Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2023

[Regeling vervalt per 30-06-2024.]
Geraadpleegd op 29-04-2024.
Geldend van 05-12-2023 t/m heden

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 maart 2021, kenmerk 1837727-219185-CZ, houdende regels voor de subsidiëring van ondersteuning van wijkverpleging 2021–2022 (Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2022)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies en artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvraagtijdvak 1: aanvraag tot verlening van een subsidie in de periode van 3 mei 2021 tot en met 30 juni 2021;

  • aanvraagtijdvak 2: aanvraag tot verlening van een subsidie in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021;

  • aanvraagtijdvak 3: aanvraag tot verlening van een subsidie in de periode van 4 juli 2022 tot en met 12 september 2022;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • arbeidsovereenkomst: arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk wetboek;

  • begeleiden: activiteiten van de zorginstelling ten behoeve van een medewerker die dienen tot informatieverstrekking, instructie, ontwikkeling, werkbegeleiding, intervisie, supervisie, advisering, evaluatie, alsmede activiteiten tot bevordering van een optimale dienstbetrekking van een werknemer;

  • cliënt: een natuurlijke persoon die wijkverpleegkundige zorg thuis krijgt;

  • de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • HBO-opgeleide verpleegkundige: verpleegkundige in het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg het examen ter afsluiting van een opleiding tot verpleegkundige heeft afgelegd die is opgenomen in het Centrale register voor opleidingen hoger onderwijs, genoemd in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en die voldoet aan de artikelen 3 en 4 van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011;

  • leerling: een medewerker met een arbeidsovereenkomst in dienst van de zorginstelling en daarnaast gemiddeld 1 dag per week de Beroeps Begeleidende Leerweg (mbo) of hbo V- duaal volgt;

  • medewerker: persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voor bepaalde of onbepaalde tijd in dienst is bij een zorginstelling;

  • minister: Minister voor Langdurige Zorg en Sport;

  • penvoerder: de zorginstelling die wijkverpleging levert die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en optreedt als aanvrager van de subsidie binnen een samenwerkingsverband of binnen samenwerkende zorginstellingen;

  • samenwerkende zorginstellingen: zorginstellingen die wijkverpleging vanuit de Zvw leveren en die gezamenlijk een aanvraag indienen voor de Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2023;

  • samenwerking in de keten: samenwerking van zorgaanbieders van wijkverpleging met andere organisaties in het medisch en sociaal domein;

  • samenwerking in de wijk: samenwerking tussen zorgaanbieders van wijkverpleging;

  • samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband van zorginstellingen en ZZP’ers die samen wijkverpleging verlenen dan wel diensten verlenen die daarmee in verband staan en dat ten minste uit één zorginstelling bestaat;

  • stagiair: een student die volledig naar school gaat en per studiejaar voor een periode stage loopt bij een zorginstelling;

  • verpleegkundige: verpleegkundige als bedoeld in artikel 2 van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011;

  • verzorgende: verzorgende als bedoeld in artikel 1 van het Besluit verzorgende in de individuele gezondheidszorg;

  • wijkverpleging: verpleging en verzorging zoals omschreven in artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering, geleverd bij cliënten thuis;

  • zorginstelling: een rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg verlenen of doen verlenen, alsmede een natuurlijke persoon die bedrijfsmatig zorg doet verlenen;

  • zorgverzekeraar: een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Zorgverzekeringswet die preferent is in de regio waar een zorgaanbieder zorg aanbiedt;

  • ZZP’er: zelfstandige zonder personeel die verpleging en verzorging zoals omschreven in artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering levert.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag aan een zorginstelling of een penvoerder een subsidie verstrekken voor het verrichten van activiteiten ter lokale implementatie van de landelijke afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019–2022 en het toekomstperspectief wijkverpleging van 14 mei 2019, Kamerstuk 23 235, nr. 181.

Artikel 3. Activiteiten

De activiteiten, bedoeld in artikel 2, bestaan uit:

  • a. het verbeteren van de deskundigheid van het desbetreffende team wijkverpleging, door middel van:

    • het inzetten van maximaal vijf intervisie bijeenkomsten;

    • het inzetten van intercollegiale toetsing, volgens de eisen van de beroepsvereniging; of

    • deelname van wijkverpleegkundigen aan de opleiding ‘procesbegeleider intercollegiale toetsing’.

