Bijlage 1. Beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking
kansengelijkheid in het 2021–2022
Deze bijlage behoort bij het Besluit vaststelling Beleidskader subsidie intensivering
en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs.
Het Beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid
in het onderwijs (hierna: het beleidskader) regelt de activiteiten waarvoor en de
voorwaarden waaronder de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de
Minister) subsidie kan verstrekken voor de daarin beschreven activiteiten. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is van toepassing op dit beleidskader.
1. Inleiding
In het Nederlandse onderwijssysteem blijkt herhaaldelijk dat leerlingen van verschillende
achtergronden verschillende kansen hebben in het onderwijs. Dit vraagt om een concrete
aanpak van kansenongelijkheid. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(hierna: OCW) ontwikkelt beleidsmaatregelen om kansenongelijkheid te verminderen.
Met de Gelijke Kansen Alliantie (hierna: GKA) wordt ingezet op een lokale benadering.
Met scholen, gemeenten en maatschappelijke organisaties wordt samengewerkt om interventies
op te zetten. Deze interventies worden verwoord in een gezamenlijk plan van aanpak:
de GKA agenda.
Dit beleidskader is ter ondersteuning van de GKA en is gericht op het ondersteunen
van gemeenten en scholen bij het tot stand brengen van een aanvullend- of bovenschools
aanbod. Met een bovenschools aanbod wordt een samenwerking bedoeld tussen twee of
meer scholen. De GKA heeft speciale aandacht voor po- en vo-scholen met een hoge populatie
van leerlingen met een lage sociaal economische status. De GKA zal de netwerkaanpak
met reeds aangesloten GKA-gemeenten intensiveren middels een addendum gekoppeld aan
(en ter aanvulling op) bestaande GKA-agenda’s. Daarnaast wordt de GKA uitgebreid van
50 naar 100 gemeenten middels nieuwe GKA-agenda’s. Tot slot stelt de GKA op themaniveau
gemeente-overstijgende agenda’s op, ofwel landelijke thema-agenda’s, ter bevordering
van themagerichte activiteiten. Middels de addenda, nieuwe GKA-agenda’s en landelijke
thema-agenda’s worden de activiteiten van het Nationaal Programma Onderwijs gekoppeld
aan het bevorderen van kansengelijkheid, nu en in de toekomst.
In de addenda en agenda’s worden de afspraken omschreven die gemeenten met de Minister
maken. Naast bestuurlijke afspraken omschrijft een agenda activiteiten ten behoeve
van interventies bij scholen. Op basis van dit beleidskader kunnen scholen subsidie
aanvragen voor de in de addenda of agenda’s opgenomen interventies.
2. Subsidieplafond
Voor de subsidieverstrekking op grond van dit besluit is voor de kalenderjaren 2021
en 2022 een bedrag beschikbaar van in totaal € 14.000.000,–. Van dat bedrag is een
bedrag van € 5.800.000 beschikbaar voor subsidieverstrekking in 2021 en een bedrag
van € 8.200.000 voor subsidieverstrekking in 2022. De Minister verdeelt het beschikbare
bedrag in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
3. Doelgroep
Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door het bevoegd gezag van een uit ’s Rijks
kas school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra. Een bevoegd gezag komt alleen voor subsidie in aanmerking, indien zij voor desbetreffende
school een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met de gemeente waar de school
is gevestigd. Dit geldt ook voor samenwerkingsverbanden waarbij meerdere gemeenten
deelnemen aan één samenwerkingsovereenkomst: namens het gehele samenwerkingsverband
vraagt één bevoegd gezag subsidie aan. In de samenwerkingsovereenkomsten zijn de te
subsidiëren interventies opgenomen. Daarnaast is vereist dat de school is aangesloten
bij de Gelijke Kansen Alliantie. Per subsidieaanvraag kan slechts één bevoegd gezag
optreden als penvoerder.
Nieuwe partijen die geen onderdeel uitmaken van de Gelijke Kansen Alliantie, maar
wel aanspraak willen maken op deze subsidie, kunnen zich melden bij het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om toekomstige mogelijkheden te verkennen.
De activiteiten die plaatsvinden binnen het programma Gelijke Kansen zijn gericht
op het vormen van een netwerk in Europees Nederland van gemeenten en maatschappelijke
organisaties, die vanwege hun uitdagingen en interventies van elkaar leren. In het
verlengde daarvan zijn ook de doelstellingen van dit beleidskader specifiek gericht
op Europees Nederland. Het kader geldt dus niet voor Caribisch Nederland.
4. Te subsidiëren activiteiten
Op grond van dit beleidskader kan uitsluitend subsidie wordt verstrekt voor interventies
die zijn opgenomen in een addendum of agenda als bedoeld in de paragraaf 1. De subsidie
kan worden verstrekt voor interventies die zijn gericht op een aanvullend- of bovenschools
aanbod. Dit betreft interventies om een lokale, integrale en meerjarige aanpak samen
te stellen en in samenwerking met scholen, kinderopvang, (jeugdgezondheids)zorg, bibliotheken
en andere partijen activiteiten op te zetten gericht op de ontwikkeling van de talenten
en vaardigheden van leerlingen. De interventie ter bevordering van kansengelijkheid
is gericht op jongeren niet ouder dan 22 jaar. De interventie maakt de verbinding
tussen de drie leefwerelden van kinderen of jongeren: school, thuis en omgeving.
