Bijlage Aanvraagformulier als bedoeld in artikel 4
Inleiding
Met dit formulier kan een aanvraag voor een toelatingsvergunning op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) worden gedaan. Voor nieuwe instellingen die nog niet zijn gestart met het
(doen) verlenen van zorg, geldt dat de vragen moeten worden beantwoord met het oog
op de beoogde en voorgenomen situatie. Op de website van het CIBG kunt u meer informatie
vinden en de antwoorden op veel gestelde vragen.
Vraag 1. Heeft u een toelatingsvergunning nodig?
Niet iedere aanbieder van zorg heeft een toelatingsvergunning nodig. Eerst worden
enkele vragen gesteld om vast te stellen of u als aanbieder van zorg een toelatingsvergunning
nodig heeft. Dit is om te voorkomen dat u een aanvraag indient, terwijl u als aanbieder
geen toelatingsvergunning nodig heeft.
Vraag 1a
|
Is de aanbieder waar deze aanvraag betrekking op heeft, een instelling?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Alleen instellingen zijn vergunningplichtig
De vergunningplicht is uitsluitend gericht op instellingen. Solistisch werkende zorgverleners zijn uitgezonderd van
de vergunningplicht.
Een ‘instelling’ is:
• een rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen;
• een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg verlenen
of doen verlenen;
• een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg doet verlenen.
Hoofd- en onderaannemers
De vergunningplicht is uitsluitend gericht op instellingen die hoofdaannemer zijn en niet op onderaannemers, tenzij
de hoofdaannemer een zogenoemde ‘lege huls’ is. Een ‘lege huls’ is een instelling
die zelf geen zorg verleent, en uitsluitend zorg ‘doet’ verlenen door een of meer
onderaannemers. In het geval van een ‘lege huls’ moeten zowel de hoofdaannemer als
de onderaannemer(s) over een toelatingsvergunning beschikken als zij medisch specialistische
zorg (doen) verlenen of Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) /Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) -zorg met meer dan tien zorgverleners.
Bemiddelingsbureaus
Een bureau dat bemiddelt tussen een persoon die zorg nodig heeft en een persoon die
zorg kan verlenen en waarbij het bureau louter als taak heeft om vrager en verlener
bij elkaar te brengen, heeft geen toelatingsvergunning nodig. Het doel van dit bureau
is slechts ‘bemiddeling’; het bureau doet geen zorg verlenen, maar levert een zorgverlener.
Dit ligt anders als het bureau bijvoorbeeld met een houder van een persoonsgebonden
budget of een zorgverzekeraar een overeenkomst heeft gesloten om voor hem zorg in
natura te verlenen; dan dient het bureau onder meer te zorgen voor continuïteit bij
ziekte van de zorgverlener en maakt dit bureau, als opdrachtgever, afspraken over
de inhoud van de zorg met de zorgverlener die als zelfstandige zonder personeel voor
het bureau werkt. In dat geval is het bureau wel vergunningplichtig.
Samenwerkingsconstructies
In eerstelijnscentra werken doorgaans verschillende beroepsbeoefenaren samen. Als
zij ieder als zelfstandige beroepsbeoefenaar werkzaam zijn, een eigen praktijkruimte
hebben en geen onderlinge afspraken hoeven te maken over zorgverlening, is ieder van
hen een zorgaanbieder en is er geen sprake van een organisatorisch verband.
|
Als u ‘nee’ antwoordt, dan heeft u geen toelatingsvergunning nodig.
|
Vraag 1b
|
|
Levert de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, medisch specialistische
zorg als bedoeld in de Uitvoeringsregeling Wtza?
|
□ Ja
□ Nee
|
Levert de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, zorg als omschreven in
de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg met meer dan tien zorgverleners?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Doelgroepen vergunningplicht
De vergunningplicht richt zich op twee doelgroepen:
A. Instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen. Wat ‘medisch specialistische
zorg’ is, is opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wtza.1 Zie hierover de toelichting bij de Uitvoeringsregeling Wtza.2
B. Instellingen die zorg (doen) verlenen als omschreven bij of krachtens de Wlz of de Zvw met meer dan tien zorgverleners.
Het is voor de vergunningplicht niet van belang of de zorg ook wordt vergoed uit de
Wlz of de Zvw, het gaat om zorg ‘zoals omschreven’ in het kader van de Zvw of Wlz. Dus ook als
een instelling met meer dan tien zorgverleners zorg als omschreven in het kader van
die wetten verleent/doet verlenen die geheel door de patiënt zelf wordt betaald (bijvoorbeeld
fysiotherapiebehandelingen die niet worden vergoed uit Zvw) valt deze onder de vergunningplicht.
Niet voor aanbieders van uitsluitend Wet maatschappelijke ondersteuning 2015-zorg
of jeugdhulp
De vergunningplicht in de Wtza richt zich niet op aanbieders die uitsluitend handelingen verrichten in het kader
van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) of de Jeugdwet. Deze aanbieders hoeven niet te beschikken over een toelatingsvergunning.
Aantal zorgverleners
Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent. Bij de
drempel van tien zorgverleners wordt uitbesteding van zorg meegeteld. Als een instelling
bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal zorgverleners bij deze
onderaannemer meegeteld. Als een instelling meerdere locaties heeft, wordt het aantal
zorgverleners bij die locaties opgeteld. Gekeken wordt naar het aantal zorgverleners
dat namens de instelling zorg verleent als omschreven in het kader van de Zvw of Wlz zorg.
Een stafmedewerker, vrijwilliger of stagiaire telt in dit verband niet mee. Een natuurlijke
persoon die uitsluitend Wmo-ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent telt ook
niet mee. Er wordt gevraagd naar het aantal natuurlijke personen die zorgverlener
zijn. Het aantal FTE’s is in dit verband niet relevant. Een zorgverlener die parttime
werkt, telt dus als één zorgverlener.
|
Als u op beide vragen ‘nee’ antwoordt, dan heeft u geen toelatingsvergunning nodig.
|
1
Artikel 3 Uitvoeringsregeling Wtza.