  • b. het opzetten van een duurzaam team herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging:

    • dat tot doel heeft om zorginstellingen en eventuele ZZP’ers te laten samenwerken als één team in de wijk, herkenbaar te zijn voor cliënten en andere lokale zorgverleners;

    • aan de hand van een activiteitenplan over de organisatie en duurzame realisatie van de toekomstige samenwerking in de wijkverpleging, dat gezamenlijk wordt uitgevoerd.

  • c. het verbeteren van de samenwerking in de keten:

    • dat tot doel heeft zorg efficiënter te organiseren en waar mogelijk vroegsignalering en preventie te verbeteren;

    • aan de hand van een activiteitenplan over die samenwerking, dat samen met ketenpartners wordt uitgevoerd.

  • d. het inzetten van levensbrede zelfbeoordelingsinstrumenten voor cliënten:

    • dat tot doel heeft hun zelfredzaamheid en eigen regie te verbeteren;

    • aan de hand van een activiteitenplan dat zorginstellingen ondersteunt in de uitvoering.

  • e. het terugdringen van administratieve lasten:

    • dat tot doel heeft de administratieve lasten te verlichten door het schrappen, veranderen of verduidelijken van administratieve processen;

    • aan de hand van een activiteitenplan dat wordt uitgevoerd;

  • f. het verbeteren van de basisinfrastructuur met betrekking tot ICT:

    • dat tot doel heeft tot een veilige basisinfrastructuur te komen die de zorginstelling en de medewerkers ondersteunt om ICT en technologieën eenvoudig in gebruik te nemen;

    • aan de hand van een activiteitenplan wordt uitgevoerd.

  • g. het uitvoeren van een project om een nieuwe technologie in de organisatie in gebruik te nemen:

    • waarbij de verwachting van de technologie is dat het de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg voor cliënten verbetert;

    • de technologie nog niet landelijk breed bij meer dan 100 cliënten wordt ingezet, maar zover is ontwikkeld dat zij door de organisatie in gebruik kan worden genomen;

    • aan de hand van een activiteitenplan;

    • waarbij een evaluatie wordt uitgevoerd naar de meerwaarde van de inzet van de nieuwe technologie.

  • h. het opzetten en uitvoeren van een traineeprogramma;

    • dat tot doel heeft nieuw in dienst getreden HBO-opgeleide verpleegkundigen te ondersteunen bij het oppakken van hun solistische rol;

    • aan de hand van een activiteitenplan dat wordt uitgevoerd;

  • i. het begeleiden van bij de zorginstelling nieuw in dienst getreden verpleegkundigen en verzorgenden dan wel de stagiaires en leerlingen die daarvoor in opleiding zijn door middel van:

    • coachings- en begeleidingsgesprekken door een verpleegkundige of verzorgende;

    • aan de hand van een activiteitenplan dat wordt uitgevoerd.

Artikel 4. Activiteiten- en subsidieperiode

  • 1 De activiteiten, bedoeld in artikel 3, worden uitgevoerd gedurende een periode van ten minste twaalf maanden met uitzondering van activiteiten waarvoor subsidie in aanvraagtijdvak 3 wordt aangevraagd.

  • 2 Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 heeft betrekking op activiteiten die:

    • a. starten tussen 3 mei 2021 en 31 december 2021;

    • b. worden afgerond tussen 3 mei 2022 en 31 december 2022.

  • 3 Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 heeft betrekking op activiteiten die:

    • a. starten tussen 1 oktober 2021 en 28 februari 2022;

    • b. worden afgerond tussen 1 oktober 2022 en 28 februari 2023.

  • 4 Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 3 heeft betrekking op activiteiten die:

    • a. starten tussen 4 juli 2022 en 28 februari 2023;

    • b. worden uiterlijk afgerond op 31 december 2023.

  • 5 De Minister kan ontheffing verlenen van de termijnen, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid.

Artikel 5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor aanvraagtijdvak 1 en 2 € 35.000.000; en

    • b. voor aanvraagtijdvak 3 € 15.000.000.

