De tbs is primair een beveiligingsmaatregel en kent twee vormen: de tbs met bevel
tot verpleging van overheidswege en de – minder ingrijpende – tbs met voorwaarden.
De maatregel tbs kan worden gevorderd bij een verdachte bij wie tijdens het begaan
van een strafbaar feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis
van de geestvermogens. Voorts moet er sprake zijn van een ernstig misdrijf (gevangenisstraf
van vier jaar of meer of enkele specifiek benoemde delicten) en een gevaar voor de
veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen (art. 37a Sr). De wet noch de jurisprudentie stelt als eis dat er sprake moet zijn van verminderde
toerekeningsvatbaarheid. De tbs kan dan ook worden gevorderd zowel bij toerekeningsvatbaren,
als bij verminderd toerekeningsvatbaren, als bij volledig ontoerekeningsvatbaren.
De tbs kan worden gecombineerd met een tijdelijke gevangenisstraf, behalve wanneer
sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Dan is er geen ruimte om naast
de maatregel tbs een gevangenisstraf te vorderen.
Tbs met bevel tot verpleging
Bepalend voor de keuze voor het vorderen van een tbs met verpleging zijn de ernst
van het indexdelict en de mate van het recidivegevaar. Indien het recidivegevaar onvoldoende afgewend
kan worden met behulp van voorwaarden, zal gekozen moeten worden voor een tbs met
verpleging. Dat is eveneens het geval wanneer betrokkene zich niet bereid toont tot
medewerking aan de voorwaarden of niet in staat is (bij voorbeeld vanuit de geconstateerde
stoornis) om aan de voorwaarden te voldoen. De tbs met verpleging is een vorm van
vrijheidsbeneming. Binnen het kader van beveiliging en behandeling wordt onder andere
door middel van (gecontroleerde) verloven in een Forensisch Psychiatrisch Centrum
(FPC) gewerkt aan een uiteindelijk veilig en verantwoord verblijf buiten het FPC.
De Minister van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de
verpleging.
De tbs met verpleging duurt maximaal vier jaar tenzij de tbs is opgelegd ter zake
van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid
van het lichaam van een of meer personen (art. 38e lid 1 Sr). In dat geval is sprake is van een ongemaximeerde tbs.
Tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging
Een tbs met voorwaarden is aan de orde als het recidivegevaar naar verwachting afdoende
afgewend kan worden door het stellen van voorwaarden die zien op het gedrag van de
terbeschikkinggestelde. Hiervan kan sprake zijn bij personen die minder delictgevaarlijk
zijn, enig ziektebesef tonen en gemotiveerd zijn voor een behandeling en een niet
te ernstig misdrijf hebben begaan.
Een voorwaardelijke beëindiging is alleen mogelijk bij een tbs met verpleging en is
aan de orde als de uit de psychische stoornis voortvloeiende delictgevaarlijkheid
dusdanig is teruggebracht dat het verantwoord is de verpleging onder voorwaarden te
beëindigen.
Het is noodzakelijk dat de tbs-gestelde zich bereid heeft verklaard tot medewerking
aan de voorwaarden (parallel aan art. 38 lid 6 Sr).
Het OM is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden in
verband met het nemen van vervolgbeslissingen (art. 6:3:14 Sv). Zowel bij de tbs met voorwaarden als bij de voorwaardelijke beëindiging speelt
de reclassering een centrale rol bij het adviseren over en formuleren van te stellen
voorwaarden. De reclassering houdt ook toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden
(art. 68 t/m 71 Reglement verpleging terbeschikkinggestelden).
De tbs met voorwaarden kan, ongeacht het indexdelict, maximaal negen jaar duren (art. 38e lid 2 Sr). Dat geldt niet voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging die door
de rechter is uitgesproken na 1 januari 2017. Deze is ongemaximeerd. Dat betekent dat de voorwaardelijke beëindiging (ook na negen jaren) telkens weer
verlengd kan worden door de rechter. Indien de tbs niet is opgelegd ter zake van een
misdrijf zoals bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr, is de duur van de tbs met verpleging, na de omzetting of hervatting, gemaximeerd
tot vier jaar (zie par. 3.3.)