In andere situaties dan de structurele verstrekkingen als genoemd in het vorige hoofdstuk,
kan artikel 51c Wjsg worden toegepast wanneer is voldaan aan de stappen zoals hieronder beschreven. In
deze afzonderlijke situaties zal moeten worden beoordeeld of is voldaan aan de vereisten
van artikel 3 jo. artikel 51b, eerste lid, Wjsg voor wat betreft de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens. Wordt hieraan voldaan,
dan zal vervolgens getoetst moeten worden of ook aan de specifieke vereisten van artikel
51c Wjsg wordt voldaan, zodat verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens plaats kan
vinden.
De algemene noot die vooraf dient te worden gemaakt is dat artikel 51c Wjsg geen verplichting
kent om aan derden tenuitvoerleggingsgegevens te verstrekken. Het schept een bevoegdheid
om gegevens te verstrekken. De grenzen van die bevoegdheid zijn neergelegd in de wet
en nader ingevuld in deze beleidsregel. Het bestaan van een bevoegdheid betekent dat
een verzoeker geen recht op informatie kan ontlenen aan artikel 51c Wjsg. Er zal altijd
een afweging moeten plaatsvinden. Die afweging wordt overeenkomstig deze beleidsregel
gemaakt aan de hand van onderstaand stappenplan.
Leidend voor de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens is, dat deze alleen mogelijk
is als het past binnen de taakuitoefening van de Minister (DJI), dan wel het hoofd
van de rijksinstelling voor forensische zorg of vestigingsdirecteur penitentiaire
inrichting, en voor zover dit noodzakelijk is wegens een zwaarwegend algemeen belang.
Dit houdt eveneens in dat tenuitvoerleggingsgegevens niet mogen worden verstrekt op
grond van het enkele belang dat de derde daarbij heeft. Hierbij dient te worden opgemerkt
dat artikel 4:84 Awb de bevoegdheid geeft om anders dan overeenkomstig de beleidsregel te beslissen, indien
het evenredigheidsbeginsel zich daartegen verzet.
Stap 1
Is er sprake van andere wettelijke bevoegdheid of verplichting, zodat bepaalde tenuitvoerleggingsgegevens
verstrekt kunnen worden, én er derhalve geen toepassing van artikel 51c Wjsg hoeft
plaats te vinden?
Wettelijk kader beginselenwetten en aanverwante regelgeving
Een ander voorbeeld is het verstrekken van tenuitvoerleggingsgegevens aan gemeenten
en de reclassering. Op 3 juli 2020 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire
beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de
wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling
(Wet Straffen en Beschermen), in het staatsblad gepubliceerd. De Wet Straffen en Beschermen is op 1 juli 2021 inwerkinggetreden en voorziet in het volgende. In artikel 18a, vierde lid, Pbw heeft de directeur van een inrichting de bevoegdheid gekregen om ten behoeve van
het detentie- en re-integratieplan te overleggen met onder andere de gemeenten en
reclasseringsorganisaties. Tevens is in artikel 18a, zesde lid, Pbw opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over
welke gegevens, in welke gevallen en onder welke voorwaarden, kunnen worden uitgewisseld
tussen de vestigingsdirecteur PI en het college van burgemeester en wethouders, dan
wel de reclassering ten behoeve van de toepassing van het vierde lid. De uitwerking
daarvan is terug te vinden in artikel 20b Penitentiaire maatregel (Pm). Deze bepaling regelt de gegevensverstrekking ten aanzien van de vijf basisvoorwaarden.
Daarnaast voorziet artikel 18b Pbw in een grondslag voor het verstrekken van gegevens wanneer het risico aanwezig wordt
geacht dat een gedetineerde een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf zal begaan. Gegevensuitwisseling
tussen de Minister, directeur van de inrichting, de burgemeester, de reclassering,
het openbaar ministerie en de politie, kan plaatsvinden indien dit ter bescherming
van de veiligheid van anderen noodzakelijk is en dit bij de uitoefening van ieders
taak hoort.
