Regeling vergoedingen waterschapsverkiezingen

Geraadpleegd op 28-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2026.

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 oktober 2020, nr. IENW/BSK-2020/175451, houdende vaststelling van de Regeling vergoedingen waterschapsverkiezingen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 98, tweede lid, van de Waterschapswet;

BESLUIT:

Artikel 1

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 De som van de vergoedingen die de waterschappen gezamenlijk verschuldigd zijn krachtens artikel 98, tweede lid, van de Waterschapswet is:

    • a. voor de periode 2020 tot en met 2023 gelijk aan € 11,2 miljoen;

    • b. voor de periode 2024 tot en met 2027 gelijk aan € 11,2 miljoen, geïndexeerd overeenkomstig de consumentenprijsindex over de periode 2021 tot en met 2023, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

    • c. voor elke volgende periode van vier kalenderjaren gelijk aan het bedrag dat verschuldigd was in de daaraan voorafgaande periode van vier kalenderjaren, geïndexeerd overeenkomstig de consumentenprijsindex over de laatstgenoemde periode van vier kalenderjaren, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2 De waterschappen zijn voor de periode 2026 tot en met 2027 in aanvulling op het eerste lid, onderdeel b, gezamenlijk een vergoeding verschuldigd voor de gebleken meerkosten van de organisatie van de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur van € 2,0 miljoen.

  • 3 Het aandeel van een afzonderlijk waterschap in de som van de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bepaald op basis van het aandeel van het waterschap in het totale aantal kiesgerechtigde ingezetenen van de waterschappen tezamen tijdens de laatst gehouden waterschapsverkiezingen.

Artikel 2

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1

De vergoeding die een waterschap per kalenderjaar verschuldigd is, bedraagt een vierde van het op basis van artikel 1, eerste lid, in samenhang met het derde lid voor het waterschap bepaalde bedrag.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in artikel 1, tweede lid, in samenhang met het derde lid, die een waterschap verschuldigd is, bedraagt per kalenderjaar, bedoeld in artikel 1, tweede lid, de helft van het op basis van artikel 1, tweede lid, in samenhang met het derde lid, voor het waterschap bepaalde bedrag.

Artikel 3

[Wijziging per 01-01-2026.]

  • 1 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de vergoeding die een waterschap verschuldigd is telkens in het eerste jaar van een periode van vier kalenderjaren vóór 15 mei bij beschikking vast.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de vergoeding die verschuldigd is voor de periode 2020 tot en met 2023 vastgesteld vóór 15 november 2020.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, stelt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de vergoeding, bedoeld in artikel 2, tweede lid, die een waterschap verschuldigd is, voor 15 mei 2026 bij beschikking vast.

Artikel 4

De Vergoedingenregeling waterschapsverkiezingen 2015 en de Vergoedingenregeling waterschapsverkiezingen 2019 worden ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2020.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoedingen waterschapsverkiezingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

C. van Nieuwenhuizen Wijbenga