Voorbeelden van interventies zijn (niet-uitputtend):
-
• het inzetten op randvoorwaarden zoals ouderbetrokkenheid met bijvoorbeeld de brugfunctionaris
om de drie leefwerelden, school, thuis, en de wijk te verbinden;
-
• het uitbreiden van onderwijs gericht op het vergroten van het sociaal kapitaal door
verlenging van de schooldag. Denk hierbij aan het in contact te brengen van scholieren
of leerlingen met relevante thema’s zoals sport, cultuur, taalstimulering, beroepsoriëntatie
en gezonde voeding;
-
• het inzetten op de groei van zelfvertrouwen bij leerlingen door middel van bijvoorbeeld
nieuwe leerstrategieën;
-
• het ontwikkelen van nieuwe onderwijsconcepten met aandacht voor bijvoorbeeld de doorlopende
leerlijn (po – vo) of een omgeving waar de leefomgeving binnen en buiten de school
meer met elkaar worden afgestemd;
-
• het opzetten van netwerken, ontwikkelen van kennis en organiseren van landelijke kennisdelingsactiviteiten
rondom specifieke thema’s, zoals bijvoorbeeld professionalisering van leerkrachten,
ouderbetrokkenheid, loopbaanleren, soepele overgangen;
-
• het inzetten van extra personeel zoals onderwijsassistenten om te investeren in het
inhalen van achterstanden op basisvaardigheden;
-
• het intensiveren (voortzetten, verbeteren en opschalen) van bestaande effectieve interventies
uit de eerdere GKA-agenda’s.
5. Hoogte van de subsidie
Het subsidiebedrag bedraagt maximaal € 100.000,– per subsidieaanvraag voor het intensiveren
van reeds bestaande GKA-samenwerkingsverbanden en maximaal € 100.000,– per subsidieaanvraag
voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Het is mogelijk dat meerdere gemeenten deelnemen
aan één samenwerkingsverband. In dit geval bedraagt het subsidiebedrag voor het intensiveren
van een bestaand GKA-samenwerkingsverband of een nieuw samenwerkingsverband maximaal
€ 100.000,– vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten. Het subsidiebedrag
voor tweejarige landelijke thema-agenda’s bedraagt – ongeacht het aantal deelnemende
gemeentes – maximaal € 1.000.000,– per subsidieaanvraag. Indien de aanvraag een driejarige
landelijke thema-agenda betreft, bedraagt de subsidie maximaal € 2.000.000,– per subsidieaanvraag.
6. Aanvraagprocedure
Een subsidieaanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag van een school als bedoeld
in paragraaf 3. Een aanvraag kan in 2021 of in 2022 worden ingediend tijdens de hierna
genoemde aanvraagperioden. In 2021 kan een aanvraag worden gedaan vanaf het moment
van inwerkingtreding van dit beleidskader tot en met 15 oktober 2021, vóór 12.00 uur.
In 2022 kan een aanvraag worden gedaan van 1 januari 2022 tot en met 14 oktober 2022,
vóór voor 12.00 uur. Indien een aanvraag na het einde van een aanvraagtijdvak wordt
ingediend, zal zij worden afgewezen.
Per GKA-addendum, nieuwe GKA-agenda of thema-agenda kan ten hoogste eenmaal op grond
van dit besluit subsidie worden aangevraagd (hetzij in 2021, hetzij in 2022). Er kan
per gemeente ten hoogste één aanvraag worden ingediend voor één GKA-addendum of GKA-agenda.
Per gemeente kan geen subsidieaanvraag worden ingediend voor zowel een GKA-agenda
als een GKA-addendum. Voor landelijke thema-agenda’s geldt voorgenoemde beperking
niet.
Het is mogelijk dat scholen en gemeenten gezamenlijk optrekken en dat hierbij meerdere
scholen en gemeenten deelnemen aan één GKA-addendum, GKA-agenda of landelijke thema-agenda.
In dat geval wordt in het GKA-addendum, de GKA-agenda of een landelijke thema-agenda
beschreven hoe de middelen worden verdeeld. Eén school wordt aangewezen als penvoerder.
Deze penvoerder dient de subsidieaanvraag in en op haar rusten alle aan de subsidie
verbonden verplichtingen.
Voor zover de aanvrager ook subsidie of een andere financiële bijdrage van een ander
bestuursorgaan heeft aangevraagd of ontvangt voor interventies in dezelfde GKA-agenda,
GKA-addendum of landelijke thema-agenda, doet de aanvrager daarvan mededeling in de
subsidieaanvraag. Er wordt op grond van dit beleidskader geen subsidie verstrekt voor
activiteiten waarvoor voor de subsidieontvanger reeds uit anderen hoofde aanspraak
op subsidie bestaat.
Voor de subsidieaanvraag gelden de volgende eisen:
-
– De aanvraag bevat een GKA-addendum, GKA-agenda of landelijke thema-agenda van de Gelijke
Kansen Alliantie.
-
– GKA-agenda’s en landelijke thema-agenda’s dienen te zijn ondertekend door:
-
– De GKA-agenda, GKA-addendum of landelijke thema-agenda bevat een beschrijving van
de geplande te subsidiëren interventie(s), uitgewerkt in een activiteitenplan en een
begroting.
-
– De GKA-agenda, GKA-addendum of landelijke thema-agenda beschrijft welke school is
aangewezen als penvoerder. Het bevoegd gezag van deze school ondertekent ter bevestiging
hiervan de GKA-agenda, GKA-addendum of landelijke thema-agenda.