2 Paragraaf 2.2 in de toelichting bij de Uitvoeringsregeling Wtza.
Vraag 1c
|
Behoort de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, tot één van de uitzonderingscategorieën
voor de vergunningplicht:
|
○ de instelling is een abortuskliniek met een vergunning op grond van de Wet afbreking zwangerschap. Naast het afbreken van zwangerschap verleent de instelling geen andere zorg of dienst
als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet dan het verstrekken of plaatsen van anticonceptie aansluitend op een zwangerschapsafbreking;
|
○ de instelling is als militair geneeskundige dienst onderdeel van het Ministerie
van Defensie;
|
○ de instelling is een Regionale Ambulancevoorziening;1
|
○ de instelling is een inrichting als bedoeld in de Penitentiaire Beginselenwet, een rijksinstelling als bedoeld in de Wet forensische zorg of een rijksinrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
|
○ de instelling verleent uitsluitend één of meer van de volgende vormen van zorg als omschreven in het kader van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg:
– de instelling verleent hulpmiddelenzorg;2
– de instelling verleent vervoer, niet zijnde ambulancezorg;3
– de instelling verleent een schoonmaakdienst voor de woonruimte van een cliënt;4
– de instelling levert roerende voorzieningen of mobiliteitshulpmiddelen;5
|
○ de instelling valt niet onder één van de hiervoor genoemde categorieën.
|
Uitleg
Op grond van het Uitvoeringsbesluit Wtza is een aantal categorieën zorgaanbieders uitgezonderd van de vergunningplicht. De
uitzonderingen op de categorieën worden uitgebreid toegelicht in de toelichting van
het Uitvoeringsbesluit Wtza6. Indien uw instelling valt onder één van de genoemde categorieën, dan is de instelling
uitgezonderd van de vergunningplicht.
|
1
artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen.
2
artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering.
3
artikelen 2.5, eerste lid, onderdelen e en f, 2.14 en 2.15 van het Besluit zorgverzekering en 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, en 11.1.5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet langdurige zorg.
4
artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet langdurige zorg.
5
artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, onderscheidenlijk onderdeel e, van
de Wet langdurige zorg.
6 Staatsblad 2021, 159.
Vraag 2. Identificerende gegevens
Om een toelatingsvergunning te verstrekken, moet het CIBG weten ten behoeve van welke
instelling de aanvraag wordt gedaan. Ook heeft het CIBG enkele algemene gegevens over
de instelling nodig.
Vraag 2a
|
Vul de contactgegevens van de contactpersoon voor deze aanvraag in.
|
Naam contactpersoon
|
|
Functie contactpersoon
|
|
E-mailadres contactpersoon
|
|
Telefoonnummer contactpersoon
|
|
Vraag 2b
|
|
Naam instelling
|
|
KvK-nummer
|
|
Rechtsvorm
|
|
Alle SBI-code(s) van alle hoofd- en nevenvestigingen (activiteit(en))
|
|
Postadres
|
|
Website indien aanwezig
|
|
Vraag 3. Zorgsoorten
Vraag 3
|
|
Welke zorgsoorten levert de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft (meerdere
combinaties zijn mogelijk)?
|
Eerstelijnszorg en medisch specialistische zorg
○ Ambulancevervoer
○ Audiologische zorg
○ Eerstelijns farmaceutische zorg
○ Fysiotherapie
○ Gecombineerde leefstijlinterventie1
○ Huisartsgeneeskundige zorg
○ Medisch specialistische zorg als bedoeld in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling Wtza, anders dan kaakchirurgische zorg
○ Paramedische zorg, anders dan fysiotherapie2
○ Revalidatiezorg3
○ Trombosedienst
○ Verloskundige zorg
○ Ziekenvervoer
○ Anders, namelijk:
Mondzorg
○ Kaakchirurgische zorg
○ Orthodontische zorg
○ Tandheelkundige zorg
○ Mondhygiënische zorg
○ Tandprothetiek4
○ Tandtechniek5
Geestelijke gezondheidszorg
○ Basis-GGZ6
○ Specialistische-GGZ7
○ Wlz-GGZ8
○ 24 uurs GGZ zorg9
○ Anders, namelijk:
Gehandicaptenzorg
○ Zorg met verblijf (inclusief kleinschalige wooninitiatieven)
○ Ambulante zorg
○ Dagbesteding10
○ Anders, namelijk:
Verpleging en verzorging
○ Kraamzorg
○ Wijkverpleging11
○ Verpleeg- en verzorgingshuiszorg (inclusief kleinschalige wooninitiatieven/geclusterd
wonen)
○ Anders, namelijk......
|
1 Zorg die bestaat uit een combinatie van behandelingen, gericht op gezondere voeding
en eetgewoonten, meer bewegen en eventueel psychologische behandeling om verandering
van gedrag te ondersteunen.
2 Zorg die bestaat uit de zorgsoorten ergotherapie, diëtetiek, logopedie, oefentherapie
en podotherapie. Fysiotherapie is ook onderdeel van de paramedische zorg, maar wordt
in het aanvraagformulier als aparte categorie onderscheiden.
3 Medisch specialistische revalidatiezorg en geriatrische revalidatiezorg.
4 Zorg betreffende het aanmeten en vervaardigen van protheses die uit de mond zijn
te nemen.
5 Zorg bestaande uit het maken van hulpmiddelen ter verbetering, vervanging of ondersteuning
van het gebit in opdracht van een tandarts, kaakchirurg of orthodontist.
6 Zorg die strekt tot de behandeling van lichte tot matige psychische problemen. Een
behandeling kan bestaan uit gesprekken met bijvoorbeeld een psycholoog of psychotherapeut.
Basis GGZ wordt alleen geleverd na een doorverwijzing.
7 Zorg die strekt tot de behandeling van zwaardere psychische problemen. Specialistische
zorg wordt alleen geleverd na een doorverwijzing.
8 Zorg voor mensen die hun leven lang intensieve geestelijke gezondheidszorg nodig
hebben. Het gaat om zorg voor cliënten die permanent toezicht of 24 uur per dag zorg
in de nabijheid nodig hebben. Voor deze zorg is een indicatie van het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ) nodig.
9 Zorg die een instelling levert die cliënten kan opnemen voor de behandeling van ingewikkelde
psychiatrische aandoeningen.
10 Onder dagbesteding vallen alle vormen van dagbesteding dan wel dagopvang. Het kan
dan bijvoorbeeld gaan om de dagbesteding die op een zorgboerderij wordt geboden of
andere vormen van dagbesteding bij bijvoorbeeld bedrijven zoals winkels en restaurants.
Het gaat hier niet om dagbesteding die uitsluitend wordt vergoed op grond van de Wmo 2015. Wmo-zorg is niet vergunningplichtig.
