Artikel 1. Begripsbepaling
-
2 Onder omzet wordt in deze regeling verstaan de netto-omzet zoals gedefinieerd in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gecorrigeerd voor de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden
projecten en bepaald op basis van grondslagen en detailtoepassingen die consistent
zijn met de grondslagen en detailtoepassingen zoals deze door de werkgever zijn gehanteerd
in de laatste voor 1 juli 2021 vastgestelde jaarrekening, mits deze conform de wet-
en regelgeving is opgesteld. Voor natuurlijke personen is dit de omzetbepaling die
de basis is geweest voor de laatst vastgestelde aangifte voor de Wet inkomstenbelasting 2001, mits deze conform de wet- en regelgeving is opgesteld. Alle baten die voortkomen
uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie, ook als deze gewoonlijk
met een andere term dan omzet worden aangeduid, vallen onder omzet in de zin van deze
regeling. Onder omzet wordt in deze regeling niet verstaan de subsidie die de werkgever
ontvangt op grond van de Eerste, Tweede en Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid, alsmede op grond van deze regeling en subsidie die de werkgever over de omzetperiode
ontvangt van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ter tegemoetkoming
in de vaste lasten in verband met de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding
van COVID-19.
Artikel 2. Inleidende bepaling
Artikel 3. Doel van de subsidie
Het doel van deze regeling is om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de
loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20%,
gedurende een periode van drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid
door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico
kunnen worden gerekend, voor zover geen winst of bonussen worden uitgekeerd of eigen
aandelen worden aangekocht, zodat werkgevers zoveel mogelijk werknemers in dienst
kunnen houden en werkgevers zich samen met de werknemers kunnen voorbereiden op en
aanpassen aan de nieuwe economische situatie.
Artikel 4. Voorwaarden voor subsidieverlening
-
1 De Minister kan aan een werkgever, die gedurende een aaneengesloten periode van drie
kalendermaanden in de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 november 2021 verwacht
te worden geconfronteerd met een daling van de omzet van ten minste 20%, per loonheffingennummer
een subsidie verlenen over de loonsom in de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 september
2021.
-
2 Als aan een werkgever subsidie op grond van de vijfde tranche is verleend, dan sluit
de omzetperiode aan op de omzetperiode zoals die voor de vijfde tranche is gehanteerd,
tenzij de werkgever voor 1 juli 2021 verzocht heeft de beschikking tot subsidieverlening
op grond van de vijfde tranche in te trekken.
-
2 De referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, is de omzet over het kalenderjaar
2019, gedeeld door vier.
-
3 Als de werkgever de bedrijfsuitoefening na 1 januari 2019 is aangevangen, dan is de
referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, de omzet over de periode vanaf de eerste
volledige kalendermaand vanaf de aanvang van de bedrijfsuitoefening tot en met 29 februari
2020, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen,
vermenigvuldigd met drie.
-
4 Als de werkgever na 1 januari 2019 een economische eenheid heeft overgenomen in de
zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek, dan wordt de referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, berekend door de omzet
over de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de overgang tot en met
29 februari 2020, te delen door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking
wordt genomen, en te vermenigvuldigen met drie. Dit lid wordt toegepast, indien de
werkgever daar bij de subsidieaanvraag om verzoekt.
-
5 Als een werkgever in de periode van 2 januari 2019 tot en met 1 februari 2020 een
onderdeel of activiteit heeft afgestoten, dan is de referentie-omzet, bedoeld in het
eerste lid, de omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de afstoting van
het onderdeel of de activiteit tot en met 29 februari 2020, gedeeld door het aantal
maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met drie. Als
in de periode van 2 januari 2019 tot en met 1 februari 2020 meerdere onderdelen of
activiteiten zijn afgestoten, wordt gerekend vanaf de eerste volledige kalendermaand
vanaf de afstoting van het laatste onderdeel of de laatste activiteit.
-
7 Indien de rechtspersoon of vennootschap onderdeel is van een groep als bedoeld in
artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, in afwijking van het zesde lid, uitgegaan van de omzetdaling van de groep
zoals deze op 1 juli 2021 bestond. Indien de rechtspersoon een dochtermaatschappij
is van een ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden de dochtermaatschappij en de rechtspersoon voor de werking van deze regeling
behandeld als waren zij een groep. Voor de bepaling van de omzetdaling als bedoeld
in de eerste zin worden de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen in aanmerking
genomen, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland.
