Klein verzamelbesluit pensioenen

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023.]
Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 01-04-2017 t/m 14-12-2020

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

[Treedt in werking op 15-12-2020]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

2. Stichting als toegelaten uitvoerder van een oudedagsverplichting

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 62989, datum inwerkingtreding 15-12-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de toegelaten uitvoerders van een oudedagsverplichting is aangesloten bij de vóór de inwerkingtreding van de Wet uitfasering PEB toegelaten aanbieders van pensioenregelingen. Hiermee is geregeld dat een eigenbeheerlichaam als toegelaten uitvoerder van een oudedagsverplichting kan optreden1, mits de oudedagsverplichting voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt gerekend tot het binnenlandse ondernemingsvermogen van dat eigenbeheerlichaam.

In de praktijk is de vraag gerezen of bij een stichting, die een pensioen in eigen beheer uitvoerde welke omgezet wordt in een oudedagsverplichting, de oudedagsverplichting voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt gerekend tot het binnenlandse ondernemingsvermogen. Een stichting is alleen onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting, indien en voor zover dat lichaam een onderneming drijft.2 Een werkzaamheid die verband houdt met het doen van uitkeringen op grond van een pensioenregeling wordt hiermee gelijkgesteld.3

Naar mijn oordeel past het in de doelstelling van de Wet uitfasering PEB dat een oudedagsverplichting kan worden uitgevoerd door dezelfde stichting, die vóór de omzetting het pensioen in eigen beheer uitvoerde. De uitvoering van de oudedagsverplichting dient dan voor de heffing van de vennootschapsbelasting tot het binnenlandse ondernemingsvermogen van deze stichting te blijven worden gerekend.

Volledigheidshalve merk ik hierbij op dat wanneer de oudedagsverplichting van een eigenbeheerlichaam wordt overgedragen naar een stichting, dit wel leidt tot een belastbare afkoop.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 62989, datum inwerkingtreding 15-12-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2017.

3. Beleggingsonderneming als toegelaten uitvoerder voor een loonstamrecht

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 62989, datum inwerkingtreding 15-12-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2017.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In de Wet uitfasering PEB is geregeld dat beleggingsondernemingen kwalificeren als toegelaten aanbieders voor lijfrenteproducten. Beleggingsondernemingen zijn toegevoegd aan de kring van toegelaten aanbieders om een meer gelijk speelveld te creëren en tegelijkertijd ook de keuzemogelijkheden voor de klanten te vergroten.

Dezelfde uitbreiding is niet geregeld met betrekking tot de aanbieders van loonstamrechten. Beleggingsondernemingen kwalificeren daardoor niet als toegelaten aanbieder van een loonstamrecht.4

Inmiddels zijn er echter verzoeken binnengekomen om de uitvoering van reeds op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten over te kunnen dragen aan beleggingsondernemingen. Naar mijn oordeel past het in de doelstelling van de bovengenoemde wet om beleggingsondernemingen toe te staan als uitvoerders van loonstamrechten. Daarom keur ik vooruitlopend op wetgeving het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat een beleggingsonderneming kan optreden als toegelaten uitvoerder van loonstamrechten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB 1964, zoals dat artikel op 31 december 2013 luidde, en daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, Wet LB 1964, zoals dat artikel op 31 december 2013 luidde.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2020, 62989, datum inwerkingtreding 15-12-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2017.

4. Samenloop van opgebouwde pensioenaanspraken

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

[Treedt in werking op 15-12-2020]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

5. Compensatie bij afkoop of omzetting pensioen in eigen beheer

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

[Treedt in werking op 15-12-2020]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

6. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

[Treedt in werking op 15-12-2020]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

7. Citeertitel

[Regeling vervallen per 11-07-2023 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2023]

[Treedt in werking op 15-12-2020]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

  1. Artikel 38p, vierde lid, Wet LB 1964 jo. artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, Wet LB 1964, zoals dat artikel op 31 december 2016 luidde. ^ [1]
  2. Artikel 2, eerste lid, onderdeel e, Wet Vpb 1969. ^ [2]
  3. Artikel 4, onderdeel b, Wet Vpb 1969. ^ [3]
  4. Artikel 39f, eerste lid, Wet LB 1964 jo. artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2, Wet LB 1964, zoals dat artikel op 31 december 2013 luidde. ^ [4]
Naar boven