Alcoholbesluit

Geraadpleegd op 09-11-2024.
Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Besluit van 3 juni 2021, houdende regels ter uitvoering van de Alcoholwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 maart 2021, kenmerk 1818247-217500-WJZ, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen de artikelen 1, eerste lid, 8, tweede lid, 20a, eerste lid, 25e en 44b, eerste en vierde lid, van de Alcoholwet, artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering, artikel 2, tweede lid, en 9, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens, artikel 30c, derde lid, en 30d, vierde lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 10, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet1;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 april 2021, no. W13.21.0052/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 mei 2021, kenmerk 2363368-1006301-WJZ, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • verkoper op afstand: degene die alcoholhoudende drank verstrekt in het kader van verkoop op afstand;

  • wet: Alcoholwet.

Hoofdstuk 2. Omschrijving slijtersbedrijf

Artikel 2.1

Als handelingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder slijtersbedrijf, van de wet worden aangewezen: het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van drinkglaswerk, schenkmandjes, kurkentrekkers, wijnrekjes, afsluitmiddelen voor flessen, koolzuurflessen, koolzuurcapsules, wijnkoelers, shakers, draagtassen, koelboxen en -tassen, onderzetters, papieren servetten, cocktailprikkers, schenkkurken, alsmede van voorlichtingsmaterialen over wijn, cocktails, longdrinks en borrelhapjes en van andere dergelijke voorlichtingsmaterialen, een en ander voor zover die verkoop geen overwegend bestanddeel van de bedrijfsuitoefening in de inrichting uitmaakt.

Artikel 2.2

Als handeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder slijtersbedrijf, van de wet, wordt eveneens aangewezen het bedrijfsmatig verhuren van biertapinstallaties, glaswerk en party-meubilair, een en ander voor zover die verhuur geen overwegend bestanddeel van de bedrijfsuitoefening in de inrichting uitmaakt.

Hoofdstuk 3. Eisen zedelijk gedrag leidinggevende

Artikel 3.1

  • 1 Een leidinggevende voldoet aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag.

  • 2 Met de eisen ter zake van het zedelijk gedrag als bedoeld in dit besluit worden gelijkgesteld de eisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een niveau van zedelijk gedrag waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Artikel 3.3

  • 1 Een leidinggevende is niet binnen de laatste vijf jaar wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden door de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

  • 2 Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld een onherroepelijke veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten.

  • 3 Met een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke vrijheidsstraf.

  • 4 De periode van vijf jaar, genoemd in het eerste lid, wordt:

    • a. bij de weigering van een vergunning of weigering van een wijziging van het aanhangsel teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning of op de aanvraag tot wijziging van het aanhangsel;

    • b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

Artikel 3.4

  • 3 Met een veroordeling tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,– of meer als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf.

  • 5 De bedragen, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, worden elke twee jaar, met ingang van 1 januari van een jaar, bij ministeriële regeling, aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige aanpassing van deze bedragen. Bij deze aanpassing wordt het geldbedrag op een veelvoud van € 5,– naar beneden afgerond.

Artikel 3.5

Artikel 3.6

Voor de berekening van de laatste vijf jaar, bedoeld in artikel 3.3, 3.4 en 3.5, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

Hoofstuk 4. Sociale hygiëne

Artikel 4.1

  • 1 Onder sociale hygiëne wordt verstaan, kennis en inzicht met betrekking tot:

    • a. de invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank en van het gebruik van alcoholhoudende drank in combinatie met het gebruik van soft- en harddrugs op het menselijk lichaam en de menselijke geest;

    • b. de invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank in combinatie met bepaalde geneesmiddelen;

    • c. alcoholmisbruik, alcoholafhankelijkheid en de sociale gevolgen daarvan;

    • d. het gebruik van speelautomaten als bedoeld in de Wet op de kansspelen en de daaraan verbonden risico's van gokverslaving;

    • e. de wet- en andere regelgeving die verband houdt met alcoholhoudende drank;

    • f. binnen de branche geldende codes voor alcoholhoudende dranken;

    • g. de technische, bouwkundige en ruimtelijke voorzieningen van de inrichting;

    • h. de verschillende bedrijfsformules en gedragskenmerken van de verschillende doelgroepen.

  • 2 De eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met h, zijn nader uitgewerkt in de in bijlage II te behalen eindtermen.

Artikel 4.1a

Een diploma wordt door de Landelijke commissie sociale hygiëne erkend als bewijsstuk indien het diploma in ieder geval voldoet aan de in bijlage II vastgestelde eindtermen.