  • 2 De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Artikel 6. Subsidiebedrag

  • 2 De subsidie bedraagt voor de activiteit in artikel 3, onder g, ten hoogste € 25.000.

  • 3 De subsidie bedraagt voor de activiteit in artikel 3, onder h, ten hoogste € 200.000 per zorginstelling of penvoerder van samenwerkende zorginstellingen over een periode van drie belastingjaren.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

  • 1 De kosten voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, die voor subsidie in aanmerking komen, betreffen:

    • a. bij de activiteiten onder a, de directe loonkosten van uitsluitend de deelnemende verpleegkundigen en de verpleegkundigen die als begeleider optreden, alsmede de kosten voor de extern ingehuurde deelnemende verpleegkundigen, tot een maximum van 50% van de totale directe loonkosten en kosten voor externe inhuur van activiteit a;

    • b. bij de activiteiten b tot en met h, de personele kosten, materiële kosten en overige kosten tot een maximum van 75% van de totale kosten van activiteiten b tot en met h;

    • c. bij de activiteiten e tot en met g, de eenmalige implementatiekosten van hard- en software, tot een maximum van 30% van de totale implementatiekosten van activiteiten e tot en met g;

    • d. bij activiteit i, de personele kosten, materiële kosten en overige kosten waarbij de maximale vergoeding van de totale kosten afhankelijk is van de voorwaarden in de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 8. Subsidievoorwaarden

  • 1 Een subsidie voor de activiteit, bedoeld in artikel 3, onder b, wordt ten behoeve van eenzelfde wijk slechts eenmaal verstrekt, voor de zorg van gezamenlijk ten minste 150 cliënten ten tijde van de aanvraag.

  • 2 Subsidie voor de activiteit, bedoeld in artikel 3 onder h, wordt uitsluitend verstrekt indien de zorginstelling of een penvoerder van samenwerkende zorginstellingen voldoet aan de voorwaarden in de de-minimisverordening.

  • 3 Subsidie voor de activiteit, bedoeld in artikel 3 onder i, wordt uitsluitend verstrekt indien de zorginstelling of een penvoerder van samenwerkende zorginstellingen voldoet aan de voorwaarden in de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1 Subsidie wordt niet verstrekt:

    • a. indien een zorginstelling, het samenwerkingsverband of de samenwerkende zorginstellingen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds subsidie ontvangt;

    • b. indien op basis van de informatie, bedoeld in artikel 10, tiende en elfde lid, niet aannemelijk is dat het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal leiden tot een duurzame verandering in de wijze waarop de wijkverpleging wordt uitgevoerd;

    • c. indien een zorginstelling voor meer dan 50% met ZZP’ers werkt;

    • d. indien een zorginstelling of de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen uitsluitend subsidie voor activiteit g, bedoeld in artikel 3 onder g, aanvraagt.

Artikel 10. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 Een subsidie wordt aangevraagd door een zorginstelling, dan wel door de penvoerder.

  • 2 Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, onder b en c, kan uitsluitend subsidie worden aangevraagd door de penvoerder van een samenwerkingsverband.

  • 3 Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, onder a en d tot en met i, kan uitsluitend subsidie worden aangevraagd door een zorginstelling dan wel door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen.

  • 4 Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 wordt ontvangen in de periode van 3 mei 2021 tot en met 30 juni 2021.

  • 5 Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 wordt ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021.

  • 6 Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 3 wordt ontvangen in de periode van 4 juli 2022 tot en met 12 september 2022.

  • 7 Een aanvraag tot verlening voor een subsidie in aanvraagtijdvak 3 die betrekking heeft op de activiteit, bedoeld in artikel 3, onder h, gaat tevens vergezeld van een de-minimisverklaring.

  • 8 Een aanvraag tot verlening voor een subsidie in aanvraagtijdvak 3 die betrekking heeft op de activiteiten, bedoeld in artikel 3, onder h en i, gaat tevens vergezeld van offertes indien de activiteit door een derde partij wordt uitgevoerd.