-
– Bij een samenwerking tussen meerdere scholen of schoolbesturen wordt in de GKA-agenda,
GKA-addendum en of landelijke thema-agenda aangegeven hoe en onder welke scholen of
schoolbesturen de middelen zijn verdeeld.
-
– In de GKA-agenda, GKA-addendum of landelijke thema-agenda is het doel en het verwachte
effect (producten of kwalitatieve en-kwantitatieve resultaten) van de interventie
omschreven.
-
– De GKA-agenda, GKA-addendum of landelijke thema-agenda bevat een nadere uitwerking
van gemaakte afspraken met betrekking tot de monitoring van de effecten van de interventie.
-
– De subsidie dient ingezet te worden ter ondersteuning van activiteiten waar vanuit
het Nationaal Programma Onderwijs middelen voor beschikbaar zijn gesteld, ter bevordering
van kansengelijkheid nu en in de toekomst.
7. Subsidieverplichtingen
-
– De activiteiten met betrekking tot een GKA-agenda of GKA-addendum waarvoor in 2021
subsidie is aangevraagd, worden vóór 31 december 2023 afgerond. De activiteiten met
betrekking tot een GKA-agenda of GKA-addendum waarvoor in 2022 subsidie is aangevraagd,
worden vóór 31 december 2024 afgerond.
-
– De activiteiten met betrekking tot een tweejarige landelijke GKA agenda waarvoor in
2021 subsidie is aangevraagd, worden vóór 31 december 2023 afgerond. De activiteiten
met betrekking tot een tweejarige landelijke GKA agenda die in 2022 zijn ingediend,
worden vóór 31 december 2024 afgerond.
-
– De activiteiten met betrekking tot een driejarige landelijke GKA agenda waarvoor in
2021 subsidie is aangevraagd, worden vóór 31 december 2024 afgerond. De activiteiten
met betrekking tot een driejarige landelijke GKA agenda waarvoor in 2022 subsidie
is aangevraagd, worden vóór 31 december 2025 afgerond.
-
– De subsidieontvanger is verplicht de voortgang en resultaten van de gesubsidieerde
activiteiten te monitoren. Denk bij de voortgang aan de bereikte doelgroepen, het
aantal scholieren of leerlingen betrokken bij de interventie en de tussentijdse resultaten.
Met ‘doelgroepen’ wordt gedoeld op belanghebbenden die bij de interventie betrokken
zijn, zoals docenten, ouders, schoolleiders, werkgevers, gemeenten, culturele instellingen
en sportverenigingen.
-
– De subsidieontvanger is verplicht om mee te werken aan kennisdelingsactiviteiten die
worden georganiseerd door het programma Gelijke Kansen.
-
– De subsidieontvanger is verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen
en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van het
beleidskader door de Minister op diens verzoek.
8. Vaststelling, betaling, besteding en verantwoording
DUS-I stelt de subsidie direct vast binnen 13 weken na sluiting aanvraagtijdvak van
de subsidieaanvraag. De Minister bepaalt het betaalritme in de beschikking.
Bijlage 2. Beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking
kansengelijkheid in het onderwijs 2025–2026
1. Inleiding
Het Beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid
in het onderwijs 2025–2026 (hierna: het beleidskader) heeft uitsluitend betrekking
op subsidieverstrekking in de kalenderjaren 2025 en 2026, in het kader van de doorontwikkeling
van bestaande lokale GKA-agenda’s en landelijke thema-agenda’s of het starten van
nieuwe lokale GKA-agenda’s en landelijke thema-agenda’s. Op subsidies die voor 2025
zijn verstrekt, blijft het beleidskader, opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit ongewijzigd van toepassing.
In het Nederlandse onderwijssysteem blijkt herhaaldelijk dat leerlingen met verschillende
achtergronden verschillende kansen hebben in het onderwijs. Het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) ontwikkelt beleidsmaatregelen om kansengelijkheid
te bevorderen, omdat het onderwijs een belangrijke rol heeft in het vergroten van
gelijke kansen. Echter kan het onderwijs dit niet alleen: het vergroten van gelijke
kansen is een brede maatschappelijke opdracht. Daarom heeft OCW het initiatief genomen
tot het opzetten van de Gelijke Kansen Alliantie (hierna: GKA), waarin scholen, gemeenten
en maatschappelijk partners zich samen met OCW verenigen om kansengelijkheid te bevorderen.
De inzet van de GKA is veelal lokaal en passend bij de lokale context en uitdagingen.
Kansenongelijkheid speelt namelijk overal, maar niet in gelijke mate of op dezelfde
manier. Geografische of demografische verschillen doen ertoe. Daarom is het belangrijk
dat gemeenten, scholen en maatschappelijke organisaties een gedeeld beeld hebben van
wat er (lokaal) speelt en van de interventies die bij kunnen dragen aan het vergroten
van kansengelijkheid. Om dit te realiseren werken coalities van gemeenten, scholen
en lokale partijen een gezamenlijk plan van aanpak uit: de GKA-agenda. Met de GKA-agenda
committeren de coalitiepartners zich voor meerdere jaren aan de interventies die zij
gezamenlijk gaan uitvoeren om kansengelijkheid te vergroten. Hierin omschrijft elke
coalitie (1) wat de lokale opgaven rondom kansengelijkheid zijn en (2) welke interventies
de coalitie uitvoert om kansengelijkheid te bevorderen.
