Uitvoeringsregeling Wtza

Geraadpleegd op 06-10-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 augustus 2021, kenmerk 3242398-1014062-PZO, houdende nadere regels op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Uitvoeringsregeling Wtza)

Hoofdstuk 2. Meldplicht

Artikel 2

  • 1 De melding, bedoeld in artikel 2 van de wet, geschiedt door het volledig invullen van het daartoe via de website www.toetredingzorgaanbieders.nl beschikbaar gestelde formulier.

  • 2 De zorgaanbieder doet de melding niet eerder dan drie maanden voor de aanvang van de zorgverlening.

Hoofdstuk 3. Toelatingsvergunning

Paragraaf 1. Medisch specialistische zorg

Artikel 3

  • 1 Als medisch specialistische zorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet wordt de volgende zorg aangewezen, voor zover die zorg wordt verleend door een arts, anders dan een huisarts, specialist ouderengeneeskunde of arts verstandelijk gehandicapten:

    • a. anesthesiologie;

    • b. cardiologie;

    • c. cardio-thoracale chirurgie;

    • d. dermatologie en venerologie;

    • e. heelkunde;

    • f. interne geneeskunde;

    • g. kaakchirurgie;

    • h. keel- neus- oorheelkunde;

    • i. kindergeneeskunde;

    • j. klinische genetica;

    • k. klinische geriatrie;

    • l. longziekten en tuberculose;

    • m. maag- darm- leverziekten;

    • n. medische microbiologie;

    • o. neurochirurgie;

    • p. neurologie;

    • q. nucleaire geneeskunde;

    • r. obstetrie en gynaecologie;

    • s. oogheelkunde;

    • t. orthopedie;

    • u. pathologie;

    • v. plastische chirurgie;

    • w. psychiatrie;

    • x. radiologie;

    • y. radiotherapie;

    • z. reumatologie;

    • aa. revalidatiegeneeskunde;

    • ab. sportgeneeskunde; of

    • ac. urologie.

  • 2 Er is geen sprake van medisch specialistische zorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend in het kader van de huisartsenzorg en zonder dat de huisarts hierbij tot verwijzing overgaat.

Paragraaf 2. Aanvraag toelatingsvergunning

Artikel 4

De aanvraag om een toelatingsvergunning geschiedt door bij het CIBG een volledig ingevuld aanvraagformulier, waarvan het model is opgenomen in de bijlage bij deze regeling, met de in dat formulier genoemde bescheiden, elektronisch aan te leveren via www.toetredingzorgaanbieders.nl of per post.

Hoofdstuk 4. Schriftelijk vastleggen verplichtingen omtrent interne toezichthouder

Artikel 6

Een instelling die moet voldoen aan artikel 3, eerste lid, van de wet legt op de volgende wijze vast hoe hij voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet:

  • a. een instelling die een rechtspersoon is, anders dan een kerkgenootschap zonder statuten, legt dit in zijn statuten vast;

  • b. een instelling anders dan bedoeld in onderdeel a legt dit anderszins schriftelijk vast.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

P. Blokhuis

Bijlage Aanvraagformulier als bedoeld in artikel 4

Inleiding

Met dit formulier kan een aanvraag voor een toelatingsvergunning op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) worden gedaan. Voor nieuwe instellingen die nog niet zijn gestart met het (doen) verlenen van zorg, geldt dat de vragen moeten worden beantwoord met het oog op de beoogde en voorgenomen situatie. Op de website van het CIBG kunt u meer informatie vinden en de antwoorden op veel gestelde vragen.

Vraag 1. Heeft u een toelatingsvergunning nodig?

Niet iedere aanbieder van zorg heeft een toelatingsvergunning nodig. Eerst worden enkele vragen gesteld om vast te stellen of u als aanbieder van zorg een toelatingsvergunning nodig heeft. Dit is om te voorkomen dat u een aanvraag indient, terwijl u als aanbieder geen toelatingsvergunning nodig heeft.

Vraag 1a

Is de aanbieder waar deze aanvraag betrekking op heeft, een instelling?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Alleen instellingen zijn vergunningplichtig

De vergunningplicht is uitsluitend gericht op instellingen. Solistisch werkende zorgverleners zijn uitgezonderd van de vergunningplicht.

Een ‘instelling’ is:

• een rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen;

• een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg verlenen of doen verlenen;

• een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg doet verlenen.

Hoofd- en onderaannemers

De vergunningplicht is uitsluitend gericht op instellingen die hoofdaannemer zijn en niet op onderaannemers, tenzij de hoofdaannemer een zogenoemde ‘lege huls’ is. Een ‘lege huls’ is een instelling die zelf geen zorg verleent, en uitsluitend zorg ‘doet’ verlenen door een of meer onderaannemers. In het geval van een ‘lege huls’ moeten zowel de hoofdaannemer als de onderaannemer(s) over een toelatingsvergunning beschikken als zij medisch specialistische zorg (doen) verlenen of Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) /Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) -zorg met meer dan tien zorgverleners.

Bemiddelingsbureaus

Een bureau dat bemiddelt tussen een persoon die zorg nodig heeft en een persoon die zorg kan verlenen en waarbij het bureau louter als taak heeft om vrager en verlener bij elkaar te brengen, heeft geen toelatingsvergunning nodig. Het doel van dit bureau is slechts ‘bemiddeling’; het bureau doet geen zorg verlenen, maar levert een zorgverlener. Dit ligt anders als het bureau bijvoorbeeld met een houder van een persoonsgebonden budget of een zorgverzekeraar een overeenkomst heeft gesloten om voor hem zorg in natura te verlenen; dan dient het bureau onder meer te zorgen voor continuïteit bij ziekte van de zorgverlener en maakt dit bureau, als opdrachtgever, afspraken over de inhoud van de zorg met de zorgverlener die als zelfstandige zonder personeel voor het bureau werkt. In dat geval is het bureau wel vergunningplichtig.

Samenwerkingsconstructies

In eerstelijnscentra werken doorgaans verschillende beroepsbeoefenaren samen. Als zij ieder als zelfstandige beroepsbeoefenaar werkzaam zijn, een eigen praktijkruimte hebben en geen onderlinge afspraken hoeven te maken over zorgverlening, is ieder van hen een zorgaanbieder en is er geen sprake van een organisatorisch verband.