11 Het gaat hier om de verpleging en verzorging in de eigen omgeving. Het gaat hier
niet om de thuiszorg die uitsluitend wordt vergoed op grond van de Wmo 2015. Wmo-zorg is niet vergunningplichtig.
Vraag 4. Start zorgverlening
Vraag 4
|
|
Doet u deze aanvraag voor een bestaande instelling die op het moment van de aanvraag
reeds zorg verleent of doet verlenen?1
|
□ Ja
□ Nee
|
1 De aanvraag kan betrekking hebben op een nieuwe instelling die nog met zorg verlenen
moet starten, maar ook op een bestaande instelling die al zorg levert op 1 januari
2022.
Vraag 5. Namen van de leden van de algemene of dagelijkse leiding (eigenaren, maten,
vennoten en bestuurders
Vraag 5
|
Namen van de leden van de algemene of dagelijkse leiding (eigenaren, maten, vennoten
en bestuurders)
|
|
|
Vul hieronder de gegevens van alle leden van de dagelijkse of algemene leiding in.1
|
|
|
|
Lid 1 van de dagelijkse of algemene leiding
|
|
Naam:
|
|
Voorna(a)m(en):
|
|
Geboortedatum:
|
|
|
|
Lid 2 van de dagelijkse of algemene leiding:
|
|
Naam:
|
|
Voorna(a)m(en):
|
|
Geboortedatum:
|
|
|
|
Lid 3 van de dagelijkse of algemene leiding
|
|
Naam:
|
|
Voorna(a)m(en):
|
|
Geboortedatum:
|
|
1 Als er meer dan 3 leden zijn, dan dient u de gegevens van de andere leden in een
apart document bij te voegen.
Vraag 6. Gegevens over de eisen ten aanzien van de interne toezichthouder
Alle instellingen die moeten beschikken over een toelatingsvergunning, moeten ook
beschikken over een interne toezichthouder, tenzij ze van die verplichting zijn uitgezonderd.
Een interne toezichthouder staat de dagelijkse of algemene leiding met raad ter zijde
en is een belangrijke spiegel. Goed en effectief intern toezicht kan daarmee de kwaliteit
en doelmatigheid van zorg verbeteren. Ter versterking van de positie van de interne
toezichthouder, geldt een aantal eisen voor de zorgaanbieder.
De volgende vragen gaan in op deze eisen. Eerst wordt een vraag gesteld om te bezien
of de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, behoort tot één van de uitzonderingscategorieën
waarvoor de eis van een interne toezichthouder niet geldt.
Vraag 6a
|
Behoort de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, tot één van de uitzonderingscategorieën
voor de eis van een intern toezichthouder:
– de instelling is een academisch ziekenhuis;
– de instelling is aangewezen als private instelling voor de verpleging van ter beschikking
gestelden op grond van de Wet forensische zorg;
– de instelling is een particuliere inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
– de instelling is een instelling waar cliënten verblijven waarvan de zorg uitsluitend
wordt bekostigd uit een persoonsgebonden budget én waar de meerderheid van de zeggenschap
in de dagelijkse of algemene leiding van de instelling is belegd bij de cliënten die
in de instelling verblijven, hun wettelijke vertegenwoordigers of bloed- of aanverwanten
(ouderinitiatieven);
– de instelling verleent zorg (of doet zorg verlenen) met in de regel 10 of minder
zorgverleners;
– de instelling verleent zorg (of doet zorg verlenen) met in de regel 25 of minder
zorgverleners én voldoet aan beide onderstaande criteria:
• bij de instelling kunnen cliënten niet gedurende ten minste een etmaal verblijven;
en
• er is geen sprake van medisch specialistische zorg en evenmin van persoonlijke verzorging,
begeleiding of verpleging.
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
De categorieën die zijn uitgezonderd van de verplichting om een interne toezichthouder
te hebben, worden uitgebreid toegelicht in de toelichting van het Uitvoeringsbesluit Wtza.1
De drempel van 10 of 25 zorgverleners
Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent. Een stafmedewerker,
vrijwilliger of stagiaire zijn in dit verband geen zorgverlener. Een natuurlijke persoon
die uitsluitend Wmo-ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent telt ook niet
mee. Er wordt gevraagd naar het aantal natuurlijke personen die zorgverlener zijn.
Het aantal FTE’s is in dit verband niet relevant. Een zorgverlener die parttime werkt,
telt dus als één zorgverlener.
Met ‘in de regel’ wordt bedoeld dat de drempel niet wordt overschreden, indien de
overschrijding van de drempel slechts incidenteel wordt overschreden doordat tijdelijk
extra personeel wordt ingeschakeld.
Bij de drempel van tien zorgverleners wordt uitbesteding van zorg meegeteld. Als een
instelling bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal zorgverleners
bij deze onderaannemer meegeteld. Als een instelling meerdere locaties heeft, wordt
het aantal zorgverleners bij die locaties opgeteld. Gekeken wordt naar het aantal
zorgverleners dat namens de instelling zorg of een dienst verleent als omschreven
in de Wlz of Zvw.
|
Als u ‘ja’ antwoordt op deze vraag, dan zijn de eisen met betrekking tot de bestuursstructuur
niet van toepassing op de instelling waarvoor u de aanvraag doet. U hoeft de rest
van vraag 6 niet te beantwoorden.
|
1 Staatsblad 2021, 159.
Vraag 6b
|
U hoeft de vragen 6b tot en met 6e niet in te vullen indien u bij vraag 6a ‘ja’ heeft geantwoord.
|
Namen van de leden van het onafhankelijk intern toezicht
|
|
|
Vul hieronder de gegevens van alle leden van het onafhankelijk intern toezicht in.
|
|
|
|
Lid 1 van het onafhankelijk intern toezicht
|
|
Naam:
|
|
Voorna(a)m(en):
|
|
Geboortedatum:
|
|
|
|
Lid 2 van het onafhankelijk intern toezicht
|
|
Naam:
|
|
Voorna(a)m(en):
|
|
Geboortedatum:
|
|
|
|
Lid 3 van het onafhankelijk intern toezicht
|
|
Naam:
|
|
Voorna(a)m(en):
|
|
Geboortedatum:
|
|
Vraag 6c
|
|
Wordt door de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, voldaan aan de eisen
ten aanzien van het intern onafhankelijk toezicht?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
De eisen met betrekking tot de bestuursstructuur zien met name op het onafhankelijk
intern toezicht. Deze eisen zijn opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de Wtza en de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza. Indien de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe instelling, moet u deze vraag
beantwoorden voor het moment dat de instelling met zorg verlenen is gestart. Deze
eisen worden uitgebreid toegelicht in de toelichting bij de Wtza1 en de toelichting bij het Uitvoeringsbesluit Wtza2.