  • 9 Voor de aanvraag tot verlening van een subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 10 In aanvulling op artikel 3.3 en 3.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS beschrijft de aanvrager welke acties hij onderneemt om de met de subsidie beoogde veranderingen na afloop van de subsidieperiode vast te houden en verschaft de aanvrager de volgende informatie:

    in geval van de activiteit, bedoeld in

     

    artikel 3, onder a,

    een overzicht van het aantal deelnemende verpleegkundigen en de intervisie methodiek die wordt beoogd in te zetten

    artikel 3, onder b,

    het aantal cliënten waaraan door het samenwerkingsverband zorg wordt verleend

    artikel 3, onder d,

    het levensbrede zelfbeoordelingsinstrument dat wordt beoogd in te zetten en hoe dit instrument bijdraagt aan het verbeteren van zelfredzaamheid en eigen regie van cliënten

    artikel 3, onder e,

    welke administratieve processen de aanvrager voornemens is te schrappen, veranderen of verduidelijken en wat dit naar verwachting voor verpleegkundigen oplevert

    artikel 3, onder f,

    welke aanpassingen de aanvrager aan de basisinfrastructuur wil doen en het beoogde doel van de aanpassingen

    artikel 3, onder g,

    de gekozen technologie, het beoogde doel van de technologie, de bevestiging dat de technologie landelijk bij maximaal 100 cliënten in gebruik is en een toelichting hoe de leverancier de technologie landelijk bij maximaal 100 cliënten in gebruik heeft

    artikel 3, onder h,

    een overzicht van de onderdelen van het traineeprogramma, de beoogde duur van het traineeprogramma en een overzicht van het aantal deelnemende nieuw in dienst getreden HBO-opgeleide verpleegkundigen.

    artikel 3, onder i,

    een overzicht van het aantal verpleegkundigen, verzorgenden, stagiaires of leerlingen, de gemiddelde werkduur per verpleegkundigen, verzorgenden, stagiaires of leerlingen per week waarvoor de begeleiding zal worden ingezet.

    een schriftelijke verklaring tussen de begeleider en de zorginstelling met daarin opgenomen het aantal uren waarvoor de begeleider wordt vrijgespeeld voor de begeleidingsactiviteiten indien de begeleiding door de zorginstelling zelf wordt geregeld.

  • 11 Indien subsidie wordt aangevraagd door de penvoerder, gaat de aanvraag tevens in op en vergezeld van:

    in geval van de activiteit, bedoeld in

     

    artikel 3, onder b,

    de wijk of het gebied waarvoor de samenwerking wordt opgezet, hoe het samenwerkingsverband van plan is de herkenbaarheid en aanspreekbaarheid voor nieuwe cliënten en samenwerkingspartners te vergroten en

    een verklaring tot samenwerking inclusief de instemming van de zorgverzekeraar voor de desbetreffende wijk

    artikel 3, onder c,

    het doel van de beoogde samenwerking en hoe het samenwerkingsverband voornemens is dit doel te bereiken en een verklaring tot samenwerking

    artikel 3, onder a en d tot en met i,

    een verklaring tot samenwerking indien de aanvraag wordt ingediend door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen

Artikel 11. Bevoorschotting en betaling

Bij het besluit tot subsidieverlening worden voorschotten verleend die gelijkmatig worden betaald over het aantal kwartalen waarvoor subsidie wordt verleend.

Artikel 12. Tussentijdse voortgangsrapportage

De zorginstelling of de penvoerder die subsidie ontvangt brengt eenmaal per twaalf maanden verslag uit over de voortgang van haar activiteiten aan de Minister en gaat daarbij in op in hoeverre zij de gestelde doelen tot dan toe heeft behaald en haar inspanningen daarvoor.

Artikel 13. Aanvraag tot vaststelling

  • 1 Voor de aanvraag tot vaststelling wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2 De aanvrager toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid vindt de verantwoording van de activiteiten bedoeld in artikel 3, onder a tot en met h, voor zover het betreft de directe loonkosten en de personele kosten op de volgende wijze plaats:

    • a. een verklaring van werkelijke kosten en opbrengsten; of

    • b. een verklaring van gemiddelde kosten en opbrengsten.

  • 4 Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een samenvatting aangeleverd van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, die om niet en voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt.

Artikel 14. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 15. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 30 juni 2024.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H.M. de Jonge

Naar boven