Als u ‘nee’ antwoordt, dan heeft u geen toelatingsvergunning nodig.

Vraag 1b

 

Levert de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, medisch specialistische zorg als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Wtza?

□ Ja

□ Nee

Levert de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, zorg als omschreven in de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg met meer dan tien zorgverleners?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Doelgroepen vergunningplicht

De vergunningplicht richt zich op twee doelgroepen:

A. Instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen. Wat ‘medisch specialistische zorg’ is, is opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wtza.1 Zie hierover de toelichting bij de Uitvoeringsregeling Wtza.2

B. Instellingen die zorg (doen) verlenen als omschreven bij of krachtens de Wlz of de Zvw met meer dan tien zorgverleners.

Het is voor de vergunningplicht niet van belang of de zorg ook wordt vergoed uit de Wlz of de Zvw, het gaat om zorg ‘zoals omschreven’ in het kader van de Zvw of Wlz. Dus ook als een instelling met meer dan tien zorgverleners zorg als omschreven in het kader van die wetten verleent/doet verlenen die geheel door de patiënt zelf wordt betaald (bijvoorbeeld fysiotherapiebehandelingen die niet worden vergoed uit Zvw) valt deze onder de vergunningplicht.

Niet voor aanbieders van uitsluitend Wet maatschappelijke ondersteuning 2015-zorg of jeugdhulp

De vergunningplicht in de Wtza richt zich niet op aanbieders die uitsluitend handelingen verrichten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) of de Jeugdwet. Deze aanbieders hoeven niet te beschikken over een toelatingsvergunning.

Aantal zorgverleners

Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent. Bij de drempel van tien zorgverleners wordt uitbesteding van zorg meegeteld. Als een instelling bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal zorgverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een instelling meerdere locaties heeft, wordt het aantal zorgverleners bij die locaties opgeteld. Gekeken wordt naar het aantal zorgverleners dat namens de instelling zorg verleent als omschreven in het kader van de Zvw of Wlz zorg.

Een stafmedewerker, vrijwilliger of stagiaire telt in dit verband niet mee. Een natuurlijke persoon die uitsluitend Wmo-ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent telt ook niet mee. Er wordt gevraagd naar het aantal natuurlijke personen die zorgverlener zijn. Het aantal FTE’s is in dit verband niet relevant. Een zorgverlener die parttime werkt, telt dus als één zorgverlener.

Als u op beide vragen ‘nee’ antwoordt, dan heeft u geen toelatingsvergunning nodig.

1 Artikel 3 Uitvoeringsregeling Wtza.

2 Paragraaf 2.2 in de toelichting bij de Uitvoeringsregeling Wtza.

Vraag 1c

Behoort de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, tot één van de uitzonderingscategorieën voor de vergunningplicht:

○ de instelling is een abortuskliniek met een vergunning op grond van de Wet afbreking zwangerschap. Naast het afbreken van zwangerschap verleent de instelling geen andere zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet dan het verstrekken of plaatsen van anticonceptie aansluitend op een zwangerschapsafbreking;

○ de instelling is als militair geneeskundige dienst onderdeel van het Ministerie van Defensie;

○ de instelling is een Regionale Ambulancevoorziening;1

○ de instelling is een inrichting als bedoeld in de Penitentiaire Beginselenwet, een rijksinstelling als bedoeld in de Wet forensische zorg of een rijksinrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

○ de instelling verleent uitsluitend één of meer van de volgende vormen van zorg als omschreven in het kader van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg:

– de instelling verleent hulpmiddelenzorg;2

– de instelling verleent vervoer, niet zijnde ambulancezorg;3

– de instelling verleent een schoonmaakdienst voor de woonruimte van een cliënt;4

– de instelling levert roerende voorzieningen of mobiliteitshulpmiddelen;5

○ de instelling valt niet onder één van de hiervoor genoemde categorieën.

Uitleg

Op grond van het Uitvoeringsbesluit Wtza is een aantal categorieën zorgaanbieders uitgezonderd van de vergunningplicht. De uitzonderingen op de categorieën worden uitgebreid toegelicht in de toelichting van het Uitvoeringsbesluit Wtza6. Indien uw instelling valt onder één van de genoemde categorieën, dan is de instelling uitgezonderd van de vergunningplicht.

1 artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen.

2 artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering.

3 artikelen 2.5, eerste lid, onderdelen e en f, 2.14 en 2.15 van het Besluit zorgverzekering en 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, en 11.1.5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet langdurige zorg.

4 artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet langdurige zorg.

5 artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, onderscheidenlijk onderdeel e, van de Wet langdurige zorg.

6 Staatsblad 2021, 159.

Vraag 2. Identificerende gegevens

Om een toelatingsvergunning te verstrekken, moet het CIBG weten ten behoeve van welke instelling de aanvraag wordt gedaan. Ook heeft het CIBG enkele algemene gegevens over de instelling nodig.

Vraag 2a

Vul de contactgegevens van de contactpersoon voor deze aanvraag in.

Naam contactpersoon

 

Functie contactpersoon

 

E-mailadres contactpersoon

 

Telefoonnummer contactpersoon

 

Vraag 2b

 

Naam instelling

 

KvK-nummer

 

Rechtsvorm

 

Alle SBI-code(s) van alle hoofd- en nevenvestigingen (activiteit(en))

 

Postadres

 

Website indien aanwezig

 

Vraag 3. Zorgsoorten

Vraag 3

 

Welke zorgsoorten levert de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft (meerdere combinaties zijn mogelijk)?