Artikel 4.2

Leidinggevenden beschikken over de kennis en het inzicht nodig om hun bedrijfsvoering af te stemmen op hun doelgroepen en het bedrijf te exploiteren met inachtneming van de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij hebben.

Hoofdstuk 5. Verkoop op afstand

Artikel 5.1

Een leeftijdsverificatiesysteem als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, onderdeel a, van de wet:

  • a. stelt bij iedere aankoop, voor het sluiten van de verkoopovereenkomst, vast dat de koper de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;

  • b. vereist van de koper een actieve handeling, teneinde de leeftijd vast te kunnen stellen op de wijze bedoeld in onderdeel a; en

  • c. vermeldt bij iedere aankoop van alcoholhoudende drank, voor het sluiten van de verkoopovereenkomst, dat de leeftijd van de persoon aan wie de alcoholhoudende drank wordt geleverd, ook vastgesteld wordt op het moment van bezorging.

Artikel 5.2

  • 1 Een geborgde werkwijze als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, onderdeel b, van de wet bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop:

    • a. de verkoper op afstand er zorg voor draagt dat bij iedere eventuele overdracht van alcoholhoudende drank tussen ketenpartijen en bij de overdracht naar de koper, geborgd is dat de leeftijd van de persoon aan wie de alcoholhoudende drank wordt afgeleverd op het moment van aflevering wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van de wet;

    • b. de verkoper op afstand er zorg voor draagt dat de alcoholhoudende drank slechts op het adres van de geadresseerde of bij een distributiepunt wordt afgeleverd;

    • c. de verkoper op afstand er zorg voor draagt dat de actuele geborgde werkwijze bekend en inzichtelijk is voor degenen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de verkoper; en

    • d. de verkoper op afstand ten minste eens per jaar een onderzoek verricht naar de uitvoering van de bij en krachtens artikel 20a, eerste lid, onderdeel b, van de wet, voor hem geldende verplichtingen en eventueel geconstateerde tekortkomingen corrigeert.

  • 2 De beschrijving van de geborgde werkwijze is op elk moment actueel.

Hoofdstuk 6. Proeverijen in slijtlokaliteiten

Artikel 6.1

  • 1 Een proeverij als bedoeld in artikel 25e van de wet voldoet aan de volgende eisen:

    • a. in een slijtlokaliteit wordt maximaal één proeverij per dag gegeven en maximaal drie proeverijen per week;

    • b. de kosten voor deelname aan een proeverij zijn voor aanvang van de proeverij door een leidinggevende van het slijtersbedrijf vastgesteld;

    • c. de deelnemers van een proeverij zijn voor aanvang van de proeverij bekend bij een leidinggevende van het slijtersbedrijf; en

    • d. de deur van de slijtlokaliteit is gedurende een proeverij gesloten voor publiek anders dan de deelnemers aan de proeverij.

  • 2 Tijdens een proeverij is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende en alcoholvrije drank te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse, met uitzondering van alcoholhoudende en alcoholvrije drank die in het kader van die proeverij is verstrekt voor gebruik ter plaatse aan de deelnemers van de proeverij.

Hoofdstuk 7. Bestuurlijke boete

Artikel 7.2

  • 1 Voor in de bijlage I omschreven overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de bestuurlijke boete die opgelegd kan worden.

  • 2 Het bedrag van de op te leggen boete wordt elke twee jaar, met ingang van 1 januari van een jaar, bij ministeriele regeling aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige aanpassing van dit bedrag. Bij deze aanpassing wordt dit bedrag op een veelvoud van € 5 naar beneden afgerond.

Artikel 7.3

  • 1 Het in kolom I van de bijlage I genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan minder dan vijftig werknemers telde.

  • 2 Het in kolom II van de bijlage I genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan vijftig of meer werknemers telde.

  • 3 Het in de kolommen I en II opgenomen bedrag van de bestuurlijke boete wordt met 50% verhoogd, indien aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend, door de burgemeester of Onze Minister een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van hetzelfde artikel van de wet en er nog geen twaalf maanden zijn verlopen sinds die eerdere bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

  • 4 Het in de kolommen I en II opgenomen bedrag van de bestuurlijke boete wordt met 100% verhoogd, indien aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend, door de burgemeester of Onze Minister tweemaal of vaker een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van hetzelfde artikel van de wet en er nog geen twaalf maanden zijn verlopen sinds de eerste van die bestuurlijke boetes onherroepelijk is geworden.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 8.1

  • 1 Als categorie van personen als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, wordt aangewezen: personen die onmiddellijk leidinggeven.