|
Vraag 6d
|
|
In geval van een rechtspersoon, niet zijnde een kerkgenootschap zonder statuten: is
in de statuten vastgelegd hoe de instelling voldoet aan de eisen met betrekking tot
het onafhankelijk intern toezicht?
|
□ Ja
□ Nee
|
Vraag 6e
|
|
In geval van een niet-rechtspersoon of een kerkgenootschap zonder statuten: is in
een schriftelijke regeling vastgelegd hoe de instelling voldoet aan de eisen met betrekking
tot het onafhankelijk intern toezicht?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Een instelling die moet voldoen aan artikel 3, eerste lid, Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: Wtza) en de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza legt op de volgende wijze vast hoe hij voldoet aan de in deze artikelen opgenomen
eisen:
a. een instelling die een rechtspersoon is, anders dan een kerkgenootschap zonder
statuten, legt dit in zijn statuten vast;
b. een instelling anders dan bedoeld in onderdeel a legt dit anderszins schriftelijk
vast.
|
U dient de statuten of schriftelijke regeling waarin schriftelijk is vastgelegd op
welke wijze de instelling voldoet aan de eisen met betrekking tot het onafhankelijk
intern toezicht aan te leveren bij het CIBG.
|
1 Staatsblad 2020, 180.
2 Staatsblad 2021, 159.
Vraag 7. Gegevens ten behoeve van het toetsen van de aan de vergunning verbonden voorwaarden
voor goede zorg
Alle instellingen moeten bij de zorgverlening voldoen aan de voorwaarden uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Een toelatingsvergunning wordt niet verleend als aannemelijk is dat de instelling
niet voldoet aan een aantal randvoorwaarden voor het verlenen van goede zorg. Goede
zorg is zorg die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is,
tijdig is en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. Om goede zorg te kunnen
leveren, moet worden beschikt over een organisatie die daartoe voldoende is uitgerust.
De onderstaande vragen hebben daarop betrekking.
Vraag 7a
|
|
Beschikt de instelling over zodanige personele middelen, zowel kwantitatief als kwalitatief,
dat dit redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
De instelling die de aanvraag doet, moet zorgen voor een goede organisatie, onder
meer door zich te verdiepen in de vraag welke personele middelen, zowel kwantitatief
als kwalitatief, de organisatie nodig heeft.
Met personele middelen worden niet alleen de personen die in dienst zijn van de zorgaanbieder
bedoeld, maar ook personen die, bijvoorbeeld op basis van een toelatingscontract of
een opdracht, voor een zorgaanbieder werken; te denken valt aan specialisten in een
ziekenhuis of zzp’ers in de langdurige zorg.
|
Vraag 7b
|
|
Beschikt de instelling over zodanige materiële middelen, zowel kwantitatief als kwalitatief,
dat dit redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
De instelling die de aanvraag doet, is ook verantwoordelijk voor de geschiktheid van
de materiële middelen die bij de zorg worden gebruikt. Het gaat hierbij ook om de
materiële middelen die door een onderaannemer worden gebruikt.
|
Vraag 7c
|
|
Heeft de instelling zorggedragen voor een zodanige toedeling van verantwoordelijkheden,
bevoegdheden alsmede afstemmings- en verantwoordingsplichten dat dit redelijkerwijs
moet leiden tot het verlenen van goede zorg?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Bij het goed organiseren van de zorgverlening behoort de instelling aandacht te besteden
aan de onderlinge afstemming tussen de verschillende beroepsbeoefenaren die betrokken
zijn bij de zorgverlening aan één cliënt. Indien de cliënt, zoals vaak het geval is,
te maken heeft met meerdere personen die hem, gelijktijdig of achtereenvolgens, zorg
verlenen, ligt het voor de hand dat de betrokken personen hun werkzaamheden op elkaar
afstemmen en daarover afspraken maken. Dat wil zeggen dat zij aandacht hebben voor
de aansluiting van het eigen werk op dat van andere zorgverleners en letten op de
eventuele risico’s die voor de zorgverlening en de samenwerking een bedreiging vormen.
De beroepsbeoefenaren informeren elkaar daarbij, stemmen hun aanpak onderling af,
overleggen waar nodig over het verlenen van de zorg en geven aandacht aan nazorg.
De «Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg» van diverse
veldpartijen kan zeer behulpzaam zijn bij de invulling van de verplichting met betrekking
tot afstemming in de praktijk.
Om zijn verantwoordelijkheid voor goede zorg te kunnen waarmaken, dient de instelling
de zorgverlening ook zo te organiseren, dat de personen die de zorg daadwerkelijk
verlenen, verantwoording afleggen aan de algemene of dagelijkse leiding van de instelling.
Daarbij is het niet relevant of deze personen in loondienst zijn van de instelling
of op een andere manier worden ingeschakeld. Als zorgprofessionals weten van (dreigende)
misstanden met risico’s voor de patiëntenzorg, moeten de leden van de algemene of
dagelijkse leiding van de instelling daar kennis van hebben. Het behoort tot de taak
van de instelling, de organisatie zó op te zetten en de in de instelling werkzame
personen zó te instrueren, dan wel zodanige afspraken met hen te maken, dat wordt
voldaan aan deze eis.
|
Vraag 7d
|
|
Moet de instelling tot het redelijkerwijs kunnen verlenen van goede zorg, beschikken
over bouwkundige voorzieningen?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Als een instelling uitsluitend zorg verleent bij cliënten thuis, hoeft een instelling
niet te beschikken over bouwkundige voorzieningen voor het kunnen verlenen van die
zorg.
|
Vraag 7e
|
|
U hoeft deze vraag alleen te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 7d.
|
|
Heeft de instelling goede bouwkundige voorzieningen die redelijkerwijs moeten leiden
tot het verlenen van goede zorg?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
De kwaliteit en de geschiktheid van het gebouw waar de zorg wordt verleend, valt onder
de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Zo dient bijvoorbeeld de klimaatbeheersing
in een kamer van een patiënt op orde te zijn, indien de gezondheidsproblemen van een
patiënt dit met zich brengt.
|
Vraag 7f
|
|
Draagt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, zorg voor een systematische
bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Een instelling moet zorg dragen voor systematische bewaking, beheersing en verbetering
van de kwaliteit van zorg. Dit betekent een cyclisch proces van bewaking, beheersing
en verbetering van de kwaliteit van de zorg. Dit brengt met zich dat beleid dat wordt
uitgevoerd steeds wordt geëvalueerd, indien nodig aanpast of bijgesteld en weer uitgevoerd.