Eerstelijnszorg en medisch specialistische zorg

○ Ambulancevervoer

○ Audiologische zorg

○ Eerstelijns farmaceutische zorg

○ Fysiotherapie

○ Gecombineerde leefstijlinterventie1

○ Huisartsgeneeskundige zorg

○ Medisch specialistische zorg als bedoeld in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling Wtza, anders dan kaakchirurgische zorg

○ Paramedische zorg, anders dan fysiotherapie2

○ Revalidatiezorg3

○ Trombosedienst

○ Verloskundige zorg

○ Ziekenvervoer

○ Anders, namelijk:

Mondzorg

○ Kaakchirurgische zorg

○ Orthodontische zorg

○ Tandheelkundige zorg

○ Mondhygiënische zorg

○ Tandprothetiek4

○ Tandtechniek5

Geestelijke gezondheidszorg

○ Basis-GGZ6

○ Specialistische-GGZ7

○ Wlz-GGZ8

○ 24 uurs GGZ zorg9

○ Anders, namelijk:

Gehandicaptenzorg

○ Zorg met verblijf (inclusief kleinschalige wooninitiatieven)

○ Ambulante zorg

○ Dagbesteding10

○ Anders, namelijk:

Verpleging en verzorging

○ Kraamzorg

○ Wijkverpleging11

○ Verpleeg- en verzorgingshuiszorg (inclusief kleinschalige wooninitiatieven/geclusterd wonen)

○ Anders, namelijk......

1 Zorg die bestaat uit een combinatie van behandelingen, gericht op gezondere voeding en eetgewoonten, meer bewegen en eventueel psychologische behandeling om verandering van gedrag te ondersteunen.

2 Zorg die bestaat uit de zorgsoorten ergotherapie, diëtetiek, logopedie, oefentherapie en podotherapie. Fysiotherapie is ook onderdeel van de paramedische zorg, maar wordt in het aanvraagformulier als aparte categorie onderscheiden.

3 Medisch specialistische revalidatiezorg en geriatrische revalidatiezorg.

4 Zorg betreffende het aanmeten en vervaardigen van protheses die uit de mond zijn te nemen.

5 Zorg bestaande uit het maken van hulpmiddelen ter verbetering, vervanging of ondersteuning van het gebit in opdracht van een tandarts, kaakchirurg of orthodontist.

6 Zorg die strekt tot de behandeling van lichte tot matige psychische problemen. Een behandeling kan bestaan uit gesprekken met bijvoorbeeld een psycholoog of psychotherapeut. Basis GGZ wordt alleen geleverd na een doorverwijzing.

7 Zorg die strekt tot de behandeling van zwaardere psychische problemen. Specialistische zorg wordt alleen geleverd na een doorverwijzing.

8 Zorg voor mensen die hun leven lang intensieve geestelijke gezondheidszorg nodig hebben. Het gaat om zorg voor cliënten die permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben. Voor deze zorg is een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig.

9 Zorg die een instelling levert die cliënten kan opnemen voor de behandeling van ingewikkelde psychiatrische aandoeningen.

10 Onder dagbesteding vallen alle vormen van dagbesteding dan wel dagopvang. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de dagbesteding die op een zorgboerderij wordt geboden of andere vormen van dagbesteding bij bijvoorbeeld bedrijven zoals winkels en restaurants. Het gaat hier niet om dagbesteding die uitsluitend wordt vergoed op grond van de Wmo 2015. Wmo-zorg is niet vergunningplichtig.

11 Het gaat hier om de verpleging en verzorging in de eigen omgeving. Het gaat hier niet om de thuiszorg die uitsluitend wordt vergoed op grond van de Wmo 2015. Wmo-zorg is niet vergunningplichtig.

Vraag 4. Start zorgverlening

Vraag 4

 

Doet u deze aanvraag voor een bestaande instelling die op het moment van de aanvraag reeds zorg verleent of doet verlenen?1

□ Ja

□ Nee

1 De aanvraag kan betrekking hebben op een nieuwe instelling die nog met zorg verlenen moet starten, maar ook op een bestaande instelling die al zorg levert op 1 januari 2022.

Vraag 5. Namen van de leden van de algemene of dagelijkse leiding (eigenaren, maten, vennoten en bestuurders

Vraag 5

Namen van de leden van de algemene of dagelijkse leiding (eigenaren, maten, vennoten en bestuurders)

   

Vul hieronder de gegevens van alle leden van de dagelijkse of algemene leiding in.1

 
   

Lid 1 van de dagelijkse of algemene leiding

 

Naam:

 

Voorna(a)m(en):

 

Geboortedatum:

 
   

Lid 2 van de dagelijkse of algemene leiding:

 

Naam:

 

Voorna(a)m(en):

 

Geboortedatum:

 
   

Lid 3 van de dagelijkse of algemene leiding

 

Naam:

 

Voorna(a)m(en):

 

Geboortedatum:

 

1 Als er meer dan 3 leden zijn, dan dient u de gegevens van de andere leden in een apart document bij te voegen.

Vraag 6. Gegevens over de eisen ten aanzien van de interne toezichthouder

Alle instellingen die moeten beschikken over een toelatingsvergunning, moeten ook beschikken over een interne toezichthouder, tenzij ze van die verplichting zijn uitgezonderd. Een interne toezichthouder staat de dagelijkse of algemene leiding met raad ter zijde en is een belangrijke spiegel. Goed en effectief intern toezicht kan daarmee de kwaliteit en doelmatigheid van zorg verbeteren. Ter versterking van de positie van de interne toezichthouder, geldt een aantal eisen voor de zorgaanbieder.

De volgende vragen gaan in op deze eisen. Eerst wordt een vraag gesteld om te bezien of de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, behoort tot één van de uitzonderingscategorieën waarvoor de eis van een interne toezichthouder niet geldt.

Vraag 6a

Behoort de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, tot één van de uitzonderingscategorieën voor de eis van een intern toezichthouder:

– de instelling is een academisch ziekenhuis;

– de instelling is aangewezen als private instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden op grond van de Wet forensische zorg;

– de instelling is een particuliere inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

– de instelling is een instelling waar cliënten verblijven waarvan de zorg uitsluitend wordt bekostigd uit een persoonsgebonden budget én waar de meerderheid van de zeggenschap in de dagelijkse of algemene leiding van de instelling is belegd bij de cliënten die in de instelling verblijven, hun wettelijke vertegenwoordigers of bloed- of aanverwanten (ouderinitiatieven);

– de instelling verleent zorg (of doet zorg verlenen) met in de regel 10 of minder zorgverleners;

– de instelling verleent zorg (of doet zorg verlenen) met in de regel 25 of minder zorgverleners én voldoet aan beide onderstaande criteria:

• bij de instelling kunnen cliënten niet gedurende ten minste een etmaal verblijven; en

• er is geen sprake van medisch specialistische zorg en evenmin van persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging.