-
8 Subsidies en baten die betrekking hebben op een langere periode dan de omzetperiode
en de periode, bedoeld in het tweede lid, worden naar rato aan de betreffende perioden
toegerekend voor de bepaling van de omzetdaling, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 7. Afwijking van bepalen omzetdaling op niveau concern of groep
-
1 In afwijking van artikel 6, zevende lid, kan aan de werkgever die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in dat lid, en
die daar bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie om verzoekt, subsidie worden
verstrekt waarbij de omzetdaling wordt bepaald op basis van de omzetdaling van die
rechtspersoon of vennootschap afzonderlijk, indien aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
-
a. de rechtspersoon of vennootschap heeft geen bedrijfsmatige activiteiten die voor meer
dan de helft bestaan uit het binnen de groep ter beschikking stellen van arbeidskrachten;
-
b. de werkgever handelt in overeenstemming met een van dagtekening voorziene overeenkomst
over werkbehoud, die door hem voorafgaand aan de aanvraag van de vaststelling van
de subsidie wordt aangegaan met ten minste één belanghebbende vereniging van werknemers,
bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, en bij gebreke daarvan, of indien de werkmaatschappij minder dan 20 werknemers heeft,
een andere vertegenwoordiging van werknemers, inhoudende de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging
of de vergadering als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden;
-
c. de andere rechtspersonen of vennootschappen binnen een groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, voeren geen opdrachten of projecten uit die ten koste kunnen gaan van de rechtspersoon
of vennootschap waarvoor de omzetdaling met toepassing van dit artikel wordt bepaald;
en
-
d. de omzetdaling van de groep, bedoeld in artikel 6, zevende lid, bedraagt in de omzetperiode minder dan 20%.
-
2 Indien en voor zover werknemers van de rechtspersoon of vennootschap, waarvan de omzet
met toepassing van het eerste lid wordt vastgesteld, in de omzetperiode werkzaamheden
verrichten bij een andere rechtspersoon of vennootschap, wordt de omzet van de rechtspersoon
of vennootschap naar boven bijgesteld. Voor de berekening van de verhoging wordt de
omzet over 2019 afgezet tegen de loonkosten over 2019. Deze verdeling wordt toegepast
op de loonkosten zoals deze zijn ingezet bij de andere rechtspersoon of vennootschap
en toegerekend aan de omzet over de omzetperiode.
-
5 Indien in strijd wordt gehandeld met het eerste lid, onderdeel c, of het tweede lid,
wordt voor de toepassing van dit artikel de omzet bijgesteld naar de situatie waarin
niet in strijd met die artikelen zou zijn gehandeld.
Artikel 8. Hoogte van de subsidie
-
1 De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:
A x B x 3 x 1,4 x 0,85
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling, met dien verstande dat A ten hoogste 0,8
bedraagt;
B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor
de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde
of vierde lid, met dien verstande dat:
-
a. de uitbetaling van vakantiebijslag in het gehanteerde aangiftetijdvak niet wordt meegenomen
bij de vaststelling van de loonsom, met uitzondering van de uitbetaling van vakantiebijslag
door de werkgever die geen vakantiebijslag voor de werknemer reserveert, als bedoeld
in artikel 5, derde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen;
-
b. de loonsom wordt vermenigvuldigd met 0,926, indien de werkgever geen vakantiebijslag
voor de werknemer reserveert, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen;
-
c. de loonsom wordt verminderd met een extra periode salaris dat naast het reguliere
loon en vakantiebijslag wordt uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede of
derde lid; en
-
d. het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan tweemaal het
maximale dagloon, bedoeld in artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen, maal 21,75, berekend na toepassing van de onderdelen a tot en met c.
-
2 Voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand
februari 2021. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan
van het loon over het tweede aangiftetijdvak van het jaar 2021, waarbij de loonsom
in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
-
4 Indien de loonsom als bedoeld onder de letter C meer dan 10%, naar beneden afgerond,
lager is dan driemaal de loonsom als bedoeld in het eerste lid, onder de letter B,
wordt de subsidie verlaagd met:
((0,9B x 3) – C) x 1,4 x 0,85
Hierbij staat:
B voor de loonsom, zoals berekend op grond van het eerste lid tot en met derde lid;
C voor de loonsom over de periode 1 juli 2021 tot en met 30 september 2021, met dien
verstande dat het eerste en het derde lid van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij
de gehanteerde aangiftetijdvakken het zevende tot en met het negende aangiftetijdvak
van het jaar 2021 zijn.
