de jaarrekening
geen afwijkingen van materiele omvang bevat (de materialiteit betreft hier de materialiteit
in het kader van de beoordelings- of samenstellingsopdracht).
Dit geldt niet als de accountant bij de uitvoering van zijn samenstellingsopdracht
of beoordelingsopdracht die is afgerond al rekening heeft gehouden met het mogelijk
verhoogde verschuivingsrisico. Hier wordt in de tabel van bijlage I aandacht aan geschonken
(A2 en B2).
Voor natuurlijke personen kan de accountant voor zijn werkzaamheden uitgaan van de
omzet zoals opgenomen in de aangifte Inkomstenbelasting over 2019 op basis van artikel
1, tweede lid, van de regeling (zowel NOW 5 als NOW 6). Hierbij wordt alleen getoetst of rekening is gehouden met de definitie en bepalingen
ten aanzien van de omzet zoals is opgenomen in de regeling. Van de accountant wordt
alleen onderzoek op de juistheid en volledigheid van de omzet gevraagd in het kader
van deze regeling op de onderdelen die zijn opgenomen in de hierna opgenomen alinea’s
van deze subparagraaf 2.2.3.
Ten aanzien van de vereisten inzake de netto-omzet in de referentieperiode zijn in
bijlage I, tabel A1, A2, B1 en B2 behorende bij dit accountantsprotocol mogelijke
risico’s geïdentificeerd en daarop afgestemde uit te voeren accountantswerkzaamheden
opgenomen. De verwachtingen van de gebruikers ten aanzien van deze accountantswerkzaamheden
voor aan assurance verwante opdrachten respectievelijk assurance-opdrachten zijn opgenomen
in de toelichtingen voorafgaand aan de tabellen A (assurance verwante opdrachten)
en B (assurance-opdrachten).
Op grond van zijn professioneel-kritische instelling en, in het geval van een assurance-opdracht,
ook zijn risicoanalyse dient de accountant, gericht op het verkrijgen van een deugdelijke
grondslag voor zijn verklaring, te overwegen of deze werkzaamheden moeten worden uitgebreid
met andere (gegevensgerichte) werkzaamheden.
Ook in het geval de jaarrekening(en) niet is/zijn gecontroleerd door een accountant
en er dus geen sprake is van een controleverklaring van een accountant, dan mag de
accountant uitgaan van de omzet, opgenomen in de vastgestelde, of de door de accountant
samengestelde, of door de accountant beoordeelde definitieve jaarrekening(en). Hierbij
wordt alleen nagegaan of rekening is gehouden met de definitie en bepalingen ten aanzien
van de omzet zoals is opgenomen in de regeling. Van de accountant wordt verder slechts
betrokkenheid ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de omzet gevraagd in
het kader van deze regeling op de onderdelen die zijn opgenomen in de laatste twee
alinea’s van deze subparagraaf 2.2.3.
Indien de accountant in het kader van de beoordeling of het samenstellen van de jaarrekening
geen of onvoldoende aandacht besteed heeft aan het risico met betrekking tot de juistheid
of afgrenzing van de omzet zal hij alsnog werkzaamheden moeten uitvoeren om vast te
stellen dat de omzet zoals opgenomen in de jaarrekening geen afwijkingen van materiele
omvang bevat (de materialiteit betreft hier de materialiteit in het kader van de beoordelings-
of samenstellingsopdracht).
Dit geldt niet als de accountant bij de uitvoering van zijn samenstellingsopdracht
of beoordelingsopdracht die is afgerond al rekening heeft gehouden met het mogelijk
verhoogde verschuivingsrisico. Hier wordt in de tabel van bijlage I aandacht aan geschonken
(A2 en B2).
Hieronder volgt een weergave van de methoden ter bepaling van de referentieomzet in
geval van een overname of de start van een onderneming. Hierbij dient opgemerkt te
worden dat bij overnames het aan de werkgever is om te kiezen voor methode A (Referentieomzet in geval van een reeds op 1 januari 2019 bestaande onderneming) of van één van de volgende van toepassing zijnde methodes.
B. Referentieomzet in geval van een overname of gestarte onderneming gedurende 2019
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
Indien een onderneming is gestart of een overname heeft gepleegd in 2019 (vanaf 2 januari
2019) maar uiterlijk op 1 februari 2020 bestaat de referentieomzet uit een omzet die
gedeeltelijk is gerealiseerd in 2019 en gedeeltelijk in 2020. De referentieomzet periode
is vanaf de eerste volledige kalendermaand na de start/overname van de onderneming
tot en met 29 februari 2020 gedeeld door het aantal volledige maanden keer 2 (NOW 5)
of keer 3 (NOW 6). Voor het gedeelte van de omzet dat betrekking heeft op 2019 en waarvoor een jaarrekening
over 2019 beschikbaar is wordt verwezen naar de aanpak onder A.
