In paragraaf 2.2 is ingegaan op de hoedanigheden waarin publiekrechtelijke lichamen kunnen optreden.
Treden publiekrechtelijke lichamen op als ondernemer dan is de Wet OB op hen van toepassing.
In die hoedanigheid komt de aan een publiekrechtelijk lichaam in rekening gebrachte
omzetbelasting in beginsel voor aftrek in aanmerking, tenzij sprake is van vrijgestelde
handelingen. Voor een publiekrechtelijk lichaam dat optreedt als ondernemer die belaste
handelingen verricht vormt de omzetbelasting geen kostenpost door de werking van het
aftrekrecht. Treedt een publiekrechtelijk lichaam niet op in de hoedanigheid van ondernemer
dan is de in die hoedanigheid door het publiekrechtelijke lichaam betaalde omzetbelasting
niet aftrekbaar en dus wel een kostenpost. Het niet in aftrek kunnen brengen van omzetbelasting
kan een verstorende werking hebben op afwegingen die door publiekrechtelijke lichamen
worden gemaakt. Het gaat dan vooral om:
-
– de afweging tussen het zelf uitvoeren van taken en het uitbesteden daarvan aan private
partijen;
-
– de problematiek rond het onderling uitwisselen van personeel tussen publiekrechtelijke
lichamen;
-
– het aangaan van constructies om de lasten van de omzetbelasting te beperken.
Om die verstorende invloed van de omzetbelastingheffing zoveel mogelijk weg te nemen
is op 1 januari 2003 de Wet BCF ingevoerd. Deze wet is van toepassing op compensatiegerechtigde lichamen. Op grond
van de Wet BCF komt voor compensatie in aanmerking de omzetbelasting die aan compensatiegerechtigde
lichamen in rekening wordt gebracht. Het moet dan gaan om omzetbelasting op handelingen
die door deze lichamen worden afgenomen in de hoedanigheid van niet-ondernemer. Hetzelfde
geldt voor de omzetbelasting die in de hoedanigheid van niet-ondernemer van deze publiekrechtelijke
lichamen wordt geheven, bijvoorbeeld in verband met invoer of de intracommunautaire
verwerving van goederen (zie artikel 3 Wet BCF en de paragrafen 2.3.2 tot en met 2.3.5 van dit besluit).
Op de hoofdregel dat de als niet-ondernemer betaalde omzetbelasting voor compensatie
in aanmerking komt, kent de Wet BCF enkele uitzonderingen. Niet voor compensatie komt in aanmerking de omzetbelasting
die verband houdt met goederen en diensten die het compensatiegerechtigde lichaam:
-
1. verstrekt, verleent of ter beschikking stelt aan een of meer individuele derden (artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BCF). Uitgezonderd hiervan zijn verstrekkingen aan een of meer individuele derden op
grond van een op een compensatiegerechtigd lichaam rustende wettelijke taak, waarvan
derden wettelijk verplicht zijn gebruik te maken en waaraan bij weigering daarvan
negatieve gevolgen aan de weigering verbonden kunnen worden voor die derden;
-
2. aanwendt voor handelingen die zijn vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting als
zij worden verricht door een ondernemer in de zin van de Wet OB (artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BCF).
De gehele of gedeeltelijke uitsluiting van compensatie van btw drukkende op goederen
of diensten op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BCF vindt plaats op basis van de omvang van het gebruik van de goederen en diensten voor
de in dit lid bedoelde uitsluitingen.
Ad 1. Goederen of diensten verstrekken, verlenen of ter beschikking stellen aan één
of meer individuele derden
Deze uitsluiting voorkomt dat op goederen en diensten die een compensatiegerechtigd
lichaam aanschaft maar die feitelijk door anderen dan dat lichaam worden gebruikt,
geen omzetbelasting drukt. Hierbij geldt dat het compensatiegerechtigde lichaam als
afnemer kwalificeert van de desbetreffende prestatie.
