Het is de taak van de toezichthouders om toe te zien op de naleving van de bepalingen
uit de financiële wet- en regelgeving ten aanzien waarvan zij als toezichthouder zijn
aangewezen.
Het reguliere toezicht bestaat uit prudentieel toezicht, integriteitstoezicht, materieel toezicht en gedragstoezicht. Daarnaast oefenen de toezichthouders ook bijzondere toezichttaken uit, zoals onder
meer securitisatietoezicht, toezicht op accountantsorganisaties en toezicht op marktordeningbepalingen. De uitoefening van het toezicht omvat ook – wanneer daartoe aanleiding is – de inzet
van handhavingsinstrumenten. In de paragrafen 3 en 4 worden uitgangspunten respectievelijk factoren genoemd die voor de inzet van handhavingsinstrumenten
richtinggevend zijn. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop het reguliere
toezicht de naleving van bepalingen van de financiële wet- en regelgeving bewerkstelligt.
In het kader van het reguliere toezicht verzamelen de toezichthouders data en doen
zij onderzoek naar de mate van naleving van de in de financiële wet- en regelgeving
neergelegde normen. De toezichthouders voeren zowel instellingsspecifieke als thematische
onderzoeken uit. Daarnaast geven de toezichthouders voorlichting over hun interpretatie
van de wettelijke normen in onder meer beleidsregels, leidraden en ‘questions & answers’. Ook initiëren de toezichthouders overleg met de financiële sector en andere stakeholders
in rondetafelbijeenkomsten en seminars. Verder werken de toezichthouders zowel op
nationaal als internationaal niveau samen met andere instanties. In Nederland wordt
bijvoorbeeld samengewerkt op het gebied van risicosignalering, kennisdeling en handhaving
binnen het Financieel Expertise Centrum (FEC) en op internationaal niveau worden bijvoorbeeld toezichtactiviteiten op banken gecoördineerd
door middel van ‘colleges of supervisors’. Voor het reguliere toezicht hanteren de
toezichthouders elk een risicogebaseerde aanpak. Dat betekent dat de toezichthouders
hun toezichtcapaciteit vooral inzetten op risico’s die op basis van gehanteerde methoden
en/of modellen als hoogste naar voren komen. In het reguliere toezicht kunnen de toezichthouders ook gebruik maken van gedrag-
en cultuurinzichten, bijvoorbeeld bij het bepalen van de diepgang en intensiteit van
het toezicht. Met het toezicht op governance, gedrag en cultuur identificeren de toezichthouders
gedrag- en cultuuraspecten die van invloed kunnen zijn op de bedrijfsvoering van een
onder toezicht staande onderneming. Hiermee wordt beoogd het toezicht effectiever
en meer vooruitblikkend te maken, omdat gedrags- en cultuurproblemen vroegtijdig waarneembaar
kunnen zijn en veelal ten grondslag kunnen liggen aan het niet naleven van financiële
wet- en regelgeving.
In ieder geval is het reguliere toezicht preventief. Als het nodig is volgt interventie.
Bij constatering van overtredingen van financiële wet- en regelgeving nemen de toezichthouders
maatregelen, bijvoorbeeld om herstel en verbetering af te dwingen. Niet elke (dreigende)
overtreding van de financiële wet- en regelgeving leidt overigens tot de inzet van
een formeel handhavingsinstrument. Naast generieke beïnvloeding spelen informele maatregelen,
waarbij normoverdracht plaatsvindt door middel van een gesprek of (waarschuwings)brief,
een belangrijke rol in de handhaving. In veel gevallen zal zo’n gesprek of brief reeds
het gewenste effect hebben, namelijk normconform gedrag. De inzet van formele handhavingsinstrumenten
is dan veelal niet meer nodig. Dit betekent overigens niet dat in alle gevallen waarin
een overtreding van de financiële wet- en regelgeving wordt geconstateerd, enkel of
in eerste instantie informeel wordt opgetreden. Of de toezichthouders informeel of
formeel optreden én welke maatregel of combinatie van maatregelen daarbij getroffen
wordt, zal altijd afhangen van de omstandigheden van het geval en van de weging van
de factoren die daarbij een rol spelen, zoals hierna is uitgewerkt in paragraaf 4. Naast ernst en duur van de overtreding wegen de toezichthouders onder meer de mate
van verwijtbaarheid en de mate van compliance-gerichtheid. In dit verband kunnen ook
gedrags- en cultuurinzichten verkregen uit het reguliere toezicht van invloed zijn
op een interventiestrategie.