Voor het gedeelte omzet dat betrekking heeft op 2020 dient de onderneming specifiek
de omzet te bepalen op basis van de onderzoeksaanpak die geldt voor de omzet in de
meetperiode waarbij de tendentie is om de omzet in de referentieperiode ten onrechte
zo hoog mogelijk voor te stellen.
C. Referentieomzet in geval van een overname of gestarte onderneming vanaf 1 januari
2020 maar uiterlijk op 1 februari 2020
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
De referentieomzet periode is vanaf de eerste volledige kalendermaand na de start/overname
van de onderneming tot en met 29 februari 2020 gedeeld door het aantal volledige maanden
keer 2 (NOW 5) of keer 3 (NOW 6).
De onderneming dient specifiek de omzet te bepalen op basis van de onderzoeksaanpak
die geldt voor de omzet in de meetperiode waarbij de tendentie is om de omzet in de
referentieperiode ten onrechte zo hoog mogelijk voor te stellen.
D. Referentieomzet in geval van een overname of gestarte onderneming vanaf 2 februari
2020 maar uiterlijk op 1 juli 2021
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
De referentieomzet periode is vanaf 1 juli 2021 tot en met 31 oktober gedeeld door
4 keer 2 (voor de NOW 5) of keer 3 (voor de NOW 6).
De onderneming dient specifiek de omzet te bepalen op basis van de onderzoeksaanpak
die geldt voor de omzet in de meetperiode waarbij de tendentie is om de omzet in de
referentieperiode ten onrechte zo hoog mogelijk voor te stellen.
E. Referentieomzet in geval van een overname of gestarte onderneming vanaf 2 juli
2021 maar uiterlijk op 30 september (NOW 5) en 1 oktober 2021 (NOW 6)
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
De referentieomzet periode is vanaf de eerste volledige kalendermaand na de start/overname
van de onderneming tot en met 31 oktober 2021 gedeeld door het aantal volledige maanden
keer 2 (NOW 5) of keer 3 (NOW 6).
De onderneming dient specifiek de omzet te bepalen op basis van de onderzoeksaanpak
die geldt voor de omzet in de meetperiode waarbij de tendentie is om de omzet in de
referentieperiode ten onrechte zo hoog mogelijk voor te stellen.
De onderzoeksaanpak zoals beschreven bij hierboven beschreven bij B-E geeft de meest
nauwkeurige bepaling van de omzet in de referentieperiode. Indien gebruik gemaakt
zou worden van de jaarrekening 2020 of 2021 (of de relevante jaarrekeningen in geval
van een gebroken boekjaar) om de omzet te bepalen zal hier ook de omzet in de meetperiode
in opgenomen zijn die minimaal 20% lager zal uitvallen dan de omzet in de referentieperiode
en die een negatief effect heeft op de hoogte van de referentieomzet.
Indien gewenst kan de aanvrager toch gebruik maken van de relevante jaarrekeningen
waarbij dezelfde uitgangspunten gelden als voor het gebruik van de jaarrekening over
2019.
Opgemerkt wordt dat de accountant de referentieperiode voor NOW 5 en NOW 6 niet opnieuw hoeft te toetsen als hij dit in het kader van de toetsing van NOW 1, NOW 2, NOW 3 of NOW 4 reeds heeft gedaan en de samenstelling van de NOW-groep niet is gewijzigd. Alsdan
volstaat een verwijzing naar het betreffende onderdeel in het dossier NOW 1 t/m NOW 4.
2.2.4. Werkzaamheden betreffende netto omzet in de meetperiode en bepaling van de
omzetdaling
[Regeling vervallen per 01-07-2024]
In de NOW 5 en de NOW 6 is er voor de werkgever geen mogelijkheid om de meetperiode te kiezen. Voor de NOW 5
is deze 1 november 2021 tot en met 31 december 2021 en voor de NOW 6 is deze 1 januari
2022 tot en met 31 maart 2022. De periodes sluiten daarmee ook op elkaar aan. Indien
er sprake is van een groepsrelatie of moeder-dochterrelatie dient dezelfde meetperiode
te worden gehanteerd voor alle werkgevers (loonheffingennummers). In de aanvraag tot
vaststelling dient een werkgever de gerealiseerde omzet in deze meetperiode op te
geven. Op basis van de opgegeven omzet in de referentieperiode en de meetperiode wordt
de omzetdaling berekend.
Indien sprake is van een groep, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.1, wordt tevens verwezen
naar Standaard 3900N, paragraaf 64 tot en met 66 en Standaard 4415N, paragraaf 30.
Voor de accountant gelden de volgende vereisten voor de netto-omzet in de meetperiode:
-
– De accountant dient vast te stellen dat de juiste meetperiode is gehanteerd. In geval
van een aan assurance verwante opdracht dient de accountant zelf de juiste meetperiode
te hanteren of dit zo nodig door de werkgever te laten herstellen op het formulier.
-
– De accountant dient vast te stellen dat de afgrenzing, classificatie en volledige
verantwoording van de omzet voor de meetperiode volgens de regeling heeft plaatsgevonden.