Een paar voorbeelden zijn:
-
– de inkoop van een rolstoel door een gemeente die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) aan een individuele derde ter beschikking wordt gesteld.
-
– het treffen van geluidsisolerende maatregelen aan woningen.
-
– De aanleg van een geluidwal (bijvoorbeeld langs een spoorlijn) valt niet onder deze
uitzondering. De terbeschikkingstelling vindt in dit laatste geval immers niet plaats
aan een individuele derde. Evenmin valt onder de uitsluiting het door bewoners en
bezoekers van een woonwijk en andere weggebruikers laten gebruiken van op- en afritten
naar en van een Rijksweg, welke op- en afritten op eigen grond van de gemeente zijn
aangelegd in opdracht van die gemeente.
-
– herstelwerkzaamheden aan woningen, met uitzondering van gevallen waarin een gemeente
handelt met gebruikmaking van een last onder bestuursdwang en voor zover de werkzaamheden
niet méér omvatten dan noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde en
veiligheid;
-
– het om niet of tegen een symbolische vergoeding ter beschikking stellen van een onroerende
zaak aan een derde. In dit geval is sprake van een bijzondere situatie omdat deze
activiteit zowel is te rangschikken onder onderdeel a als onder onderdeel b. De omzetbelasting
op de aankoop of de voortbrenging van de onroerende zaak is dus niet compensabel.
Ook de omzetbelasting die drukt op de onderhoudskosten van die onroerende zaak is
niet compensabel als die kosten voor rekening van het compensatiegerechtigde lichaam
komen.
Compensatie is niet uitgesloten voor goederen en diensten die naar hun aard alleen
door een compensatiegerechtigd lichaam kunnen worden verstrekt, verleend of ter beschikking
gesteld (zie artikel 1, onderdeel a, van het Besluit BCF). Dat is bijvoorbeeld het geval bij de afgifte van paspoorten en uittreksels uit
het bevolkingsregister. Dat is ook zo, als de gemeente een invalidenparkeerplaats
creëert op de openbare weg. Evenmin wordt compensatie uitgesloten als een gemeente
voor de eigenaar van een perceel grond een aftakking van het hoofdriool tot aan de
perceelgrens aanlegt of laat aanleggen. Weliswaar heeft de eigenaar als individu baat
bij de aangelegde voorziening maar de aftakking vormt een onlosmakelijk deel van het
aan de gemeente toebehorende openbare rioleringsstelsel. Dat stelsel als geheel wordt
niet ter beschikking gesteld aan één of meer individuele derden, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BCF.
Het door een gemeente resp. provincie om niet verstrekken van goederen en diensten
aan leden van de gemeenteraad en aan de leden van Provinciale Staten ten behoeve van
de uitoefening van hun functie is niet aan te merken als het verstrekken van goederen
en diensten aan personen die ten opzichte van de gemeente onderscheidenlijk de provincie
als derden zijn te zien.
Ad 2. Goederen of diensten aanwenden voor handelingen die zijn vrijgesteld van omzetbelasting
De uitsluiting van compensatie voor handelingen die zijn vrijgesteld van de heffing
van omzetbelasting als zij worden verricht door een ondernemer heeft als reden het
voorkomen van concurrentieverstoring. De ondernemer die vrijgestelde handelingen verricht,
kan de aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting immers niet in aftrek brengen.
Die omzetbelasting vormt voor de vrijgestelde ondernemer een kostenpost. Zou een compensatiegerechtigd
lichaam dezelfde prestatie als niet-ondernemer verrichten en de daarmee verband houdende
omzetbelasting kunnen compenseren dan leidt dat tot concurrentieverstoring. Voorbeelden
zijn het verzorgen van openbaar onderwijs (tegenover het van omzetbelasting vrijgestelde
onderwijs) en het om niet ter beschikking stellen van onroerende zaken aan (rechts)personen
(zie ook Ad 1 hiervoor).