  • 2 Als categorie van horecabedrijven of slijtersbedrijven als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, wordt aangewezen: horecabedrijven.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juni 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

P. Blokhuis

Uitgegeven de tiende juni 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Bijlage I. als bedoeld in de artikelen 7.1, 7.2 en 7.3

Bijlage II. als bedoeld in artikel 4.1

Eindterm 1: Sociale Hygiëne

Exameneis

  • 1.1 De kandidaat heeft kennis over de Alcoholwet en andere regelgeving die verband houdt met alcohol en de introductie van sociale hygiëne.

  • 1.2 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het begrip sociale hygiëne en weet wat onder sociaal gedrag verstaan wordt.

  • 1.3 De kandidaat heeft kennis over de eisen die de Alcoholregelgeving stelt aan leidinggevenden, zoals:

    • wat onder leidinggevende wordt verstaan;

    • aan welke wettelijke eisen een leidinggevende moet voldoen.

  • 1.4 De kandidaat heeft kennis over de eisen die het Alcoholbesluit (artikel 4.1 en 4.2) stelt aan leidinggevenden.

  • 1.5 De kandidaat heeft kennis over de verschillende doelgroepen die voorkomen in de markt, de gedragskenmerken van deze doelgroepen en kan voorzieningen treffen gericht op een specifieke doelgroep.

  • 1.6 De kandidaat heeft kennis en inzicht in verschillende bedrijfsformules en gastvrijheidsformules en de invloed, die deze formules kunnen hebben op de werving, dan wel wering van bepaalde doelgroepen.

  • 1.7 De kandidaat heeft kennis over hoe hij een sociaal-hygiënisch beleid kan opstellen en heeft inzicht hoe die gerealiseerd kan worden.

  • 1.8 De kandidaat heeft kennis over relevante wetsartikelen van de Arbeidsomstandighedenwet, zoals:

    • veiligheid, gezondheid en welzijn;

    • voorlichting, instructie, toezicht en werkoverleg.

    De kandidaat heeft inzicht in:

    • hoe hij de voorlichting en instructie vormgeeft;

    • toezicht houdt op naleving van de instructies;

    • het voeren van werkoverleg;

    • de verantwoordelijkheid die de Arbeidsomstandighedenwet stelt aan werknemers en werkgevers.

  • 1.9 De kandidaat kan een omschrijving geven van de slijters-/wijnhandelsmarkt en de op deze slijters-/wijnhandelsmarkt voorkomende aanbieders.

    Formules die de kandidaat dient te onderscheiden zijn:

    • slijterijketens;

    • zelfstandige slijters/franchisegever;

    • levensmiddelenhandel;

    • speciaalzaken in gedistilleerd/bier/wijn.

Eindterm 2: Grenzen stellen aan gedrag

Exameneis

  • 2.1 De kandidaat heeft kennis over regels en huisregels opstellen.

  • 2.2 De kandidaat heeft kennis en inzicht over het handhaven van (wettelijke) regels en huisregels, zoals:

    • controleren;

    • corrigeren;

    • sanctioneren.

  • 2.3 De kandidaat heeft kennis over het deurbeleid en de wettelijk geaccepteerde selectiecriteria.

  • 2.4 De kandidaat heeft kennis en inzicht over het effectief samenwerken met andere partijen, zoals de gemeente, de politie, collega-ondernemers en handhavers van de Alcoholregelgeving.

  • 2.5 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het voorkomen van en omgaan met huisvredebreuk.

  • 2.6 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het voorkomen en omgaan met discriminatie.

Eindterm 3: Gespreksvaardigheden

Exameneis

  • 3.1 De kandidaat heeft kennis over onderdelen van de communicatietheorie, zoals:

    • informatie uitwisselen;

    • inhoud en betrekking;

    • contact maken.

  • 3.2 De kandidaat heeft inzicht in het communicatieproces en het herkennen van positieve en negatieve invloeden op het communicatieproces.

  • 3.3 De kandidaat heeft inzicht in de effecten van goede en gebrekkige gastgerichtheid.

  • 3.4 De kandidaat heeft kennis over samenwerking met collega’s bij (dreigende) conflicten met gasten, zoals:

    • assistentie vragen;

    • overnemen;

    • scheiden van partijen.

  • 3.5 De kandidaat heeft inzicht in wanneer en hoe de samenwerking met collega’s bij (dreigende) conflicten met gasten wordt uitgevoerd.

Eindterm 4: Risicogedrag bij regelhandhaving

Exameneis

  • 4.1 De kandidaat heeft kennis van diverse soorten risicogedrag van gasten, zoals:

    • tegenwerkend gedrag;

    • agressie en geweld;

    • groepsgedrag;

    • criminaliteit.