In geval van een aan assurance verwante opdracht dient de accountant zelf hiermee
rekening te houden bij de uitvoering van zijn samenstelwerkzaamheden en de aanvullende
werkzaamheden zoals opgenomen in dit accountantsprotocol.
-
– De accountant houdt hierbij rekening met risico’s op fouten, misbruik en fraude bij
de verantwoording van de omzet, en dient te evalueren welke categorieën van opbrengsten/baten,
welke hiermee samenhangende transacties en welke andere informatie aanleiding geven
tot dergelijke risico’s. In geval van een aan assurance verwante opdracht dient de
accountant alert te zijn op de mogelijk onvolledige aanlevering van informatie en
documentatie ten behoeve van de berekening van de netto-omzet. Verwezen wordt naar
hetgeen hierover is vastgelegd in Standaard 3900N en Standaard 4415N.
-
– De accountant dient vast te stellen dat de omzetdaling in overeenstemming met de regeling
is berekend. In geval van een aan assurance verwante opdracht dient de accountant
zelf de omzetdaling te bepalen in overeenstemming met de regelgeving.
Het is, afhankelijk van het type accountantsproduct, van belang dat de accountant
voor de omzet in de (al dan niet gecombineerde) meetperiode nagaat of, en zo ja, op
welke wijze procedures, inclusief maatregelen van interne beheersing, zijn opgezet,
bestaan en hebben gewerkt en dat de accountant nagaat in hoeverre deze procedures
consistent zijn met de periode voorafgaand aan de coronacrisis voor zover dat relevant
is voor de opdracht. De nadere toelichting op de uit te voeren werkzaamheden per type
accountantsproduct en de eventuele gevolgen voor de verklaring zijn opgenomen voor
de tabellen in bijlage I. Ten aanzien van de vereisten inzake de netto-omzet in de
(al dan niet gecombineerde) meetperiode zijn in bijlage I, tabel A1 en A3 en B1 en
B3 behorende bij dit accountantsprotocol mogelijke risico’s geïdentificeerd en daarop
afgestemde uit te voeren accountantswerkzaamheden opgenomen. De verwachtingen van
de gebruikers ten aanzien van deze accountantswerkzaamheden voor aan assurance verwante
opdrachten respectievelijk assurance-opdrachten zijn opgenomen in de toelichtingen
voorafgaand aan de tabellen A (assurance verwante opdrachten) en B (assurance-opdrachten).
In deze tabellen wordt ingegaan op het risico dat er sprake is van een onvolledige
omzetverantwoording, waarbij specifiek aandacht is voor een onjuiste afgrenzing (verschuivings-gevaar)
van de omzet met betrekking tot de meetperiode. Bij de reguliere jaarrekeningcontrole
is de afgrenzing tussen de maanden binnen het jaar niet (of veel minder) relevant.
Nu dit voor de NOW-subsidie wezenlijk anders is, zijn ook voor het afgrenzings- en
verschuivingsrisico meerdere werkzaamheden opgenomen.
Bij een gecombineerde opdracht (van NOW 5 en NOW 6, zie paragraaf 1.3) zal het verschuiven van omzet tussen NOW-verantwoordingsperiodes
die allebei onderdeel uitmaken van de gecombineerde opdracht pas als een risico op
een materiële afwijking als gevolg van fraude gezien worden als die verschuiving een
materiële impact heeft op de totaal toe te kennen NOW steun (indien bijvoorbeeld door
een verschuiving van omzet de drempel voor de minimale omzetdaling behaald wordt).
De hierbij te gebruiken materialiteit is de materialiteit berekend volgens het controle
protocol voor een gecombineerde opdracht.
Als het percentage van de loonsteun en de opslag gelijk zijn in twee verantwoordingsperiodes
en in beide periodes is de omzetdaling hoger dan 20% dan is het risico van verschuiving
niet relevant voor de controle omdat de impact van de verschuiving op de NOW-subsidie
nihil is.
Als de percentages wel verschillend (voor NOW 5 en 6 geldt dat sprake is van verschillende
percentages voor forfaitaire opslag, 40% NOW 5 en 30% NOW 6) zijn dan zal de accountant na moeten gaan of er zoveel omzet verschoven kan zijn
dat dit een materieel effect heeft op de toe te kennen NOW-subsidie.
Samenvattend richten de werkzaamheden ten aanzien van de netto-omzet in de meetperiode
zich op de volledigheid van de omzet met onder meer aandacht voor een juiste afgrenzing
(verschuivingsgevaar) en classificatie.
Op grond van zijn professioneel-kritische instelling en, in het geval van een assurance-opdracht
ook zijn risicoanalyse, dient de accountant, gericht op het verkrijgen van een deugdelijke
grondslag voor zijn verklaring, te overwegen of deze werkzaamheden moeten worden uitgebreid
met andere (gegevensgerichte) werkzaamheden.