□ Ja

□ Nee

Uitleg

De categorieën die zijn uitgezonderd van de verplichting om een interne toezichthouder te hebben, worden uitgebreid toegelicht in de toelichting van het Uitvoeringsbesluit Wtza.1

De drempel van 10 of 25 zorgverleners

Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent. Een stafmedewerker, vrijwilliger of stagiaire zijn in dit verband geen zorgverlener. Een natuurlijke persoon die uitsluitend Wmo-ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent telt ook niet mee. Er wordt gevraagd naar het aantal natuurlijke personen die zorgverlener zijn. Het aantal FTE’s is in dit verband niet relevant. Een zorgverlener die parttime werkt, telt dus als één zorgverlener.

Met ‘in de regel’ wordt bedoeld dat de drempel niet wordt overschreden, indien de overschrijding van de drempel slechts incidenteel wordt overschreden doordat tijdelijk extra personeel wordt ingeschakeld.

Bij de drempel van tien zorgverleners wordt uitbesteding van zorg meegeteld. Als een instelling bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal zorgverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een instelling meerdere locaties heeft, wordt het aantal zorgverleners bij die locaties opgeteld. Gekeken wordt naar het aantal zorgverleners dat namens de instelling zorg of een dienst verleent als omschreven in de Wlz of Zvw.

Als u ‘ja’ antwoordt op deze vraag, dan zijn de eisen met betrekking tot de bestuursstructuur niet van toepassing op de instelling waarvoor u de aanvraag doet. U hoeft de rest van vraag 6 niet te beantwoorden.

1 Staatsblad 2021, 159.

Vraag 6b

U hoeft de vragen 6b tot en met 6e niet in te vullen indien u bij vraag 6a ‘ja’ heeft geantwoord.

Namen van de leden van het onafhankelijk intern toezicht

   

Vul hieronder de gegevens van alle leden van het onafhankelijk intern toezicht in.

 
   

Lid 1 van het onafhankelijk intern toezicht

 

Naam:

 

Voorna(a)m(en):

 

Geboortedatum:

 
   

Lid 2 van het onafhankelijk intern toezicht

 

Naam:

 

Voorna(a)m(en):

 

Geboortedatum:

 
   

Lid 3 van het onafhankelijk intern toezicht

 

Naam:

 

Voorna(a)m(en):

 

Geboortedatum:

 

Vraag 6c

 

Wordt door de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, voldaan aan de eisen ten aanzien van het intern onafhankelijk toezicht?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

De eisen met betrekking tot de bestuursstructuur zien met name op het onafhankelijk intern toezicht. Deze eisen zijn opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de Wtza en de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza. Indien de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe instelling, moet u deze vraag beantwoorden voor het moment dat de instelling met zorg verlenen is gestart. Deze eisen worden uitgebreid toegelicht in de toelichting bij de Wtza1 en de toelichting bij het Uitvoeringsbesluit Wtza2.

Vraag 6d

 

In geval van een rechtspersoon, niet zijnde een kerkgenootschap zonder statuten: is in de statuten vastgelegd hoe de instelling voldoet aan de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht?

□ Ja

□ Nee

Vraag 6e

 

In geval van een niet-rechtspersoon of een kerkgenootschap zonder statuten: is in een schriftelijke regeling vastgelegd hoe de instelling voldoet aan de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Een instelling die moet voldoen aan artikel 3, eerste lid, Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: Wtza) en de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza legt op de volgende wijze vast hoe hij voldoet aan de in deze artikelen opgenomen eisen:

a. een instelling die een rechtspersoon is, anders dan een kerkgenootschap zonder statuten, legt dit in zijn statuten vast;

b. een instelling anders dan bedoeld in onderdeel a legt dit anderszins schriftelijk vast.

U dient de statuten of schriftelijke regeling waarin schriftelijk is vastgelegd op welke wijze de instelling voldoet aan de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht aan te leveren bij het CIBG.

1 Staatsblad 2020, 180.

2 Staatsblad 2021, 159.

Vraag 7. Gegevens ten behoeve van het toetsen van de aan de vergunning verbonden voorwaarden voor goede zorg

Alle instellingen moeten bij de zorgverlening voldoen aan de voorwaarden uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Een toelatingsvergunning wordt niet verleend als aannemelijk is dat de instelling niet voldoet aan een aantal randvoorwaarden voor het verlenen van goede zorg. Goede zorg is zorg die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig is en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. Om goede zorg te kunnen leveren, moet worden beschikt over een organisatie die daartoe voldoende is uitgerust. De onderstaande vragen hebben daarop betrekking.

Vraag 7a

 

Beschikt de instelling over zodanige personele middelen, zowel kwantitatief als kwalitatief, dat dit redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

De instelling die de aanvraag doet, moet zorgen voor een goede organisatie, onder meer door zich te verdiepen in de vraag welke personele middelen, zowel kwantitatief als kwalitatief, de organisatie nodig heeft.

Met personele middelen worden niet alleen de personen die in dienst zijn van de zorgaanbieder bedoeld, maar ook personen die, bijvoorbeeld op basis van een toelatingscontract of een opdracht, voor een zorgaanbieder werken; te denken valt aan specialisten in een ziekenhuis of zzp’ers in de langdurige zorg.

Vraag 7b

 

Beschikt de instelling over zodanige materiële middelen, zowel kwantitatief als kwalitatief, dat dit redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

De instelling die de aanvraag doet, is ook verantwoordelijk voor de geschiktheid van de materiële middelen die bij de zorg worden gebruikt. Het gaat hierbij ook om de materiële middelen die door een onderaannemer worden gebruikt.