Daarnaast bieden ook artikel 38 Pm en artikel 40 Pm een grondslag voor het verstrekken van tenuitvoerleggingsgegevens. Zo regelt artikel
38, eerste lid, Pm dat het penitentiair dossier aan de selectiefunctionaris wordt
gezonden. Op grond van het tweede lid zendt de vestigingsdirecteur PI bij overplaatsing
van de gedetineerde, het penitentiair dossier naar de directeur van die inrichting
of afdeling. Indien een gedetineerde wordt overgebracht naar een instelling voor de
verlening van forensische zorg, zendt de vestigingsdirecteur PI op grond van artikel
38, derde lid, Pm, de voor een goede en veilige verlening van de forensische zorg
noodzakelijk geachte bescheiden uit het penitentiair dossier aan het hoofd of de geneesheer-directeur
van die instelling.
Tot slot kunnen ook aan de Minister, de selectiefunctionaris, de vestigingsdirecteur
PI en de door hen aangewezen personen, gegevens uit het penitentiair dossier worden
verstrekt voor zover dit noodzakelijk is voor: de behandeling van verzoeken die de
gedetineerde betreffen, de behandeling van procedures die de gedetineerde betreffen,
het beheer van dossier en de behandeling van overige beslissingen die de gedetineerde
betreffen. Onder de aangewezen personen vallen de adviserende instanties die taken
vervullen in verband met het voorbereiden van beslissingen in het kader van vrijheden,
zoals de reclasseringsmedewerkers. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 40, tweede lid, Pm. Eenzelfde bevoegdheid ten aanzien van jeugdigen vloeit voort uit artikel 69, derde lid, Reglement justitiële jeugdinrichtingen.
Wettelijke verplichtingen tot verwerking en verstrekking in het kader van de Wfz
Naast de wettelijke taken en andere wettelijke verplichtingen die de Minister heeft
op grond van de beginselenwetten en aanverwante regelingen, zijn er ook enkele terug
te vinden in de Wet forensische zorg (Wfz). Op grond van artikel 2.6 Wfz jo. artikel 2.2 tot en met artikel 2.4 Besluit forensische zorg (Bfz) en artikel 5.2 Bfz worden bijzondere categorieën persoonsgegevens, waaronder de verwerking van gegevens
van strafrechtelijke aard, tussen de Minister, de zorgaanbieder, reclassering en het
openbaar ministerie verstrekt. De hieronder genoemde regelingen voorzien in deze verstrekkingen.
Deze persoonsgegevens van forensische patiënten, inclusief justitiële gegevens, kunnen
worden verwerkt ten behoeve van de indicatiestelling, de plaatsing van forensische
patiënten bij zorgaanbieders, de verlening van forensische zorg, de declaratie en
de betaling van de forensische zorg en het toezicht op de forensische zorg die op
grond van de Wfz worden verleend.
Op grond van artikel 2.6, derde lid, Wfz verstrekt de Minister aan de zorgaanbieder ten behoeve van de plaatsing van de forensische patiënt bij die zorgaanbieder, de
zorgverlening aan deze patiënt, de declaratie en de betaling van de forensische zorg,
het strafrechtsketennummer van de forensische patiënt, alsmede de strafrechtelijke
titel, de duur daarvan, de eventuele gestelde voorwaarden die betrekking hebben op
de forensische zorg, de indicatiestelling en de wijze waarop het toezicht op de tenuitvoerlegging
wordt vormgegeven. De andere kant op verstrekt de zorgaanbieder aan de Minister op grond van artikel 2.6, vierde lid, Wfz ten behoeve van de declaratie en de betaling
van de forensische zorgaanbieder, het strafrechtsketennummer, de strafrechtelijke
titel en de duur daarvan, alsmede de verleende forensische zorg.
Op grond van artikel 2.6, zesde lid, Wfz verstrekt de zorgaanbieder aan het openbaar ministerie, dan wel aan de reclassering, gegevens betreffende de behandeltrouw van de forensische patiënt, indien dat noodzakelijk
is ten behoeve van het toezicht op de naleving van de voorwaarden inzake de verlening
van forensische zorg. Dit betreft in ieder geval gegevens betreffende de data dat
de forensische patiënt zorg heeft genoten, dan wel afwezig was en gegevens betreffende
de medewerking van de forensische patiënt aan de verleende forensische zorg.De zorgaanbieder verstrekt eveneens ingevolge artikel 2.6, zesde lid, Wfz na het voltooien van de
forensische zorg, of in een eerder stadium op verzoek van het openbaar ministerie of uit eigen beweging indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met
het voorkomen van recidive, een advies over de kans op herhaling van het gedrag in
verband waarmee de forensische zorg is opgelegd.