In 2025 kan op grond van dit beleidskader subsidie worden verstrekt voor (1) de doorontwikkeling
of het starten van een bestaande lokale GKA-agenda; of (2) de doorontwikkeling of
het starten van een landelijke thema-agenda. Hierbij wordt onder lokale GKA-agenda
en landelijke thema-agenda verstaan:
lokale GKA-agenda: een overeenkomst waarin een lokale coalitie – bestaande uit ten minste één gemeente,
één vestiging in het funderend onderwijs (primair onderwijs, voortgezet onderwijs
en (voortgezet) speciaal onderwijs) en optioneel één of meerdere lokale partijen –
zich voor meerdere jaren committeert aan het bevorderen van kansengelijkheid, door
het uitvoeren van de in de agenda opgenomen interventies.
landelijke thema-agenda: overeenkomst waarin een landelijke coalitie, bestaande uit ten minste tien vestigingen
in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal
onderwijs, verspreid over minimaal drie provincies, zich verenigen rondom een gedeeld
vraagstuk van kansengelijkheid in het onderwijs en zich committeren aan kennisopbouw
en -uitwisseling;
In het kader van de landelijke thema-agenda’s komen (onderwijs)professionals uit het
hele land bij elkaar. De landelijke thema-agenda’s zijn gericht op kennisdeling tussen
de aangesloten scholen en het opbouwen van kennis voor scholen waar vergelijkbare
vraagstukken spelen.
2. Subsidieplafond en verdeling subsidie
Voor de subsidieverstrekking in 2025 is op grond van dit besluit is voor de kalenderjaren
2025 en 2026 in totaal een bedrag beschikbaar van € 13.516.000 (€ 6.758.000 in 2025
en € 6.758.000 in 2026).
Voor de doorontwikkeling van lokale GKA-agenda’s is voor subsidieverstrekking in 2025
in totaal € 10.100.000 beschikbaar. Voor de doorontwikkeling van bestaande landelijke
thema-agenda’s is € 650.000 beschikbaar.
Voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s is voor subsidieverstrekking
in 2025 in totaal € 2.666.000 beschikbaar. Voor het starten van nieuwe lokale agenda’s
is in totaal € 100.000 beschikbaar, maar dit bedrag wordt in voorkomend geval aangevuld
met de middelen die resteren als de plafonds voor de doorontwikkeling van de bestaande
agenda’s en nieuwe landelijke thema-agenda’s niet worden uitgeput.
De minister behandelt alle aanvragen aan de hand van het beoordelingskader, opgenomen
in paragraaf 9 van bijlage 2 bij dit besluit. Aanvragen die als voldoende worden beoordeeld,
komen in aanmerking voor subsidie.
Voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s en nieuwe lokale GKA-agenda’s
wordt het beschikbare subsidieplafond eveneens verdeeld na beoordeling van de aanvragen.
De kwaliteit van de aanvragen dient ten minste voldoende te zijn om in aanmerking
te komen voor subsidie op grond van dit beleidskader. Indien het subsidieplafond,
bedoeld in artikel 3a, derde lid, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen,
wordt de rangschikking van aanvragen die als voldoende zijn beoordeeld bepaald door
loting.
Indien het beschikbaar gestelde bedrag voor de doorontwikkeling van landelijke thema-agenda’s
niet of niet volledig worden benut, worden de resterende middelen toegevoegd aan het
beschikbare budget voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s.
Indien de beschikbaar gestelde bedragen voor de doorontwikkeling van lokale GKA-agenda’s
of het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s niet of niet volledig worden benut,
worden de resterende middelen toegevoegd aan het beschikbare budget voor het starten
van nieuwe lokale GKA-agenda’s.
3. Doelgroep
Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door het bevoegd gezag van een uit ’s Rijks
kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1.1. van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra. Het bevoegd gezag van een school treedt op als penvoerder namens een landelijke
of lokale coalitie. Indien aan een lokale coalitie meerdere gemeenten of scholen deelnemen,
geldt dat slechts één bevoegd gezag als penvoerder de subsidie aanvraagt.
Voor de lokale GKA-agenda geldt dat een bevoegd gezag in 2025 alleen in aanmerking komt voor subsidie indien:
In het geval van een doorontwikkeling van de lokale GKA-agenda:
-
• de desbetreffende vestiging ten minste samen met de gemeente waar de vestiging is
gevestigd een coalitie vormt, die is bekrachtigd in een doorontwikkelde GKA-agenda
(zie paragraaf 6);
-
• in de GKA-agenda de te subsidiëren interventies zijn opgenomen, waarbij het gaat om
een doorontwikkeling van een eerdere lokale GKA-agenda, waarvoor in 2021 of 2022 op
grond van het beleidskader, opgenomen in bijlage 1 subsidie is verstrekt;
In het geval van de start van een nieuwe lokale GKA-agenda:
-
• de desbetreffende vestiging ten minste samen met de gemeente waar de vestiging is
gevestigd een coalitie vormt, die is bekrachtigd in een nieuwe GKA-agenda (zie paragraaf 6);
-
• in de agenda de te subsidiëren interventies zijn opgenomen.