Het hoort bij het goed organiseren van werkzaamheden om stelselmatig na te gaan of
de gekozen inzet van mensen en middelen leidt tot goede zorg. De uitwerking zal afhankelijk
zijn van de aard en de omvang van de zorgverlening. Van een ziekenhuis mag een omvangrijker
kwaliteitssysteem worden verwacht dan van bijvoorbeeld een kleine praktijk met twee
zorgverleners.
|
Vraag 7g
|
|
Heeft de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een interne schriftelijke
procedure, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen en
incidenten?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg
Voor een goed werkend kwaliteitssysteem zijn gegevens over de verleende zorg, waaronder
ook de meldingen van incidenten of bijna-incidenten van groot belang. Daarom moet
er een interne schriftelijke procedure zijn waarin wordt aangegeven hoe met signalen
en incidenten wordt omgegaan. De bedoeling achter het registreren van incidenten is
dat van incidenten wordt geleerd, zodat de kans op herhaling in de toekomst wordt
verkleind.
Wat is een incident?
Een incident in de zorg is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking
heeft op de kwaliteit van zorg, en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden
tot schade bij de cliënt. Voorbeeld is een zorgverlener die medicatie aan een patiënt
heeft gegeven die voor een andere patiënt was bestemd.
Eisen aan de procedure
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) stelt als eis aan de procedure dat hij zodanig is, dat zij er redelijkerwijs
aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk bescherming kan worden geboden of maatregelen
kunnen worden genomen en waarborgt dat van de persoonsgegevens geen kennis kan worden
genomen door anderen dan de functionaris of functionarissen, die met de behandeling
van signalen of incidenten zijn belast.
|
Vraag 8. Gegevens ten behoeve van het toetsen van de aan de vergunning verbonden voorwaarden
voor rechtmatig declareren en een transparante financiële bedrijfsvoering
Een toelatingsvergunning wordt niet verleend, als aannemelijk is dat de instelling
niet op de juiste wijze zal declareren of aannemelijk is dat niet voldaan zal worden
aan de eisen van een transparante financiële bedrijfsvoering. De volgende vragen worden
gesteld in verband met deze weigeringsgronden. Hierbij worden vragen gesteld om te
bezien of uw instelling moet voldoen aan de eisen met betrekking tot het declareren
(vraag 8a) en aan de eisen met betrekking tot de transparante financiële bedrijfsvoering
(vraag 8f).
Vraag 8a
|
|
Verleent de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, uitsluitend één of meer categorieën van de hierna te noemen zorg:
– zorg, gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg;
– zorg, gesubsidieerd vanuit het Ministerie van VWS of het Zorginstituut;
– zorg, verleend op grond van artikel 70a van de Zorgverzekeringswet (zijnde anonieme e-mental health en anonieme zorg aan bedreigde cliënten);
– zorg, voor zover hiervoor geen tarief- en prestatieregulering van de Nederlandse
Zorgautoriteit geldt.
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Als een instelling ook andere soorten zorg verleent, dan de zorgsoorten die bij vraag
8a worden genoemd, moet wel worden voldaan aan artikel 35 Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg). Dat is bijvoorbeeld ook het geval als de instelling op grond van de
Wet langdurige zorg naast zorg gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget, zorg in natura verleent.
|
Vraag 8b
|
|
U hoeft de vragen 8b tot en met 8e niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8a.
|
|
Is de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, bekend met de tarief- en
prestatieregulering van de Nederlandse Zorgautoriteit voor de zorg die u verleent?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
De tarieven en prestaties in de zorg zijn voor een belangrijk deel gereguleerd. De
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt de tarieven en de bijbehorende prestatiebeschrijvingen
vast die kunnen worden gedeclareerd. De NZa stelt niet voor alle soorten van zorg
tarieven vast. De NZa stelt tarieven en prestatiebeschrijvingen vast voor zorg die
wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg, en delen van het aanvullend pakket. Of er tarieven van toepassing zijn op de zorg
die de instelling (doet) verlenen, en zo ja welke, is te vinden op de website van
de NZa: www.nza.nl.
|
Vraag 8c
|
|
Beschikt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, bij de zorgverlening
over een administratie waarin de patiëntgegevens en de aan de patiënt geleverde zorg
worden vastgelegd?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Om juist, tijdig en volledig te kunnen declareren is het noodzakelijk om een administratie
te voeren waarin is vastgelegd welke en hoeveel zorg aan welke patiënt is geleverd
en wanneer die zorg is geleverd.
|
Vraag 8d
|
|
Wordt door de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, software gebruikt
voor het indienen van declaraties?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Er zijn meerdere softwarepakketten beschikbaar die kunnen ondersteunen bij het indienen
van declaraties. Leidend is dat de software het registratie- en declaratieproces ondersteunt
op een wijze waardoor onder meer de ingediende declaraties te allen tijde zijn te
herleiden naar patiënt en geleverde prestatie(s). Software ondersteunt deze controles.
Of en welke software wordt gebruikt is een keuze van de instelling.
|
Vraag 8e
|
|
Beschikt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, over interne controles
om ervoor te zorgen dat risico’s op onrechtmatig declareren worden beheerst?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Interne controles dragen bij aan een ordentelijke, beheersbare en rechtmatige bedrijfsvoering.
Bij interne controles gaat het er om dat de instelling intern duidelijke afspraken
heeft over de wijze waarop declaraties worden gecontroleerd en wie daarbij welke verantwoordelijkheid
heeft. Interne controles kunnen op verschillende manieren worden vormgegeven. Bijvoorbeeld
door middel van het instellen van een onafhankelijke auditfunctionaris of interne
controleafdeling.
|
Vraag 8f
|
|
Verleent de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, uitsluitend één of meer categorieën van de volgende zorg / diensten:
– zorg of dienst die niet wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet;
– zorg of dienst die niet behoort tot het verzekerde pakket van de Wet langdurige zorg;
– zorg of dienst die niet wordt gesubsidieerd vanuit het Ministerie van VWS.