Daarnaast verstrekt het openbaar ministerie door tussenkomst van de Minister aan de zorgaanbieder op grond van artikel 2.4 Bfz, de noodzakelijke gegevens uit het strafdossier ten behoeve van de verpleging en
behandeling van een ter beschikking gestelde aan wie een bevel tot verpleging van
overheidswege is gegeven. Deze gegevens betreffen in ieder geval: een extract van
de strafrechtelijke beslissing, de strafrechtelijke beslissing, de akte van betekening,
pro Justitia rapportages en overige rapportages ten behoeve van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Tot slot bepaalt artikel 5.2 Bfz dat de directeur van de PI waarin de gedetineerde is opgenomen of bij wie de algemene verantwoordelijkheid ligt
voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, ervoor zorgdraagt dat de delictanalyse
en de risicotaxatie bij de last tot indicatiestelling worden gevoegd. Deze gegevens
worden overgedragen aan de instelling voor forensische zorg, waar de betrokkene naar wordt overgeplaatst.
Indien een van de hierboven genoemde verstrekkingsgrondslag toepassing kan vinden,
zal in beginsel geen toepassing aan artikel 51c, tweede lid, Wjsg worden gegeven.
Stap 2
Dient de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens een zwaarwegend algemeen belang?
Een gegevensverwerking is vanuit het oogpunt van een zwaarwegend algemeen belang gerechtvaardigd
indien die voor de samenleving van meer dan gewone betekenis is. Het criterium zwaarwegend
algemeen belang (zwab) stelt grenzen aan de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens:
aan de doeleinden, aan de (categorieën van) ontvangers, het type gegevens, de betrokkenen
op wie de gegevens betrekking hebben, en de gevallen waarin, en voorwaarden waaronder
mag worden verstrekt. Een voorbeeld van een voorwaarde is de geheimhoudingsplicht
voor een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking
tot een derde. Dit is neergelegd in artikel 52 Wjsg.
Stap 2a
Worden de tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt ten behoeve van één of meer van de
in artikel 51c, tweede lid, Wjsg omschreven vijf doeleinden? Oftewel, is er sprake
van een legitiem doel?
Er is sprake van een limitatieve opsomming. De memorie van toelichting op de gewijzigde
Wjsg zegt hierover ter illustratie het volgende: ‘Hierbij kan worden gedacht aan de verstrekking
van persoonsgegevens van een gedetineerde met het oog op schuldhulpverlening of reclassering,
aan de verstrekking van die gegevens met het oog op een besluit door het UWV, een
verstrekking met het oog op controle van een woonadres in de basisregistratie voor
personen, of een verstrekking aan het slachtofferloket.’
Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verstrekken van noodzakelijke bescheiden
uit het penitentiair dossier (o.a. een risicotaxatie en delictanalyse) verstrekt door
de Minister (c.q. de vestigingsdirecteur van de PI) aan het hoofd of de geneesheer-directeur
van een instelling voor forensische zorg in het geval van een overbrenging van een
gedetineerde vanuit een PI. Het betreft hier tenuitvoerleggingsgegevens, die verstrekt
mogen worden wanneer dat noodzakelijk is voor bepaalde doelen, waaronder: de tenuitvoerlegging
van een strafrechtelijke beslissing, de voorkoming van strafbare feiten en de resocialisatie
van betrokkene.
Gegevens kunnen bijvoorbeeld verstrekt worden aan een instantie ter bescherming van
de veiligheid van slachtoffers, politieagenten en andere personen in de omgeving van
de aan te houden persoon. Denk aan situaties van ter voorkoming van ernstige recidive/ernstige
strafbare feiten, ter voorkoming van maatschappelijke onrust, ter voorkoming van ernstige
spanningen in de woon- of leefsfeer van de betrokkene, en ter bescherming van de geestelijke
en lichamelijke ontwikkeling van een jeugdige (bijv. als betrokkene opvoedingsverantwoordelijkheid
draagt na invrijheidstelling).
Een gegevensverstrekking vindt slechts plaats indien een van de in artikel 51c, tweede lid, Wjsg genoemde vijf doeleinden daarmee aanwijsbaar kan worden gediend.