-
5 Indien er sprake is van een werkgever die per vier weken aangifte doet voor de loonheffingen,
wordt de loonsom, bedoeld in het vierde lid, onder de letter C, bepaald door het zevende
tot en met het negende aangiftetijdvak van het jaar 2021 te hanteren, waarbij de loonsom
in die aangiftetijdvakken worden verhoogd met 8,33 procent.
-
6 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve
van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond
van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 april 2021 is ingediend, alsmede de
aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
-
7 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve
van de bepaling van de letter C, bedoeld in het vierde lid, worden beoordeeld op grond
van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 november 2021 is ingediend, alsmede
de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Indien de
loonaangifte na laatstgenoemde datum naar beneden wordt bijgesteld, kan de Minister
besluiten de gewijzigde loonaangifte in aanmerking te nemen voor de vaststelling van
de loonsom, bedoeld in het vierde lid, onder de letter C.
Artikel 9. Aanvraag van de subsidieverlening
-
6 Indien de werkgever onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, of indien de werkgever meerdere loonheffingennummers heeft, wordt hetzelfde percentage,
bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, alsook dezelfde omzetperiode, bedoeld in het
vierde lid, onderdeel b, voor alle rechtspersonen en vennootschappen binnen de groep
respectievelijk de loonheffingennummers gehanteerd. In afwijking van de eerste zin
hoeft voor de werkgever die onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 6, zevende
lid, niet hetzelfde percentage, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, te worden
gehanteerd als het percentage dat voor de groep wordt gehanteerd, als de werkgever
bij de aanvraag tot vaststelling verzoekt artikel 7 toe te passen.
Artikel 10. Verlening van de subsidie
Artikel 11. Berekening van de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening
De hoogte van het bedrag van de subsidieverlening is de uitkomst van:
A* x B x 3 x 1,4 x 0,85
Hierbij staat:
A* voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling, met dien verstande
dat A* ten hoogste 0,8 bedraagt;
B voor de loonsom, zoals berekend op grond van artikel 8, eerste tot en met derde lid.
Artikel 14. Verplichtingen
Aan de werkgever aan wie subsidie wordt verleend, worden de volgende verplichtingen
opgelegd:
-
a. de werkgever is verplicht de subsidie uitsluitend aan te wenden voor het doel waarvoor
de subsidie is verstrekt, met dien verstande dat de subsidie in ieder geval wordt
aangewend voor de betaling van loonkosten;
-
b. de werkgever is verplicht de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, bedoeld
in de Wet op de ondernemingsraden, of bij het ontbreken daarvan, de werknemers te informeren over de subsidieverlening;
-
c. de werkgever is verplicht zich in te spannen om werknemers te stimuleren om deel te
nemen aan een ontwikkeladvies of aan scholing;
-
d. de werkgever is verplicht zich in te spannen om bij te dragen aan de begeleiding naar
ander werk voor werknemers van wie de arbeidsovereenkomst eindigt of van wie hij het
voornemen heeft de arbeidsovereenkomst te beëindigen of niet voort te zetten;
-
e. indien de werkgever tijdens de subsidieperiode een verzoek om toestemming doet om
de arbeidsovereenkomst van één of meer werknemers op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is hij verplicht om in die subsidieperiode contact op te nemen met UWV voor ondersteuning
bij de begeleiding naar ander werk;
-
f. de werkgever voert een zodanig controleerbare administratie dat alle voor de vaststelling
van de subsidie van belang zijnde gegevens kunnen worden nagegaan en verleent desgevraagd
tot vijf jaar na de datum van vaststelling van de subsidie inzage in deze administratie;
-
g. de werkgever doet de loonaangifte op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 op de voorgeschreven momenten;
-
h. de werkgever meldt onverwijld en schriftelijk aan de Minister indien zich omstandigheden
voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking
of vaststelling van de subsidie;
-
i. de werkgever overlegt na afloop van de periode waarover subsidie is verleend een definitieve
opgave van de omzetdaling in de omzetperiode; en
-
j. de werkgever werkt tot vijf jaar na de datum van vaststelling van de subsidie, onder
meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden,
mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister
inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit over
het verstrekken van de subsidie, de vaststelling van de rechtmatigheid daarvan, of
de ontwikkeling van het beleid van de Minister.