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Als een instelling uitsluitend zorg verleent als opgesomd in vraag 8f, dan hoeft de
instelling niet te voldoen aan artikel 40a Wmg. Ook de zorg die wordt gefinancierd uit een persoonsgebonden budget (pgb) valt onder
artikel 40a Wmg.
|
Vraag 8g
|
|
U hoeft de vragen 8g tot en met 8i niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8f.
|
|
Beschikt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, over een schriftelijke
regeling waarin een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering is opgenomen die aansluit op de dagelijkse
praktijk van deze instelling?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
De instelling moet ingevolge artikel 40a, eerste lid, Wmg zorg dragen voor een eenduidige verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
ten aanzien van de bedrijfsvoering en legt deze goed vast. Deze verdeling dient alle
niveaus en onderdelen van de instelling te omvatten. Er dient een eenduidige verdeling
van taken te zijn tussen intern uitvoerende en toezicht- of toetsingsfuncties.
|
Vraag 8h
|
|
Worden binnen de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, in financiële
zin activiteiten op het gebied van de zorgverlening op navolgbare en controleerbare
wijze onderscheiden van andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Bij de instelling moeten ingevolge artikel 40a, tweede lid, Wmg in financiële zin de activiteiten op het gebied van zorgverlening worden onderscheiden
van andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. Te denken valt aan winkels binnen
het gebouw van de instelling, maaltijdverzorging voor derden, parkeergarages bij de
instelling of een zorgboerderij die agrarische activiteiten scheidt van zorgverlening.
|
Vraag 8i
|
|
Zijn de ontvangsten, betalingen en de aangetrokken financiële derivaten in de financiële
administratie van de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, traceerbaar
naar bron en bestemming en is duidelijk wie op welk moment welke verplichtingen voor
of namens de instelling, is aangegaan?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
De administratie van een instelling moet ingevolge artikel 40a, vierde lid, Wmg zodanig zijn ingericht dat ontvangsten en betalingen duidelijk traceerbaar zijn naar
bron en bestemming, en duidelijk moet zijn wie op welk moment welke verplichtingen
is aangegaan voor de instelling.
|
Vraag 9. Gegevens ten behoeve van het toetsen van het hebben van een cliëntenraad
Een deel van de instellingen die een vergunning aanvraagt moet op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (hierna: Wmcz 2018) beschikken over een cliëntenraad. De cliëntenraad behartigt de
belangen van de cliënten in de breedste zin van het woord.
Vraag 9a
|
|
Is één van de volgende situaties van toepassing op de instelling waar deze aanvraag
betrekking op heeft:
– de instelling is op grond van artikel 2 van het Besluit Wmcz 2018 uitgesloten van de toepassing van de Wmcz 2018;1
– de instelling verleent Wkkgz-zorg met in de regel 10 of minder natuurlijke personen;
– de instelling verleent Wkkgz-zorg met in de regel 25 of minder natuurlijke personen
én voldoet aan beide onderstaande criteria:
• bij de instelling kunnen cliënten niet gedurende ten minste een etmaal verblijven,
én
• de instelling verleent géén zorg door medische specialisten en evenmin persoonlijke
verzorging, begeleiding of verpleging.
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Indien het antwoord op deze vraag ja is, bent u wettelijk niet verplicht om een cliëntenraad
in te stellen. Dat laat onverlet dat de instelling wel vrijwillig een cliëntenraad
kan instellen. Hierna worden enkele begrippen nader toegelicht die in de vraag zijn
gebruikt.
Wkkgz-zorg
Als u beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, dan verleent u in principe Wkkgz-zorg.2 Als u twijfelt of u Wkkgz-zorg verleent, dan kunt u de brochure ‘Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg; Val ik onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg?’ raadplegen.
Zorg verlenen door natuurlijke personen
Bij de vraag hoeveel natuurlijke personen zorg verlenen, moet worden gekeken naar
hoeveel mensen beroepsmatig zorg verlenen. Een vrijwilliger of stagiaire die zorg
verleent, telt ook mee. Ook als een instelling een persoon inhuurt die zorg verleent,
telt die persoon mee. Een natuurlijke persoon die uitsluitend Wmo-ondersteuning of
uitsluitend jeugdhulp verleent telt niet mee.
Er wordt gevraagd naar het aantal natuurlijke personen die zorg verlenen. Het aantal
FTE’s is in dit verband niet relevant. Een zorgverlener die parttime werkt, telt dus
als één zorgverlener.
Met ‘in de regel’ wordt bedoeld dat de drempel niet wordt overschreden, indien de
overschrijding van de drempel slechts incidenteel wordt overschreden doordat tijdelijk
extra personeel wordt ingeschakeld.
|
1 Ingevolge artikel 2 van het Besluit Wmcz 2018 is de Wmcz 2018 niet van toepassing op de volgende instellingen:
-
a. instellingen die onderdeel zijn van de militair geneeskundige dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Militaire Ambtenarenwet 1931, en geen zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet;
-
b. inrichtingen als bedoeld in de Penitentiaire beginselenwet, instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in de
Wet forensische zorg en justitiële jeugdinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
-
c. gemeentelijke gezondheidsdiensten als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid, voor zover zij geen ambulancezorg leveren als bedoeld in artikel 5 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen alsmede gemeenten die zelf jeugdgezondheidszorg of ouderengezondheidszorg op grond
van de Wet publieke gezondheid verlenen;
-
d. instellingen waar cliënten verblijven waarvan de zorg uitsluitend wordt bekostigd
uit een persoonsgebonden budget, indien de meerderheid van de zeggenschap in het bestuur
van die instelling is belegd bij de cliënten die in die instelling verblijven of hun
wettelijke vertegenwoordigers of bloed- of aanverwanten;
-
e. instellingen die uitsluitend de volgende zorg verlenen:
-
1° afnemen van bloed ten behoeve van onderzoek en het verrichten van onderzoek van bloed,
weefsel of andere lichaamsstoffen;
-
2° uitvoeren van zwangerschapsecho’s
-
3° doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het bevolkingsonderzoek;
-
4° verrichten van medische keuringen voor andere doeleinden dan het nemen van een beslissing
over de vraag of, en zo ja welke, zorg moet worden verleend;
-
5° terhandstelling van geneesmiddelen alsmede advies en begeleiding ten behoeve van medicatiebeoordeling
en verantwoord gebruik van geneesmiddelen;
-
6° telefonische of digitale hulpverlening;
-
7° verlenen van eerste hulp bij ongelukken tijdens evenementen;
-
8° verlenen van zorg door optometristen, orthoptisten of audiciens;
-
9° vervoer van een cliënt als bedoeld in de artikelen 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, en 11.1.5 van de Wet langdurige zorg, anders dan ambulancezorg als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;
-
10° schoonhouden van de woonruimte van een cliënt;
-
11° verstrekken van eten en drinken;
-
12° verstrekken van kleding verband houdende met het karakter en de doelstelling van de
instelling; of
-
13° leveren van roerende voorzieningen of mobiliteitshulpmiddelen als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, onderscheidenlijk onderdeel e, van
de Wet langdurige zorg.