Voor de landelijke thema-agenda geldt dat een bevoegd gezag van een school in 2025 alleen in aanmerking komt voor
subsidie, indien:
-
• de landelijke thema-agenda gevormd wordt door een landelijke coalitie, bestaande uit
ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal
onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, verspreid over minimaal drie provincies,
die zich verenigen rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid in het onderwijs
door het uitvoeren van een gezamenlijke interventie en zich committeren aan kennisopbouw
en -uitwisseling;
-
• Voor de doorontwikkeling van landelijke thema-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 650.000 per subsidieaanvraag,
ongeacht het aantal deelnemende scholen.
-
• Voor nieuwe landelijke thema-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 2.000.000 per subsidieaanvraag,
ongeacht het aantal deelnemende scholen.
De activiteiten die plaatsvinden binnen de Gelijke Kansen Alliantie zijn gericht op
het vormen van een netwerk in Europees Nederland van gemeenten en lokale partijen,
die vanwege hun uitdagingen en interventies van elkaar leren. Het beleidskader is
niet van toepassing op Caribisch Nederland. De samenwerking via lokale agenda’s lijkt
in Caribisch Nederland niet passend, onder andere met het oog op de kleinschaligheid
van Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Recent zijn op Bonaire en Saba onderwijsagenda’s
opgesteld met afspraken tussen de Minister van OCW, de schoolbesturen, de Expertisecentra
Onderwijszorg en de gedeputeerden van de openbare lichamen. De agenda’s beschrijven
onze gezamenlijke doelen en prioriteiten om samen te werken aan een hogere kwaliteit
van het onderwijs in Caribisch Nederland, met onder andere aandacht voor meertaligheid
en voor doorstroom naar vervolgonderwijs. Vanwege verschillen tussen Europees Nederland
en Caribisch Nederland, is ervoor gekozen om Caribisch Nederland niet te betrekken
bij de landelijke agenda’s. Specifiek voor Caribisch Nederland is onder andere het
programma BES(t4)Kids. Ook ontvangen de openbare lichamen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius bijvoorbeeld
middelen voor de inrichting van een brugfunctie op school.
4. Te subsidiëren activiteiten
Op grond van dit beleidskader kan uitsluitend subsidie worden verstrekt voor interventies
die zijn opgenomen in een lokale GKA-agenda of landelijke thema-agenda als bedoeld
in paragraaf 3.
Subsidieronde 2025–2026
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) kan voor de
kalenderjaren 2025 tot en met 2027 subsidie verstrekken aan een penvoerder van een
landelijke thema-agenda of lokale GKA-agenda om in coalitieverband vorm te geven aan
het bevorderen van kansengelijkheid in het funderend onderwijs.
Voor de doorontwikkeling van een bestaande of de start van een nieuwe lokale GKA-agenda kan op grond van dit beleidskader subsidie worden verstrekt voor het opstarten, intensiveren
of doorontwikkelen van evidence informed interventies. Deze interventies moeten een bijdrage leveren aan gelijke kansen op
de verwezenlijking van het leerpotentieel van leerlingen in het funderend onderwijs,
door zich te richten op ten minste één van onderstaande doelstellingen:
-
• het versterken van de leefwerelden van een kind of jongere in de driehoek school,
thuis en omgeving;
-
• het starten of versterken van lokale structuren en netwerken ten behoeve van de (door)ontwikkeling
van een lokale visie, strategie en aanpak op kansengelijkheid.
Voor de doorontwikkeling of het starten van een nieuwe landelijke thema-agenda kan op grond van dit beleidskader subsidie worden verstrekt voor een overeenkomst
waarin een landelijke coalitie, bestaande uit ten minste tien vestigingen in het primair
onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs,
verspreid over minimaal drie provincies, zich verenigen rondom een gedeeld vraagstuk
van kansengelijkheid in het onderwijs door het uitvoeren van een gezamenlijke interventie
en zich committeren aan kennisopbouw en -uitwisseling.
Voorbeelden van mogelijke interventies kan men vinden op de website van de GKA.
Op grond van dit beleidskader wordt geen subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor
de aanvrager:
-
– ook subsidie of een andere financiële bijdrage van een ander bestuursorgaan ontvangt
of heeft aangevraagd. De aanvrager doet daarvan mededeling in de subsidieaanvraag.
-
– reeds uit anderen hoofde subsidie ontvangt. Er kan bijvoorbeeld geen subsidie verstrekt
worden voor het inzetten van extra personeel zoals onderwijsassistenten om te investeren
in het inhalen van achterstanden op basisvaardigheden, waarvoor de minister reeds
subsidie heeft verstrekt op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2023 of een andere ministeriële regeling.
5. Hoogte van de subsidie
Voor subsidieverstrekking op grond van dit beleidskader zijn in 2025 de onderstaande
subsidiebedragen beschikbaar:
6. Aanvraagprocedure
De subsidieaanvraag kan worden ingediend door de penvoerder. Deze penvoerder dient
de subsidieaanvraag in en op hem rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen,
ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking
hebbende werkzaamheden. De penvoerder ontvangt het gehele subsidiebedrag en is verantwoordelijk
voor de verdeling van het subsidiebedrag binnen de coalitie.
Een subsidieaanvraag kan in 2025 ingediend worden tijdens de volgende aanvraagperiode
van 17 februari 2025 tot en met 21 maart 2025. Aanvragen die buiten deze periode worden
ingediend, worden afgewezen. Per doorontwikkelde of nieuwe lokale GKA-agenda en doorontwikkelde
of nieuwe landelijke thema-agenda kan ten hoogste eenmaal op grond van dit besluit
subsidie worden aangevraagd in 2025.