Vraag 7c

 

Heeft de instelling zorggedragen voor een zodanige toedeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden alsmede afstemmings- en verantwoordingsplichten dat dit redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Bij het goed organiseren van de zorgverlening behoort de instelling aandacht te besteden aan de onderlinge afstemming tussen de verschillende beroepsbeoefenaren die betrokken zijn bij de zorgverlening aan één cliënt. Indien de cliënt, zoals vaak het geval is, te maken heeft met meerdere personen die hem, gelijktijdig of achtereenvolgens, zorg verlenen, ligt het voor de hand dat de betrokken personen hun werkzaamheden op elkaar afstemmen en daarover afspraken maken. Dat wil zeggen dat zij aandacht hebben voor de aansluiting van het eigen werk op dat van andere zorgverleners en letten op de eventuele risico’s die voor de zorgverlening en de samenwerking een bedreiging vormen. De beroepsbeoefenaren informeren elkaar daarbij, stemmen hun aanpak onderling af, overleggen waar nodig over het verlenen van de zorg en geven aandacht aan nazorg. De «Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg» van diverse veldpartijen kan zeer behulpzaam zijn bij de invulling van de verplichting met betrekking tot afstemming in de praktijk.

Om zijn verantwoordelijkheid voor goede zorg te kunnen waarmaken, dient de instelling de zorgverlening ook zo te organiseren, dat de personen die de zorg daadwerkelijk verlenen, verantwoording afleggen aan de algemene of dagelijkse leiding van de instelling. Daarbij is het niet relevant of deze personen in loondienst zijn van de instelling of op een andere manier worden ingeschakeld. Als zorgprofessionals weten van (dreigende) misstanden met risico’s voor de patiëntenzorg, moeten de leden van de algemene of dagelijkse leiding van de instelling daar kennis van hebben. Het behoort tot de taak van de instelling, de organisatie zó op te zetten en de in de instelling werkzame personen zó te instrueren, dan wel zodanige afspraken met hen te maken, dat wordt voldaan aan deze eis.

Vraag 7d

 

Moet de instelling tot het redelijkerwijs kunnen verlenen van goede zorg, beschikken over bouwkundige voorzieningen?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Als een instelling uitsluitend zorg verleent bij cliënten thuis, hoeft een instelling niet te beschikken over bouwkundige voorzieningen voor het kunnen verlenen van die zorg.

Vraag 7e

 

U hoeft deze vraag alleen te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 7d.

 

Heeft de instelling goede bouwkundige voorzieningen die redelijkerwijs moeten leiden tot het verlenen van goede zorg?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

De kwaliteit en de geschiktheid van het gebouw waar de zorg wordt verleend, valt onder de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Zo dient bijvoorbeeld de klimaatbeheersing in een kamer van een patiënt op orde te zijn, indien de gezondheidsproblemen van een patiënt dit met zich brengt.

Vraag 7f

 

Draagt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, zorg voor een systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Een instelling moet zorg dragen voor systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg. Dit betekent een cyclisch proces van bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg. Dit brengt met zich dat beleid dat wordt uitgevoerd steeds wordt geëvalueerd, indien nodig aanpast of bijgesteld en weer uitgevoerd. Het hoort bij het goed organiseren van werkzaamheden om stelselmatig na te gaan of de gekozen inzet van mensen en middelen leidt tot goede zorg. De uitwerking zal afhankelijk zijn van de aard en de omvang van de zorgverlening. Van een ziekenhuis mag een omvangrijker kwaliteitssysteem worden verwacht dan van bijvoorbeeld een kleine praktijk met twee zorgverleners.

Vraag 7g

 

Heeft de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een interne schriftelijke procedure, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen en incidenten?

□ Ja

□ Nee

Uitleg

Voor een goed werkend kwaliteitssysteem zijn gegevens over de verleende zorg, waaronder ook de meldingen van incidenten of bijna-incidenten van groot belang. Daarom moet er een interne schriftelijke procedure zijn waarin wordt aangegeven hoe met signalen en incidenten wordt omgegaan. De bedoeling achter het registreren van incidenten is dat van incidenten wordt geleerd, zodat de kans op herhaling in de toekomst wordt verkleind.

Wat is een incident?

Een incident in de zorg is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van zorg, en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de cliënt. Voorbeeld is een zorgverlener die medicatie aan een patiënt heeft gegeven die voor een andere patiënt was bestemd.

Eisen aan de procedure

De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) stelt als eis aan de procedure dat hij zodanig is, dat zij er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk bescherming kan worden geboden of maatregelen kunnen worden genomen en waarborgt dat van de persoonsgegevens geen kennis kan worden genomen door anderen dan de functionaris of functionarissen, die met de behandeling van signalen of incidenten zijn belast.

Vraag 8. Gegevens ten behoeve van het toetsen van de aan de vergunning verbonden voorwaarden voor rechtmatig declareren en een transparante financiële bedrijfsvoering

Een toelatingsvergunning wordt niet verleend, als aannemelijk is dat de instelling niet op de juiste wijze zal declareren of aannemelijk is dat niet voldaan zal worden aan de eisen van een transparante financiële bedrijfsvoering. De volgende vragen worden gesteld in verband met deze weigeringsgronden. Hierbij worden vragen gesteld om te bezien of uw instelling moet voldoen aan de eisen met betrekking tot het declareren (vraag 8a) en aan de eisen met betrekking tot de transparante financiële bedrijfsvoering (vraag 8f).

Vraag 8a

 

Verleent de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, uitsluitend één of meer categorieën van de hierna te noemen zorg:

– zorg, gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg;

– zorg, gesubsidieerd vanuit het Ministerie van VWS of het Zorginstituut;

– zorg, verleend op grond van artikel 70a van de Zorgverzekeringswet (zijnde anonieme e-mental health en anonieme zorg aan bedreigde cliënten);

– zorg, voor zover hiervoor geen tarief- en prestatieregulering van de Nederlandse Zorgautoriteit geldt.

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Als een instelling ook andere soorten zorg verleent, dan de zorgsoorten die bij vraag 8a worden genoemd, moet wel worden voldaan aan artikel 35 Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg). Dat is bijvoorbeeld ook het geval als de instelling op grond van de Wet langdurige zorg naast zorg gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget, zorg in natura verleent.

Vraag 8b

 

U hoeft de vragen 8b tot en met 8e niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8a.