2 Wkkgz-zorg is namelijk zorg of een dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet alsmede ‘andere zorg’. Onder ‘andere zorg’ worden verstaan: handelingen op het gebied
van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg met een ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt.
Een voorbeeld van laatstgenoemde handelingen is cosmetische zorg. Denk hierbij aan
het doen van fillerbehandelingen. Voor de vraag of bepaalde zorg Wkkgz-zorg is, is
de manier waarop de zorg wordt vergoed dus niet van belang. Dus ook als een instelling
met meer dan tien zorgverleners zorg verleent die geheel door de patiënt zelf wordt
betaald, valt deze onder de reikwijdte van de Wkkgz – en daarmee onder de reikwijdte van de Wmcz 2018 – als de instelling zorg of een dienst verleent die bijvoorbeeld is omschreven in
de Wet langdurige zorg.
Vraag 9b
|
|
U hoeft de vragen 9b tot en met 9d niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 9a.
|
|
Heeft de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een cliëntenraad?
|
□ Ja
□ Nee
|
Vraag 9c
|
|
Waarom beschikt de instelling waarvoor u deze aanvraag doet, niet over een cliëntenraad?
|
|
Vraag 9d
|
|
Heeft de instelling, waar deze aanvraag betrekking op heeft, het voornemen om op korte
termijn, dat wil zeggen op het moment dat de zorgverlening start, een cliëntenraad
in te stellen?
|
□ Ja
□ Nee
|
Vraag 10. Signaalvragen
In het voorgaande zijn vragen gesteld die er primair op waren gericht om te bezien
of sprake is van een specifieke weigeringsgrond als bedoeld in artikel 5, tweede lid, Wtza. Hierna volgen enkele vragen om te bezien of er een breder signaal is dat een weigeringsgrond
in het geding kan zijn.
Vraag 10a
|
|
Is er minimaal één lid van de dagelijkse of algemene leiding die bestuurlijke ervaring
heeft?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Met bestuurlijke ervaring wordt bedoeld dat minimaal één lid van de dagelijkse of
algemene leiding ervaring heeft in het besturen of leiden van een organisatie. Dat
kan als lid van het bestuur zijn, maar bijvoorbeeld ook als eigenaar van een organisatie,
maat of vennoot. De ervaring hoeft geen betrekking te hebben op het leiden van een
zorginstelling.
|
Vraag 10b
|
|
Is er minimaal één lid van de dagelijkse of algemene leiding die ervaring heeft in
de zorg of aanverwante sectoren?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Met ervaring in de zorg wordt bedoeld ervaring in het werken in de zorg. Dat kan als
leidinggevende zijn, maar ook als zorgverlener. De ervaring kan ook zijn opgedaan
in de jeugdhulp of in het kader van maatschappelijke ondersteuning.
|
Vraag 10c
|
|
Maakt de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, onderdeel uit van een
groep?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch
zijn verbonden. Voorbeeld is een groep waarbij de zorgverlening, het beheer van het
vastgoed en de facilitaire ondersteuning in verschillende dochtervennootschappen zijn
ondergebracht, met daarboven een holdingmaatschappij.
|
Als u ‘ja’ antwoordt, dan dient u een document bij uw aanvraag te voegen waarop de
structuur van de groep is weergegeven en is aangegeven hoe de zorg is georganiseerd,
wie waarvoor verantwoordelijk is, met een uitleg waarom voor deze structuur is gekozen.
|
Vraag 10d
|
|
Verlenen onderaannemers meer dan 75% van de zorg die de instelling waar deze aanvraag
betrekking op heeft, verleent?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Onderaannemer
Bij onderaannemers kan het zowel gaan om zzp’ers gaan als om andere instellingen die
binnen de instelling die de vergunning aanvraagt, een deel van de zorg verleent. De
instelling die de vergunning aanvraagt, moet met de onderaannemer(s) schriftelijke
afspraken maken over de wijze waarop de onderaannemer zich bij de zorgverlening laat
leiden door de op de instelling rustende wettelijke verplichtingen en de regels die
de instelling heeft vastgesteld omtrent de zorgverlening.
|
Vraag 10e
|
|
Is een lid van de algemene of dagelijkse leiding de afgelopen vijf jaar als lid van
de algemene of dagelijkse leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een onderneming
die uitstel van betaling heeft gehad of in staat van faillissement is verklaard?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Bij deze vraag gaat het erom of de hier genoemde personen eerder betrokken zijn geweest
bij uitstel van betaling of faillissement van een onderneming gedurende de afgelopen
vijf jaar. Dit kan ook gaan om uitstel van betaling of een faillissement van een onderneming,
die geen zorginstelling is. Dat een lid van de algemene of dagelijkse leiding betrokken
is geweest bij een dergelijk feit, behelst niet alleen betrokkenheid als bestuurder,
maar behelst ook betrokkenheid als lid van het onafhankelijk intern toezicht. Deze
vraag moet dus ook met ‘ja’ beantwoord worden als een lid van de algemene of dagelijkse
leiding gedurende de afgelopen vijf jaar als onafhankelijke interne toezichthouder
betrokken is geweest bij uitstel van betaling of faillissement van een onderneming.
|
U hoeft de vragen 10f en 10g niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 6a.
|
Vraag 10f
|
|
Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een last onder dwangsom
opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 3 van de Wtza bepaalde?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Het gaat hier om een opgelegde last onder dwangsom voor overtreding van artikel 3 van de Wtza of de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza, die gaan over de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht.
