Strafverzwarend onder andere:
– Naar uiterlijke verschijningsvorm lijkt sprake te zijn van sadistisch gedrag/handelen.
– Bij het zich ontdoen van een dier wordt een ongeoorloofd risico genomen dat een
dier van alles kan overkomen. Strafverzwarend is als de gedumpte dieren kwetsbaar
zijn (bijv. jonge of pasgeboren dieren) en/of wanneer een dier achtergelaten wordt
op een wijze of op een plaats waar de kans doorgaans klein is dat het dier gevonden
kan worden, bijv. het achterlaten in een bos vastgebonden aan een boom of in een afgesloten
geheel zoals een prullenbak.
– Bij het gebruik van een stroom- of prikband is strafverzwarend de duur en mate van
pijn en/of letsel dat een dier werd aangedaan.
Bijzondere voorwaarden en maatregelen
– Geadviseerd wordt het instrument van justitiële voorwaarden gericht in te zetten,
en daartoe te dagvaarden en een reclasseringsrapport aan te vragen.
– Het houdverbod dieren kan worden gevorderd als een bijzondere voorwaarde van een
voorwaardelijk strafdeel. Naast een volledig houdverbod is een beperkt houdverbod
ook mogelijk. Een beperkt houdverbod kan zien op de hoeveelheid dieren, het soort
dieren, maar ook een beperkte contactduur al dan niet in overleg met en na toestemming
van de toezichthouder.
– Ingevolge artikel 14b lid 3 Sr kan de proeftijd ten hoogste tien jaren bedragen indien er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat de gezondheid
of het welzijn van een of meer dieren benadeelt. Onder het benadelen van de gezondheid
of het welzijn van een dier wordt voor de toepassing van dit artikel mede begrepen
het misdrijf, bedoeld in de artikelen 254 en 254a Sr.
– In beginsel wordt een handhavende instantie met het toezicht op de naleving van
het houdverbod belast. Ook de reclassering kan met het toezicht worden belast indien
zij heeft aangegeven het op zich te kunnen nemen. Een handhavende instantie kan zijn
de Landelijke Inspectiedienst van de Dierenbescherming (LID), de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) en/of de themahouder/taakaccenthouder dierenwelzijn van
de politie.
* Dit verbod beperkt zich niet tot lichamelijke mishandeling. Uit de nota van toelichting
volgt dat psychische mishandeling ook valt onder de delictsomschrijving ‘onnodig benadelen
van de gezondheid en het welzijn van het dier’.1
# In artikel 2.1 lid 1 van de Wet Dieren is het verbod neergelegd om zonder redelijk doel pijn of letsel te veroorzaken of
om de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Dit verbod is een open
norm die voorziet in een algemene strafbaarstelling van dierenmishandeling.2 Naast deze algemene strafbaarstelling wijst artikel 2.1 lid 2, 3 en 5 Wet Dieren – al dan niet in verbinding met 1.3 van het Besluit houders van dieren – een aantal gedragingen aan die als dierenmishandeling in de zin van artikel 2.1
lid 1 Wet Dieren zijn aan te merken.3 In deze gevallen hoeft géén schending van het dierenwelzijn aangetoond te worden,
i.e. pijn, letsel of een benadeling van de gezondheid of het welzijn. Het aantonen
van de gedraging op zichzelf is voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Deze
gedragingen kunnen geen redelijk doel dienen.4 In deze richtlijn zijn de meest voorkomende gedragingen opgenomen.
|