 

Is de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, bekend met de tarief- en prestatieregulering van de Nederlandse Zorgautoriteit voor de zorg die u verleent?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

De tarieven en prestaties in de zorg zijn voor een belangrijk deel gereguleerd. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt de tarieven en de bijbehorende prestatiebeschrijvingen vast die kunnen worden gedeclareerd. De NZa stelt niet voor alle soorten van zorg tarieven vast. De NZa stelt tarieven en prestatiebeschrijvingen vast voor zorg die wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg, en delen van het aanvullend pakket. Of er tarieven van toepassing zijn op de zorg die de instelling (doet) verlenen, en zo ja welke, is te vinden op de website van de NZa: www.nza.nl.

Vraag 8c

 

Beschikt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, bij de zorgverlening over een administratie waarin de patiëntgegevens en de aan de patiënt geleverde zorg worden vastgelegd?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Om juist, tijdig en volledig te kunnen declareren is het noodzakelijk om een administratie te voeren waarin is vastgelegd welke en hoeveel zorg aan welke patiënt is geleverd en wanneer die zorg is geleverd.

Vraag 8d

 

Wordt door de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, software gebruikt voor het indienen van declaraties?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Er zijn meerdere softwarepakketten beschikbaar die kunnen ondersteunen bij het indienen van declaraties. Leidend is dat de software het registratie- en declaratieproces ondersteunt op een wijze waardoor onder meer de ingediende declaraties te allen tijde zijn te herleiden naar patiënt en geleverde prestatie(s). Software ondersteunt deze controles. Of en welke software wordt gebruikt is een keuze van de instelling.

Vraag 8e

 

Beschikt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, over interne controles om ervoor te zorgen dat risico’s op onrechtmatig declareren worden beheerst?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Interne controles dragen bij aan een ordentelijke, beheersbare en rechtmatige bedrijfsvoering. Bij interne controles gaat het er om dat de instelling intern duidelijke afspraken heeft over de wijze waarop declaraties worden gecontroleerd en wie daarbij welke verantwoordelijkheid heeft. Interne controles kunnen op verschillende manieren worden vormgegeven. Bijvoorbeeld door middel van het instellen van een onafhankelijke auditfunctionaris of interne controleafdeling.

Vraag 8f

 

Verleent de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, uitsluitend één of meer categorieën van de volgende zorg / diensten:

– zorg of dienst die niet wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet;

– zorg of dienst die niet behoort tot het verzekerde pakket van de Wet langdurige zorg;

– zorg of dienst die niet wordt gesubsidieerd vanuit het Ministerie van VWS.

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Als een instelling uitsluitend zorg verleent als opgesomd in vraag 8f, dan hoeft de instelling niet te voldoen aan artikel 40a Wmg. Ook de zorg die wordt gefinancierd uit een persoonsgebonden budget (pgb) valt onder artikel 40a Wmg.

Vraag 8g

 

U hoeft de vragen 8g tot en met 8i niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8f.

 

Beschikt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, over een schriftelijke regeling waarin een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering is opgenomen die aansluit op de dagelijkse praktijk van deze instelling?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

De instelling moet ingevolge artikel 40a, eerste lid, Wmg zorg dragen voor een eenduidige verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van de bedrijfsvoering en legt deze goed vast. Deze verdeling dient alle niveaus en onderdelen van de instelling te omvatten. Er dient een eenduidige verdeling van taken te zijn tussen intern uitvoerende en toezicht- of toetsingsfuncties.

Vraag 8h

 

Worden binnen de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, in financiële zin activiteiten op het gebied van de zorgverlening op navolgbare en controleerbare wijze onderscheiden van andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Bij de instelling moeten ingevolge artikel 40a, tweede lid, Wmg in financiële zin de activiteiten op het gebied van zorgverlening worden onderscheiden van andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. Te denken valt aan winkels binnen het gebouw van de instelling, maaltijdverzorging voor derden, parkeergarages bij de instelling of een zorgboerderij die agrarische activiteiten scheidt van zorgverlening.

Vraag 8i

 

Zijn de ontvangsten, betalingen en de aangetrokken financiële derivaten in de financiële administratie van de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, traceerbaar naar bron en bestemming en is duidelijk wie op welk moment welke verplichtingen voor of namens de instelling, is aangegaan?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

De administratie van een instelling moet ingevolge artikel 40a, vierde lid, Wmg zodanig zijn ingericht dat ontvangsten en betalingen duidelijk traceerbaar zijn naar bron en bestemming, en duidelijk moet zijn wie op welk moment welke verplichtingen is aangegaan voor de instelling.

Vraag 9. Gegevens ten behoeve van het toetsen van het hebben van een cliëntenraad

Een deel van de instellingen die een vergunning aanvraagt moet op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (hierna: Wmcz 2018) beschikken over een cliëntenraad. De cliëntenraad behartigt de belangen van de cliënten in de breedste zin van het woord.

Vraag 9a

 

Is één van de volgende situaties van toepassing op de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft:

– de instelling is op grond van artikel 2 van het Besluit Wmcz 2018 uitgesloten van de toepassing van de Wmcz 2018;1

– de instelling verleent Wkkgz-zorg met in de regel 10 of minder natuurlijke personen;

– de instelling verleent Wkkgz-zorg met in de regel 25 of minder natuurlijke personen én voldoet aan beide onderstaande criteria:

• bij de instelling kunnen cliënten niet gedurende ten minste een etmaal verblijven, én

• de instelling verleent géén zorg door medische specialisten en evenmin persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging.

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Indien het antwoord op deze vraag ja is, bent u wettelijk niet verplicht om een cliëntenraad in te stellen. Dat laat onverlet dat de instelling wel vrijwillig een cliëntenraad kan instellen. Hierna worden enkele begrippen nader toegelicht die in de vraag zijn gebruikt.

Wkkgz-zorg

Als u beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, dan verleent u in principe Wkkgz-zorg.2 Als u twijfelt of u Wkkgz-zorg verleent, dan kunt u de brochure ‘Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg; Val ik onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg?’ raadplegen.