|
Vraag 10g
|
|
Is één van de leden van de dagelijkse of algemene leiding of één van de leden van
het intern toezicht in de afgelopen vijf jaar als lid van de dagelijkse of algemene
leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een instelling ten aanzien waarvan
een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 3 van de Wtza bepaalde?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Het gaat hier om een opgelegde last onder dwangsom voor overtreding van artikel 3 van de Wtza of de artikelen 6 tot en met 9 van het Uitvoeringsbesluit Wtza, die gaan over de eisen met betrekking tot het onafhankelijk intern toezicht.
|
Vraag 10i
|
|
U hoeft vraag 10i niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8a.
|
Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft een aanwijzing gegeven
of een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke
sanctie opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 35 van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde?
|
□ Ja
□ Nee
|
Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding in de afgelopen vijf jaar als lid
van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een
instelling ten aanzien waarvan een aanwijzing is gegeven of een last onder bestuursdwang,
last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens
overtreding van het bij of krachtens artikel 35 van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde?
|
□ Ja
□ Nee
|
Vraag 10j
|
|
U hoeft de vragen 10j en 10k niet te beantwoorden als u ‘ja’ heeft geantwoord bij vraag 8f.
|
Is aan de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, een aanwijzing gegeven
of een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke
sanctie opgelegd wegens overtreding van het bij of krachtens artikel 40a van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde? 1
|
□ Ja
□ Nee
|
Vraag 10k
|
|
Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding in de afgelopen vijf jaar als lid
van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een
instelling ten aanzien waarvan een aanwijzing is gegeven of een last onder bestuursdwang,
last onder dwangsom, bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens
overtreding van het bij of krachtens artikel 40a van de Wet markordening gezondheidszorg bepaalde?
|
□ Ja
□ Nee
|
|
|
Vraag 10l
|
|
Is de instelling waar deze aanvraag betrekking op heeft, in de afgelopen vijf jaar
onderworpen geweest aan een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot valsheid
in geschrifte, vermogensdelicten of overtreding van de Opiumwet?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Bij deze vraag is het van belang dat inzicht wordt gegeven in een mogelijk strafrechtelijk
verleden van de instelling waarvoor de aanvraag is ingediend.
Het gaat bij deze vraag over een mogelijk tegen de instelling ingesteld strafrechtelijk
onderzoek, in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag. De uitkomsten
van dit strafrechtelijke onderzoek, zoals een sepot of een veroordeling, zijn bij
de beantwoording van deze vraag niet van belang, u dient enkel aan te geven of een
strafrechtelijk onderzoek plaats heeft gevonden.
U dient deze vraag met ‘ja’ te beantwoorden als sprake is of is geweest van een strafrechtelijk
onderzoek vanwege het mogelijk plegen van een of meerdere van de volgende feiten:
* Valsheid in geschrifte: hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om valsheid in geschrifte met zorgdeclaraties of
anderszins.
* Vermogensdelicten: bij vermogensdelicten gaat hem om strafbare feiten als diefstal en heling, maar ook
om het plegen van een overval of zogenaamde ramkraak, afpersing, oplichting en verduistering,
het witwassen van crimineel verkregen vermogen, fraude, of fiscale delicten.
* Opiumwetdelicten: bij Opiumwetdelicten kan worden gedacht aan het voorhanden hebben, het produceren,
verhandelen en/of in- en uitvoeren van softdrugs en/of harddrugs.
|
Vraag 10m
|
|
Is een lid van de dagelijkse of algemene leiding in de afgelopen vijf jaar als lid
van de dagelijkse of algemene leiding of toezichthouder betrokken geweest bij een
strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot valsheid in geschrifte, vermogensdelicten,
overtreding van de Opiumwet, geweldsdelicten of levensdelicten?
|
□ Ja
□ Nee
|
Uitleg:
Bij de vraag of een lid van de algemene of dagelijkse leiding de afgelopen vijf jaar
onderworpen is geweest aan een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot de hier
genoemde delicten, maakt het niet uit of dat strafrechtelijk onderzoek betrekking
had op de persoon die op dat moment als privépersoon optrad of in de uitoefening van
zijn functie van dat moment. De uitkomsten van dit strafrechtelijke onderzoek, zoals
een sepot of een veroordeling, zijn bij de beantwoording van deze vraag niet van belang,
u dient enkel aan te geven of een strafrechtelijk onderzoek plaats heeft gevonden.
U dient deze vraag met ‘ja’ te beantwoorden als sprake is of is geweest van een strafrechtelijk
onderzoek vanwege het mogelijk plegen van een of meerdere van de volgende feiten:
* Geweldsdelicten: een geweldsdelict is een strafbaar feit waarbij geweld is gebruikt tegen personen,
dieren of zaken. U kunt daarbij denken aan brandstichting, vernieling, (zware) mishandeling
of openlijke geweldpleging.
* Levensdelicten: onder een levensdelict wordt een misdrijf verstaan dat de dood van een andere persoon
tot gevolg heeft, bestaande uit moord of doodslag.
Voor een omschrijving van de strafbare feiten die worden verstaan onder ‘vermogensdelicten’,
‘valsheid in geschrifte’ en ‘overtredingen van de Opiumwet’, wordt u verwezen naar de toelichting die is gegeven bij vraag 10l.
|
1
Artikel 40a luidt als volgt:
-
1. De zorgaanbieder draagt zorg voor een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden
en verantwoordelijkheden met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering en legt
die verdeling schriftelijk vast.
-
2. De zorgaanbieder onderscheidt in ieder geval in financiële zin zijn activiteiten op
het gebied van de zorgverlening van zijn andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
-
3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke financiële derivaten een zorgaanbieder
voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden kan aantrekken.
-
4. In de financiële administratie van de zorgaanbieder zijn ontvangsten, betalingen en
de aangetrokken financiële derivaten traceerbaar naar bron en bestemming en is duidelijk
wie op welk moment welke verplichtingen voor of namens de zorgaanbieder is aangegaan.
-
5. Het eerste, tweede en vierde lid zijn tevens van toepassing op een geen rechtspersoonlijkheid
bezittend organisatorisch verband van zorgaanbieders.
Vraag 11. Bestuursverklaring
Verklaart u dat u:
– bevoegd bent om namens de organisatie te tekenen en;
– de gevraagde gegevens naar waarheid hebt ingevuld en;
– zich er bewust van bent dat het verstrekken van verkeerde inlichtingen gevolgen
kan hebben voor de toelatingsvergunning in het kader van de Wtza?
|
Naam van degene/degenen die volledig bevoegd is/zijn om namens de instelling te handelen.
|
E-herkenning
|