Voor zover de penvoerder, of andere deelnemers binnen de coalitie, ook subsidie of
een andere financiële bijdrage van een ander bestuursorgaan hebben aangevraagd of
ontvangen voor interventies uit de lokale GKA-agenda of landelijke thema-agenda, doet
de penvoerder daarvan mededeling bij de subsidieaanvraag. Er wordt op grond van dit
beleidskader geen subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor de penvoerder reeds
uit anderen hoofde subsidie ontvangt.
Het is mogelijk dat vestigingen en gemeenten gezamenlijk optrekken binnen de coalitie
en dat hierbij meerdere scholen en gemeenten deelnemen aan één lokale GKA-agenda.
Een gemeente mag slechts deelnemen aan één lokale GKA-agenda.
In afwijking van artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt de subsidie aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is
bekendgemaakt op de website www.DUS-I.nl.
-
1.
Aanvraagformulier lokale GKA-agenda’s
In het kader van de doorontwikkeling of start van de lokale GKA-agenda verstrekt de
minister een aanvraagformulier via de website van DUS-I. Het aanvraagformulier dient
volledig aangeleverd te worden bij het indienen van de subsidieaanvraag. Het aanvraagformulier
voor de doorontwikkeling of start van de lokale GKA-agenda bevat:
-
• een beknopte beschrijving van de startsituatie en de uitdagingen in de gemeentelijke
context op het thema kansengelijkheid;
-
• een beschrijving van de beoogde inzet en interventies, de doelgroep waar deze interventies
op gericht worden, het beoogde effect op korte termijn en de beoogde impact op lange
termijn;
-
• een begroting, waarbij wordt aangegeven of en voor welk bedrag er sprake is van cofinanciering.
In het geval van cofinanciering dienen de co-financier, het bijbehorende bedrag en
de specifieke activiteiten die gefinancierd worden, expliciet vermeld te worden.
Bij een lokale coalitie bestaande uit meerdere vestigingen en /of gemeenten wordt
aangegeven hoe en onder welke vestigingen of schoolbesturen de middelen worden verdeeld;
-
• een beschrijving van de wijze waarop de effecten van de te subsidiëren interventies
worden gemonitord en geëvalueerd gedurende de looptijd van de subsidie en geborgd
achteraf;
-
• een handtekening van de verantwoordelijke wethouder en een handtekening van het bevoegd
gezag dat optreedt als de penvoerder van de aanvraag,
-
• een samenwerkingsovereenkomst, die is opgesteld en ondertekend door degene die daartoe
bevoegd is, met gebruikmaking van het model dat daartoe bekend is bekendgemaakt op
de website:www.dus-i.nl.
De samenwerkingsovereenkomst bevat een ondertekende verklaring van alle partijen die
deelnemen aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van
de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat zij de gegevens
die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie op verzoek
aan de penvoerder zullen verstrekken.
-
2.
Aanvraagformulier landelijke thema-agenda’s
In het kader van de doorontwikkeling of start van een nieuwe landelijke thema-agenda
verstrekt de minister een aanvraagformulier via de website van DUS-I. Het aanvraagformulier
dient volledig aangeleverd te worden bij het indienen van de subsidieaanvraag. Dit
aanvraagformulier bevat:
-
• een beschrijving van welke school het bevoegd gezag is aangewezen als penvoerder.
Het bevoegd gezag ondertekent ter bevestiging hiervan de doorontwikkelde of nieuwe
landelijke thema-agenda;
-
• een beschrijving van de uitdaging of het thema waar de beoogde landelijke thema-agenda
zich op richt;
-
• een begroting. Bij een landelijke coalitie tussen meerdere vestigingen wordt aangegeven
hoe de middelen worden verdeeld; ook wordt aangegeven of en voor welk bedrag er sprake
is van cofinanciering. In het geval van cofinanciering dienen de co-financier, het
bijbehorende bedrag en de specifieke activiteiten die gefinancierd worden, expliciet
vermeld te worden.
-
• een beschrijving van welke interventie door de deelnemende scholen gezamenlijk wordt
opgestart, geïntensiveerd of doorontwikkeld, het beoogde effect op korte termijn en
de beoogde impact op lange termijn;
-
• het beoogde effect op korte termijn en de beoogde impact op lange termijn;
-
• een beschrijving van de wijze waarop kennisopbouw en -deling als gevolg van de interventie
vorm krijgt;
-
• een beschrijving van de wijze waarop de impact van de te subsidiëren interventies
worden onderzocht gedurende de looptijd van de subsidie;
-
• een handtekening van het bevoegd gezag dat optreedt als de penvoerder van de aanvraag;
-
• een samenwerkingsovereenkomst, die is opgesteld en ondertekend door degene die daartoe
bevoegd is, met gebruikmaking van het model dat daartoe bekend is bekendgemaakt op
de website:www.dus-i.nl. De samenwerkingsovereenkomst bevat een ondertekende verklaring van alle partijen
die deelnemen aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader
van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat zij de
gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie
op verzoek aan de penvoerder zullen verstrekken.
Voor beide aanvraagformulieren geldt dat een samenwerkingsovereenkomst medeondertekend
dient te worden door alle deelnemers in de coalitie die tekenbevoegd zijn. Een tekenbevoegde
kan namens het bevoegd gezag gemachtigd zijn om te mogen tekenen.
In de ontvangstbevestiging die u krijgt staat een link naar het online ondertekenformulier.