Zorg verlenen door natuurlijke personen

Bij de vraag hoeveel natuurlijke personen zorg verlenen, moet worden gekeken naar hoeveel mensen beroepsmatig zorg verlenen. Een vrijwilliger of stagiaire die zorg verleent, telt ook mee. Ook als een instelling een persoon inhuurt die zorg verleent, telt die persoon mee. Een natuurlijke persoon die uitsluitend Wmo-ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent telt niet mee.

Er wordt gevraagd naar het aantal natuurlijke personen die zorg verlenen. Het aantal FTE’s is in dit verband niet relevant. Een zorgverlener die parttime werkt, telt dus als één zorgverlener.

Met ‘in de regel’ wordt bedoeld dat de drempel niet wordt overschreden, indien de overschrijding van de drempel slechts incidenteel wordt overschreden doordat tijdelijk extra personeel wordt ingeschakeld.

1 Ingevolge artikel 2 van het Besluit Wmcz 2018 is de Wmcz 2018 niet van toepassing op de volgende instellingen:

2 Wkkgz-zorg is namelijk zorg of een dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet alsmede ‘andere zorg’. Onder ‘andere zorg’ worden verstaan: handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg met een ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt. Een voorbeeld van laatstgenoemde handelingen is cosmetische zorg. Denk hierbij aan het doen van fillerbehandelingen. Voor de vraag of bepaalde zorg Wkkgz-zorg is, is de manier waarop de zorg wordt vergoed dus niet van belang. Dus ook als een instelling met meer dan tien zorgverleners zorg verleent die geheel door de patiënt zelf wordt betaald, valt deze onder de reikwijdte van de Wkkgz – en daarmee onder de reikwijdte van de Wmcz 2018 – als de instelling zorg of een dienst verleent die bijvoorbeeld is omschreven in de Wet langdurige zorg.

Vraag 9b

 

U hoeft de vragen 9b tot en met 9d niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 9a.

 

Heeft de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een cliëntenraad?

□ Ja

□ Nee

Vraag 9c

 

Waarom beschikt de instelling waarvoor u deze aanvraag doet, niet over een cliëntenraad?

 

Vraag 9d

 

Heeft de instelling, waar deze aanvraag betrekking op heeft, het voornemen om op korte termijn, dat wil zeggen op het moment dat de zorgverlening start, een cliëntenraad in te stellen?

□ Ja

□ Nee

Vraag 10. Signaalvragen

In het voorgaande zijn vragen gesteld die er primair op waren gericht om te bezien of sprake is van een specifieke weigeringsgrond als bedoeld in artikel 5, tweede lid, Wtza. Hierna volgen enkele vragen om te bezien of er een breder signaal is dat een weigeringsgrond in het geding kan zijn.

Vraag 10a

 

Is er minimaal één lid van de dagelijkse of algemene leiding die bestuurlijke ervaring heeft?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Met bestuurlijke ervaring wordt bedoeld dat minimaal één lid van de dagelijkse of algemene leiding ervaring heeft in het besturen of leiden van een organisatie. Dat kan als lid van het bestuur zijn, maar bijvoorbeeld ook als eigenaar van een organisatie, maat of vennoot. De ervaring hoeft geen betrekking te hebben op het leiden van een zorginstelling.

Vraag 10b

 

Is er minimaal één lid van de dagelijkse of algemene leiding die ervaring heeft in de zorg of aanverwante sectoren?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Met ervaring in de zorg wordt bedoeld ervaring in het werken in de zorg. Dat kan als leidinggevende zijn, maar ook als zorgverlener. De ervaring kan ook zijn opgedaan in de jeugdhulp of in het kader van maatschappelijke ondersteuning.

Vraag 10c

 

Maakt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, onderdeel uit van een groep?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Voorbeeld is een groep waarbij de zorgverlening, het beheer van het vastgoed en de facilitaire ondersteuning in verschillende dochtervennootschappen zijn ondergebracht, met daarboven een holdingmaatschappij.

Als u ‘ja’ antwoordt, dan dient u een document bij uw aanvraag te voegen waarop de structuur van de groep is weergegeven en is aangegeven hoe de zorg is georganiseerd, wie waarvoor verantwoordelijk is, met een uitleg waarom voor deze structuur is gekozen.

Vraag 10d

 

Verlenen onderaannemers meer dan 75% van de zorg die de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, verleent?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Onderaannemer

Bij onderaannemers kan het zowel gaan om zzp’ers gaan als om andere instellingen die binnen de instelling die de vergunning aanvraagt, een deel van de zorg verleent. De instelling die de vergunning aanvraagt, moet met de onderaannemer(s) schriftelijke afspraken maken over de wijze waarop de onderaannemer zich bij de zorgverlening laat leiden door de op de instelling rustende wettelijke verplichtingen en de regels die de instelling heeft vastgesteld omtrent de zorgverlening.

Vraag 10e

 

Is een lid van de algemene of dagelijkse leiding de afgelopen vijf jaar als lid van de algemene of dagelijkse leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een onderneming die uitstel van betaling heeft gehad of in staat van faillissement is verklaard?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Bij deze vraag gaat het erom of de hier genoemde personen eerder betrokken zijn geweest bij uitstel van betaling of faillissement van een onderneming gedurende de afgelopen vijf jaar. Dit kan ook gaan om uitstel van betaling of een faillissement van een onderneming, die geen zorginstelling is. Dat een lid van de algemene of dagelijkse leiding betrokken is geweest bij een dergelijk feit, behelst niet alleen betrokkenheid als bestuurder, maar behelst ook betrokkenheid als lid van het onafhankelijk intern toezicht. Deze vraag moet dus ook met ‘ja’ beantwoord worden als een lid van de algemene of dagelijkse leiding gedurende de afgelopen vijf jaar als onafhankelijke interne toezichthouder betrokken is geweest bij uitstel van betaling of faillissement van een onderneming.

U hoeft de vragen 10f en 10g niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 6a.

Vraag 10f

 

Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 3 van de Wtza bepaalde?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Het gaat hier om een opgelegde last onder dwangsom voor overtreding van artikel 3 van de Wtza of de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza, die gaan over de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht.