Artikel 15. Verplichting overleggen accountantsverklaring
-
1 De werkgever aan wie subsidie wordt verleend is verplicht bij de aanvraag van de vaststelling
van de subsidie een verklaring over de naleving van de subsidievoorwaarden, afgegeven
door een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep, te overleggen. Deze verklaring voldoet aan standaarden die door de Koninklijke Nederlandse
Beroepsorganisatie van Accountants zijn vastgesteld, met inachtneming van het Accountantsprotocol
dat door de Minister wordt vastgesteld.
-
2 Van de verplichting om een verklaring van een accountant over te leggen is de werkgever
vrijgesteld, indien het totale voorschot dat is verstrekt aan de natuurlijke persoon,
rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, minder is dan € 125.000. In afwijking van de vorige zin geldt de vrijstelling van
de verplichting om een verklaring van een accountant over te leggen niet indien de
totale subsidie voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in
artikel 6, zevende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van € 125.000 of meer, of
indien de werkgever heeft verzocht om toepassing van artikel 7.
-
3 De werkgever die op grond van het tweede lid is vrijgesteld van de verplichting om
een verklaring van een accountant over te leggen, overlegt ten behoeve van de vaststelling
van de subsidie een door de Minister beschikbaar gesteld formulier met een verklaring
van een deskundige derde waarmee de omzetdaling wordt bevestigd. De Minister wijst
aan welke deskundige derden een verklaring kunnen afgeven.
-
4 Van de verplichting om een verklaring van een deskundige derde te overleggen is de
werkgever vrijgesteld, indien het totale voorschot voor de natuurlijke persoon, rechtspersoon
of groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, dat verstrekt is minder dan € 40.000 bedraagt. In afwijking van de vorige zin geldt
de vrijstelling van de verplichting om een verklaring van een deskundige derde te
overleggen niet indien de totale subsidie voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon
of groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van
€ 40.000 of meer.
Artikel 16. Verplichting niet uitkeren dividenden en bonussen
-
1 De werkgever of rechtspersoon keert over 2021 geen dividenden uit aan aandeelhouders
of bonussen aan de Raad van Bestuur, bestuur en directie van het concern en de rechtspersoon
of vennootschap, waaronder mede begrepen winstdelingen, en koopt geen eigen aandelen
in. Met dividend worden andere winstuitkeringen aan derden gelijkgesteld.
-
2 De werkgever of rechtspersoon sluit voorafgaand aan de aanvraag van de vaststelling
van de subsidie met tenminste één belanghebbende vereniging van werknemers, bedoeld
in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, en bij gebreke daarvan, of indien de werkgever minder dan 20 werknemers heeft, een
andere vertegenwoordiging van werknemers, inhoudende de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging
of de vergadering als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden, een schriftelijke overeenkomst over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan
het bonus en dividendbeleid.
-
3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing, indien het totale voorschot
dat is verstrekt aan de natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in
artikel 6, zevende lid, minder is dan € 125.000. In afwijking van de vorige zin zijn het eerste en het tweede
lid wel van toepassing, indien de totale subsidie voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon
of groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van
€ 125.000,– of meer.
-
4 Indien artikel 7 wordt toegepast, keert de werkgever of rechtspersoon, de groep, en de moedermaatschappij,
bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, over 2021 geen dividenden uit aan aandeelhouders of bonussen aan de Raad van Bestuur,
bestuur en directie van het concern en de rechtspersoon of vennootschap waarop artikel
7 wordt toegepast, waaronder mede begrepen winstdelingen, en kopen de rechtspersonen
binnen de groep geen eigen aandelen in. Met dividend worden andere winstuitkeringen
aan derden gelijkgesteld.
-
5 Indien de werkgever, rechtspersoon, natuurlijke persoon of groep verplicht is op grond
van een vaststellingsverklaring met de Belastingdienst of een wettelijke plicht om
dividend uit te keren dan blijft dit toegestaan voor het gedeelte waarover de plicht,
bedoeld in het eerste en vierde lid, geldt.