  • 4.2 De kandidaat heeft inzicht in de verschillende oorzaken van risicogedrag en de wijze waarop hij daarmee omgaat.

Eindterm 5: Gespreksmodellen

Exameneis

  • 5.1 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Nee verkopen».

  • 5.2 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Openlijke regelovertreding».

  • 5.3 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Verborgen regelovertreding».

  • 5.4 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Agressie en geweld».

  • 5.5 De kandidaat heeft kennis en inzicht in het kunnen toepassen van gesprekstechnieken ten behoeve van «Omgaan met klachten».

Eindterm 6: Alcohol

Exameneis

  • 6.1 De kandidaat heeft kennis over alcohol, zoals:

    • informatie over alcohol (de stof);

    • het bloedalcoholgehalte (Bag);

    • de effecten van alcohol op lichaam en geest;

    • verantwoord alcohol gebruik;

    • alcoholmisbruik;

    • de Alcoholregelgeving;

    • de Wegenverkeerswet;

    • het Wetboek van Strafrecht;

    • alcoholgebruik in combinatie met drugs of geneesmiddelen;

    • de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken.

  • 6.2 De kandidaat heeft inzicht in hoe hij verantwoord alcoholgebruik kan bevorderen en alcoholmisbruik kan voorkomen of beperken.

  • 6.3 De kandidaat heeft inzicht hoe hij de Alcoholregelgeving effectief kan handhaven.

Eindterm 7: Drugs

Exameneis

  • 7.1 De kandidaat heeft kennis over drugs, zoals:

    • informatie over softdrugs en diverse soorten harddrugs (de stof) en de effecten van drugs op lichaam en geest;

    • wijze waarop drugs gebruikt worden;

    • de Opiumwet en het gedoogbeleid.

  • 7.2 De kandidaat heeft inzicht in hoe hij drugsgebruik en drugshandel kan voorkomen.

  • 7.3 De kandidaat heeft inzicht in hoe hij de Opiumwet effectief kan handhaven.

Eindterm 8: Tabak

Exameneis

  • 8.1 De kandidaat heeft kennis over tabak, zoals:

    • informatie over tabak (de stof) en de effecten van tabak op lichaam en geest;

    • de Tabaks- en rookwarenregelgeving;

  • 8.2 De kandidaat heeft inzicht in hoe hij de Tabaks- en rookwarenregelgeving effectief kan handhaven.

Eindterm 9: Gokken

Exameneis

  • 9.1 De kandidaat heeft kennis over gokken, zoals:

    • informatie over kansspelautomaten als spel en de effecten van problematisch gokken op lichaam en geest;

    • de Wet op de kansspelen.

  • 9.2 De kandidaat heeft inzicht in hoe problematisch gokgedrag te herkennen en aan te pakken.

  • 9.3 De kandidaat heeft inzicht in hoe hij de Wet op de kansspelen effectief kan handhaven.

Eindterm 10: Veiligheidsvoorzieningen

Exameneis

  • 10.1 De kandidaat heeft kennis over de bouwkundige eisen, voortvloeiend uit de Alcoholregelgeving en het Bouwbesluit en aanverwante regelgeving, zoals:

    • de hoogte van de lokaliteiten;

    • de ventilatie en voorzieningen.

  • 10.2 De kandidaat heeft kennis over de noodzaak van ruimtelijke voorzieningen, zoals:

    • doorzicht;

    • verlichting.

  • 10.3 De kandidaat heeft inzicht in het adequaat gebruik maken van de ruimtelijke voorzieningen.

  • 10.4 De kandidaat heeft kennis over de eisen die gesteld worden aan technische voorzieningen in een horecabedrijf, zoals:

    • kluizen;

    • camerasystemen;

    • alarmsystemen;

    • controlesystemen.

  • 10.5 De kandidaat heeft inzicht in het adequaat gebruik maken van de technische voorzieningen.

  • 10.6 De kandidaat heeft kennis over brandveiligheid, zoals:

    • een omgevingsvergunning;

    • het ontstaan van brand en de oorzaken van brand;

    • verplichting en taken van bedrijfshulpverlening.

  • 10.7 De kandidaat heeft inzicht in het adequaat uitvoeren van brandalarm en het toepassen van brandcontroles.

  • 10.8 De kandidaat heeft inzicht in de wijze waarop persoonlijke voorzieningen adequaat worden ingezet bij toezicht en controle van de veiligheid, zoals:

    • nachtportiers;

    • horecaportiers.

  1. Stb. 2016, 156. ^ [1]