Stuur deze link naar alle tekenbevoegde personen binnen de coalitie. Na ondertekening
van de samenwerkingsovereenkomst ontvangen u en de medeondertekenaars per e-mail een
bevestiging. De penvoerder ontvangt een link waarmee informatie verschaft wordt over
welke personen en organisaties hebben getekend.
Zorg ervoor dat alle tekenbevoegde binnen de coalitie de aanvraag hebben ondertekend
uiterlijk 21 maart 2025. Dit geldt alleen voor de ondertekening en niet het indienen
van de subsidieaanvraag. Een subsidieaanvraag kan in 2025 alleen ingediend worden
tijdens de volgende aanvraagperiode van 17 februari 2025 tot en met 21 maart 2025.
7. Subsidieverplichtingen
In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
-
• De activiteiten met betrekking tot een lokale GKA-agenda waarvoor in 2025 subsidie
is aangevraagd, worden vóór 31 juli 2027 afgerond.
-
• De activiteiten met betrekking tot een landelijke thema-agenda waarvoor in 2025 subsidie
is aangevraagd, worden vóór 31 december 2027 afgerond.
-
• De subsidieontvanger is verplicht de voortgang en resultaten van de gesubsidieerde
activiteiten te monitoren. Denk bij de voortgang aan de bereikte belanghebbenden (zoals
onderwijspersoneel, ouders, gemeenten of verenigingen), het aantal scholieren of leerlingen
betrokken bij de interventie en de tussentijdse resultaten. DUS-I verstrekt hiervoor
een jaar na de start van de activiteitenperiode een aantal te beantwoorden vragen.
Minimaal twee keer per jaar vindt overleg plaats met de regiocoördinator van de Gelijke
Kansen Alliantie.
-
• De subsidieontvanger en de medeondertekenaars zijn verplicht om mee te werken en deel
te nemen aan kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door de Gelijke Kansen
Alliantie, in het kader van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.
-
• In het kader van kennisdeling levert de subsidieontvanger een actieve bijdrage aan
kennisdeling tussen gemeenten onderling, bijvoorbeeld door het delen van best practices.
-
• De subsidieontvanger is verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen
en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van het
beleidskader door de minister op diens verzoek.
8. Verlening, vaststelling en verantwoording
-
1. Subsidie op grond van dit beleidskader wordt verleend binnen 13 weken na sluiting
van de in artikel 6, bedoelde aanvraagperiode.
-
2. De minister verstrekt bij verlening een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in
twee gelijke delen uitbetaald in augustus 2025 en augustus 2026.
-
3. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig
de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving
-
4. De penvoerder toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten,
waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie
verbonden verplichtingen.
De subsidieontvanger dient dit activiteitenverslag, als bedoeld in artikel 1.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, uiterlijk dertien weken na het einde van de activiteitenperiode in bij DUS-I. In
het geval van de lokale GKA-agenda’s is de uiterste datum 30 oktober 2027, in het
geval van de landelijke GKA-agenda’s is de uiterste datum 2 april 2028. Een format
daartoe wordt door DUS-I beschikbaar gesteld.
-
5. Indien de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt geheel zijn verricht en volledig
is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, kan
het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor
aan de penvoerder bekostiging wordt verstrekt.
-
6. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan de subsidieverplichtingen,
bedoeld in artikel 7, eerste lid, is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het
bedrag waarvan op de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.
-
7. De subsidie wordt uiterlijk 22 weken na indiening van het activiteitenverslag, bedoeld
in het vierde lid, én de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode
vastgesteld.
Paragraaf 9. Beoordelingskader
De beoordelingscriteria aan de hand waarvan een subsidieaanvraag voor een landelijke
thema-agenda of lokale GKA-agenda beoordeeld wordt, behorende bij artikel 3b, eerste lid jo. paragraaf 2 van het beleidskader zijn bijgevoegd.
Beoordelingskader behorende bij het beleidskader subsidie intensivering en verbreding
regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs 2025–2026
Hieronder worden de beoordelingscriteria weergegeven, op basis waarvan subsidieaanvragen
(zie artikel 3b, eerste lid van het beleidskader jo. paragraaf 9, bij dit besluit) door OCW beoordeeld zullen
worden. Aanvragen die volledig zijn, worden inhoudelijk beoordeeld. Bij elk criterium
wordt aangegeven wat er minimaal in de aanvraag moet worden opgenomen. DUS-I zal de
aanvragen beoordelen op basis van de vragen in de laatste kolom van dit kader. Indien
deze vragen op basis van de aanvraag met ‘ja’ beantwoord worden, wordt een aanvraag
als voldoende beoordeeld en komt deze in aanmerking voor subsidie. Geregistreerd wordt
of de aanvraag een nieuwe agenda of een doorontwikkeling van een bestaande agenda
betreft en of het een landelijke of een lokale agenda betreft. Indien de subsidieplafonds,
bedoeld in artikel 3a, eerste lid, ontoereikend zijn om alle aanvragen die op grond van het beoordelingskader als voldoende
zijn beoordeeld te honoreren dan wordt er tussen deze aanvragen binnen dezelfde categorie
geloot door een notaris, via DUS-I (zie artikel 3b, tweede lid).