-
7 Indien de werkgever of rechtspersoon een boekjaar heeft aangewezen dat niet op een
kalenderjaar is gebaseerd, dan geldt de verplichting in het eerste lid voor het boekjaar
waarover subsidie is verleend. De vorige zin is van overeenkomstige toepassing op
het vierde lid, met dien verstande dat dit geldt voor de groep of moedermaatschappij,
bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 17. Subsidievaststelling
-
1 De werkgever kan de vaststelling van de subsidie aanvragen vanaf 1 juni 2022, of een
eerder tijdstip, dat bekend gemaakt wordt via www.uwv.nl, tot en met 22 februari 2023.
Hij dient de aanvraag in door middel van een door de Minister vast te stellen formulier.
Artikel 9, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
4 Indien aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, zevende lid, een voorschot wordt verstrekt van € 125.000,– of meer, of indien de hoogte van de
subsidie die wordt verstrekt € 125.000,– of meer bedraagt, vult de werkgever, die
geen verklaring van een accountant heeft meegezonden, op verzoek van de minister de
aanvraag binnen 14 weken aan met een verklaring van een accountant.
-
5 De subsidies worden vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze, bedoeld in artikel 8, met dien verstande dat de subsidie in ieder geval op nihil wordt vastgesteld, indien:
-
a. de omzetdaling in de omzetperiode minder bedraagt dan 20%;
-
b. de werkgever geen verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, of een verklaring van een deskundige derde als bedoeld in artikel 15, derde lid,
verstrekt, tenzij hij daarvan op grond van artikel 15, tweede en vierde lid, is vrijgesteld;
of
-
c. de werkgever die verzocht heeft om toepassing van artikel 7, niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 7; of
-
d. indien in strijd is gehandeld met een verplichting, als bedoeld in artikel 16.
Artikel 19. Wijziging subsidievaststelling
Onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Minister de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de werkgever
wijzigen, indien de werkgever door zijn handelen of nalaten tijdens of na de periode
waarover hij subsidie heeft ontvangen geacht wordt niet te hebben voldaan aan het
doel van deze regeling, bedoeld in artikel 3.
Artikel 20. Mandaat, volmacht en machtiging UWV en Inspectie SZW
-
4 Onverminderd het eerste tot en met derde lid worden door de voorzitter van de Raad
van Bestuur van het UWV onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam bij het
UWV, aangewezen als ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen,
bedoeld in artikel 14, 15 of 16.
-
5 Onverminderd het eerste tot en met derde lid kunnen als ambtenaren, belast met het
toezicht op de naleving van de verplichtingen, bedoeld in artikel 14, 15 of 16, worden aangewezen:
-
a. de door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onder hem
ressorterende functionarissen, van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
b. de door de Directeur Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering aangewezen
functionarissen werkzaam bij de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en
Uitvoering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
-
4 De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onder b, van de Regeling Wfsv, na overleg met het UWV maandelijks een periodiek voorschot op de rijksbijdrage,
bedoeld in het derde lid, van:
-
a. de door het UWV voorafgaand aan iedere maand geraamde subsidielasten met als valutadatum
de tweeëntwintigste dag van elke maand; en
-
b. de door het UWV voorafgaand aan iedere maand geraamde uitvoeringskosten met als valutadatum
de vijftiende dag van elke maand.
-
5 De Minister kan, na overleg met het UWV, van de in het vierde lid, onder a en b, bedoelde
bedragen en data afwijken.
[Red: Wijzigt de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.]
Artikel 24. Inwerkingtreding en vervaldatum
-
3 In afwijking van het tweede lid blijft deze regeling, zoals die luidde op de dag voorafgaand
aan de datum met ingang waarvan deze regeling vervalt, van toepassing op de afwikkeling
van de subsidieaanvragen op grond van deze regeling.
-
4 In afwijking van het tweede lid blijven de verplichtingen voor werkgevers aan wie
op grond van deze regeling subsidie is verleend, op grond van artikel 14, eerste lid, onderdelen f en j, gelden na 1 juli 2024 gedurende de in die onderdelen genoemde periode.
-
5 In afwijking van het tweede lid blijft artikel 9, achtste lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop deze regeling vervalt,
van toepassing op openbaarmakingen van het subsidiedossier na de dag waarop deze regeling
vervalt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Vierde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor
behoud van werkgelegenheid.