Vraag 10g

 

Is één van de leden van de dagelijkse of algemene leiding of één van de leden van het intern toezicht in de afgelopen vijf jaar als lid van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een instelling ten aanzien waarvan een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 3 van de Wtza bepaalde?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Het gaat hier om een opgelegde last onder dwangsom voor overtreding van artikel 3 van de Wtza of de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza, die gaan over de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht.

Vraag 10h

 

Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een schriftelijke aanwijzing of een schriftelijk bevel gegeven wegens overtreding van het bij of krachtens de artikelen 3, 7 of 9, tweede lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg bepaalde?

□ Ja

□ Nee

Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding de afgelopen vijf jaar als lid van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een instelling ten aanzien waarvan een schriftelijke aanwijzing of een schriftelijk bevel is gegeven wegens overtreding van het bij of krachtens de artikelen 3, 7 of 9, tweede lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg bepaalde?

□ Ja

□ Nee

Vraag 10i

 

U hoeft vraag 10i niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8a.

Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft een aanwijzing gegeven of een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 35 van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde?

□ Ja

□ Nee

Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding in de afgelopen vijf jaar als lid van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een instelling ten aanzien waarvan een aanwijzing is gegeven of een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 35 van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde?

□ Ja

□ Nee

Vraag 10j

 

U hoeft de vragen 10j en 10k niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8f.

Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een aanwijzing gegeven of een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 40a van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde? 1

□ Ja

□ Nee

Vraag 10k

 

Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding in de afgelopen vijf jaar als lid van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een instelling ten aanzien waarvan een aanwijzing is gegeven of een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 40a van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde?

□ Ja

□ Nee

   

Vraag 10l

 

Is de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, in de afgelopen vijf jaar onderworpen geweest aan een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot valsheid in geschrifte, vermogensdelicten of overtreding van de Opiumwet?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Bij deze vraag is het van belang dat inzicht wordt gegeven in een mogelijk strafrechtelijk verleden van de instelling waarvoor de aanvraag is ingediend.

Het gaat bij deze vraag over een mogelijk tegen de instelling ingesteld strafrechtelijk onderzoek, in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag. De uitkomsten van dit strafrechtelijke onderzoek, zoals een sepot of een veroordeling, zijn bij de beantwoording van deze vraag niet van belang, u dient enkel aan te geven of een strafrechtelijk onderzoek plaats heeft gevonden.

U dient deze vraag met ‘ja’ te beantwoorden als sprake is of is geweest van een strafrechtelijk onderzoek vanwege het mogelijk plegen van een of meerdere van de volgende feiten:

* Valsheid in geschrifte: hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om valsheid in geschrifte met zorgdeclaraties of anderszins.

* Vermogensdelicten: bij vermogensdelicten gaat hem om strafbare feiten als diefstal en heling, maar ook om het plegen van een overval of zogenaamde ramkraak, afpersing, oplichting en verduistering, het witwassen van crimineel verkregen vermogen, fraude, of fiscale delicten.

* Opiumwetdelicten: bij Opiumwetdelicten kan worden gedacht aan het voorhanden hebben, het produceren, verhandelen en/of in- en uitvoeren van softdrugs en/of harddrugs.

Vraag 10m

 

Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding in de afgelopen vijf jaar als lid van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot valsheid in geschrifte, vermogensdelicten, overtreding van de Opiumwet, geweldsdelicten of levensdelicten?

□ Ja

□ Nee

Uitleg:

Bij de vraag of een lid van de algemene of dagelijkse leiding de afgelopen vijf jaar onderworpen is geweest aan een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot de hier genoemde delicten, maakt het niet uit of dat strafrechtelijk onderzoek betrekking had op de persoon die op dat moment als privépersoon optrad of in de uitoefening van zijn functie van dat moment. De uitkomsten van dit strafrechtelijke onderzoek, zoals een sepot of een veroordeling, zijn bij de beantwoording van deze vraag niet van belang, u dient enkel aan te geven of een strafrechtelijk onderzoek plaats heeft gevonden.

U dient deze vraag met ‘ja’ te beantwoorden als sprake is of is geweest van een strafrechtelijk onderzoek vanwege het mogelijk plegen van een of meerdere van de volgende feiten:

* Geweldsdelicten: een geweldsdelict is een strafbaar feit waarbij geweld is gebruikt tegen personen, dieren of zaken. U kunt daarbij denken aan brandstichting, vernieling, (zware) mishandeling of openlijke geweldpleging.

* Levensdelicten: onder een levensdelict wordt een misdrijf verstaan dat de dood van een andere persoon tot gevolg heeft, bestaande uit moord of doodslag.

Voor een omschrijving van de strafbare feiten die worden verstaan onder ‘vermogensdelicten’, ‘valsheid in geschrifte’ en ‘overtredingen van de Opiumwet’, wordt u verwezen naar de toelichting die is gegeven bij vraag 10l.

1 Artikel 40a luidt als volgt:

  • 1. De zorgaanbieder draagt zorg voor een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering en legt die verdeling schriftelijk vast.

  • 2. De zorgaanbieder onderscheidt in ieder geval in financiële zin zijn activiteiten op het gebied van de zorgverlening van zijn andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke financiële derivaten een zorgaanbieder voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden kan aantrekken.

  • 4. In de financiële administratie van de zorgaanbieder zijn ontvangsten, betalingen en de aangetrokken financiële derivaten traceerbaar naar bron en bestemming en is duidelijk wie op welk moment welke verplichtingen voor of namens de zorgaanbieder is aangegaan.

  • 5. Het eerste, tweede en vierde lid zijn tevens van toepassing op een geen rechtspersoonlijkheid bezittend organisatorisch verband van zorgaanbieders.

Vraag 11. Bestuursverklaring

Verklaart u dat u:

– bevoegd bent om namens de organisatie te tekenen en;

– de gevraagde gegevens naar waarheid hebt ingevuld en;

– zich er bewust van bent dat het verstrekken van verkeerde inlichtingen gevolgen kan hebben voor de toelatingsvergunning in het kader van de Wtza?

Naam van degene/degenen die volledig bevoegd is/zijn om namens de instelling te handelen.

E-herkenning