Beoordelingscriteria
|
Minimale vereiste
|
Scoring
|
|
De aanvraag moet dit aspect bevatten, om te worden meegenomen voor inhoudelijke beoordeling
door DUS-I.
|
De vragen hieronder moeten door DUS-I met ‘ja’ worden beantwoord om een aanvraag als
voldoende te beoordelen.
|
1. Ondertekening
|
De aanvraag is ondertekend door een tekenbevoegde namens de penvoerder.
|
Er is een ondertekening aanwezig door of namens het bevoegd gezag dat optreedt als
penvoerder, door degene die daartoe bevoegd is.
|
a. Is de ondertekening gedaan door degene die daartoe volgens het uittreksel van de
Kamer van Koophandel bevoegd is, of is een rechtsgeldige machtiging conform KvK meegestuurd
of is anderszins aangetoond dat de betreffende persoon daadwerkelijk bevoegd is tot
het doen van de aanvraag voor de penvoerder?
|
2. Financiën en randvoorwaarden
|
Er is een begroting opgenomen die voldoet aan de voorwaarden.
|
Er is een sluitende begroting opgenomen bij de aanvraag.
Indien sprake is van cofinanciering, is dit opgenomen als onderdeel van de begroting.
|
a. Is helder wat de bestedingsdoelen zijn voor de aangevraagde subsidie?
b. Is het project kostenefficiënt (cf. HOT), staan de (subsidiabele) kosten van het
project in redelijke verhouding tot de beoogde resultaten en risico’s?
c. Indien van toepassing, is helder welke onderdelen van de GKA-agenda met andere
middelen worden bekostigd, welke financiële bijdragen er zijn van welke partijen,
en welk deel van de activiteiten wordt bekostigd met de aangevraagde subsidie?
|
De aanvrager vormt een coalitie of samenwerking die voldoet aan de criteria om in
aanmerking te komen voor subsidie.
|
Voor een landelijke agenda:
De aanvraag voldoet aan de spreidingscriteria.
Voor een lokale agenda:
De penvoerder vormt een coalitie zoals vereist om een aanvraag te kunnen doen.
|
d. Maken ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs,
speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs deel uit van de aanvraag?
e. Zijn de vestigingen verspreid over ten minste drie provincies?
f. Zit er per deelnemende gemeente een vestiging in de coalitie uit elke gemeente?
|
3. Samenwerking en organisatie
|
De aanvraag geeft een overzicht van de betrokken partners en samenwerking.
|
Duidelijk beschreven is wie de betrokken partners zijn en hoe de samenwerking georganiseerd
is.
|
a. Is duidelijk wat het gezamenlijk belang is en welke rol, taak en verantwoordelijkheden
de partijen hebben?
b. Is voldoende helder wie het project leidt, wat de rollen zijn van de samenwerkingspartners
etc.) en volgt deze logisch uit het gezamenlijke belang?
|
4. Doelstelling, activiteiten en impact en effecten
|
Er is een heldere doelstelling ten aanzien van het verbeteren van kansengelijkheid.
|
De doelstelling is beschreven, er wordt ingegaan op de huidige en gewenste situatie.
|
a. Is beschreven hoe de activiteiten (de geplande te subsidiëren interventies) bijdragen
aan kansengelijkheid?
|
De doelgroep voor de activiteiten is bepaald en er is omschreven wat de verwachte
impact en effecten van de activiteiten zijn.
|
De aanvraag bevat een omschrijving van de doelgroep en van de te subsidiëren interventie(s).
Beschreven is hoe de beoogde interventie(s) aansluiten bij de behoeften van de doelgroep,
gegeven de huidige situatie en uitdaging.
|
b. Is beschreven welke effecten op korte termijn (tijdens de interventie) worden beoogd?
c. Is beschreven welke impact op de lange termijn (na afloop van de interventie) wordt
beoogd?
|
Voor een landelijke agenda:
Scholen verenigen zich rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid met een interventie
gericht op kennisdeling en kennisopbouw tussen scholen en onderwijspersoneel
|
Omschreven is welke interventie door de deelnemende scholen gezamenlijk wordt opgestart,
geïntensiveerd of doorontwikkeld.
|
d. Is beschreven welke interventie scholen gezamenlijk opstarten, intensiveren of
doorontwikkelen?
e. Is de interventie waarvoor subsidie wordt aangevraagd gericht op kennisdeling en
onderwijspersoneel?
|
Voor een landelijke agenda:
Er is een heldere beschrijving toegevoegd van de wijze waarop kennisdeling en -opbouw
vorm krijgt.
|
De aanvraag bevat een omschrijving van activiteiten voor kennisdeling en kennisopbouw
voor scholen waar vergelijkbare vraagstukken spelen.
|
f. Is beschreven op welke wijze kennisopbouw en -deling als gevolg van de interventie
vorm krijgt?
|
5. Evaluatie en monitoring
|
Er is sprake van monitoring en evaluatie van de voortgang van de interventie(s).
|
Uit de aanvraag blijkt dat de interventie wordt gemonitord en/of geëvalueerd.
|
a. Blijkt uit de aanvraag hoe en door wie de interventie wordt gemonitord en geëvalueerd?
b. Wordt duidelijk hoe aandacht wordt besteedt aan duurzame borging van de interventies
|
Voor een aanvraag voor een landelijke agenda:
Beschrijving van onderzoek naar de activiteiten van de landelijke GKA-Agenda.
|
Uit de aanvraag blijkt dat er onderzoek uitgevoerd wordt naar de impact van de activiteiten
in deze landelijke GKA-Agenda.
|
c. Bevat de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager onderzoek wil
(laten) doen naar de impact van de activiteiten in deze landelijke GKA-Agenda?
|