Stap 2b
Is de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens noodzakelijk in een democratische
rechtsstaat?
De verstrekking kan alleen plaatsvinden indien deze noodzakelijk is. In het geval de verstrekking kan plaatsvinden onder één van de bovengenoemde
doelen en invulling wordt gegeven aan het criterium van een zwaarwegend algemeen belang,
dan zal in relatie tot dit doel in die gevallen, het criterium ‘noodzakelijkheid’
dragend moeten worden gemotiveerd. Dit houdt in dat zonder het verwerken van deze
gegevens de desbetreffende wettelijke taak of verplichting niet meer kan worden uitgevoerd.
Daarnaast moet de gegevensverstrekking proportioneel zijn. De inbreuk op het belang van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie
de gegevens betrekking hebben, mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met
de verstrekking te dienen doel en het zwaarwegend algemeen belang. Deze toets vergt
een belangenafweging aan de hand van de concrete omstandigheden van het concrete geval.
Verstrekking van méér persoonsgegevens dan nodig voor het nastreven van een van de
in art. 51c, tweede lid, Wjsg genoemde doeleinden, dient te allen tijde achterwege te blijven. Artikel 51b, eerste lid, jo. artikel 3, derde lid, van de Wjsg schrijft immers voor dat bovenmatige gegevensverwerking vermeden moet worden. Daarom
worden niet meer gegevens verstrekt dan nodig is voor het doel van de verstrekking.
De gevolgen van het verstrekken van gegevens over een persoon in detentie aan derden
kunnen voor de persoon, waar het om gaat, aanzienlijk zijn. Het risico wordt groter,
naarmate de kring van ontvangers ruimer is.
Een gegevensverstrekking vindt slechts plaats indien in een concreet geval na toetsing
vaststaat dat deze een legititiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische
samenleving.
Stap 3
Hoe ziet de te nemen feitelijke verstrekking eruit bij toetsing aan artikel 51c Wjsg?
En wat zijn de rechtsgevolgen van deze verstrekking?
Een verstrekking kan door de vestigingsdirecteur PI of het hoofd van de rijksinstelling
voor forensische zorg, namens de Minister, kan uiteraard slechts plaatsvinden voor
zover de verzochte tenuitvoerleggingsgegevens reeds worden verwerkt. Zo heeft de vestigingsdirecteur
PI op grond van de Pbw het beheer over het penitentiair dossier, dat tenuitvoerleggingsgegevens bevat. De
vestigingsdirecteur PI kan de DJI-gegevens aan één of meer gemeenten verstrekken.
De feitelijke verstrekking dient uitgebreid te worden onderbouwd door beantwoording
van de vragen uit het stappenschema.
Elke verstrekking van gegevens moet gedocumenteerd worden, omdat de vastlegging ten
minste 4 jaar moet worden bewaard. Zie artikel 51c, vierde lid, Wjsg. De documentatie geeft inzicht in de aanwezige risico’s met het oog op de te stellen
voorwaarden plus bijpassende maatregelen. Aandachtspunten zijn de omvang en de inhoud
van de te verstrekken gegevens, de betrokkenen, de kring van ontvangers, en de condities
waaronder de gegevens verstrekt worden.
De verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens aan derden op basis van artikel 51c, tweede lid, Wjsg is geen besluit in de zin van de Awb. Dat heeft tot gevolg dat zowel voor de verzoeker
als de betrokkene géén bezwaar en beroep openstaat op basis van de Awb. Ook het aantekenen
van verzet ten aanzien van de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens is op grond
van de Wjsg niet mogelijk. Het verzetrecht geregeld in artikel 26 Wjsg is niet van toepassing op de verwerking en de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens.
Wel heeft betrokkene krachtens artikel 26a jo. artikel 51d Wjsg het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, indien de betrokkene
van mening is dat de verwerking van hem betreffende tenuitvoerleggingsgegevens niet
in overeenstemming is met de Wjsg. Daarnaast houdt de Autoriteit persoonsgegevens ook ambtshalve toezicht op de naleving
van de Wjsg. De beslissing van de Autoriteit persoonsgegevens op een klacht is wel vatbaar voor
bezwaar en beroep krachtens de Awb.