Het gebruik van auto's voor privédoeleinden van de ondernemer zelf of zijn personeel
zonder dat daar een vergoeding tegenover staat, vormt een belaste dienst als voor
de auto recht op aftrek is ontstaan (artikel 4, tweede lid, van de wet). Dat geldt zowel voor de auto’s die tot het bedrijfsvermogen van de ondernemer behoren
als voor auto’s die de ondernemer op een andere wijze tot zijn beschikking heeft gekregen
en die mede voor privédoeleinden worden gebruikt of ter beschikking zijn gesteld.
De wettelijke regeling zorgt ervoor dat er btw drukt op het privégebruik van (ook)
zakelijk gebruikte auto's. Deze regeling sluit exact aan bij het werkelijke privégebruik
en de daadwerkelijk daaraan toerekenbare kosten. De wettelijke regeling brengt met
zich mee dat ondernemers de privé gereden kilometers en de autokosten in hun administratie
moeten bijhouden. De privékilometers worden vervolgens afgezet tegen de in totaal
in dat jaar gereden kilometers. Uit die verhouding afgezet tegen de voor de desbetreffende
auto gemaakte kosten volgt dan welk bedrag aan btw is verschuldigd wegens het privégebruik
van de auto.
Forfaitaire regeling
De toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet, vereist dat uit de administratie van de ondernemer blijkt in hoeverre de auto voor
privédoeleinden is gebruikt en welke kosten hieraan zijn toe te rekenen. Om de administratieve
lasten en de uitvoeringskosten te beperken keur ik het volgende goed met toepassing
van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).
Goedkeuring
Ik keur goed dat de btw die is verschuldigd als gevolg van de toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet wordt vastgesteld op 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) (hierna: het
forfait) van de desbetreffende auto.
Als van deze goedkeuring gebruik wordt gemaakt geldt het volgende:
-
a) Toepassing van de goedkeuring is alleen mogelijk als uit de administratie niet blijkt
in hoeverre de auto voor privédoeleinden is gebruikt of welke kosten daaraan zijn
toe te rekenen;
-
b) De ondernemer brengt (met inachtneming van artikel 15 van de wet) alle btw op de gemaakte autokosten in aftrek;
-
c) Het forfait is verschuldigd over een periode van één jaar. De ondernemer voldoet eenmaal
per jaar en wel in het laatste belastingtijdvak van het boekjaar (artikel 13, vierde lid, van de wet) de btw voor het privégebruik auto. De verschuldigde btw bedraagt dan 2,7% van de
catalogusprijs van de desbetreffende auto. Het aldus berekende bedrag wordt naar tijdsgelang
aangepast als de auto niet het gehele jaar mede voor privédoeleinden ter beschikking
staat. Als het boekjaar langer is dan één jaar wordt de btw echter steeds verschuldigd
op de laatste dag van het kalenderjaar waarin de diensten worden verricht.
Met het forfait wordt niet het werkelijke privégebruik belast maar het veronderstelde
privégebruik. Dat betekent dat een zekere ruwheid geaccepteerd moet worden. De toepassing
van de forfaitaire regeling kan ertoe leiden dat een ondernemer gedurende de herzieningsperiode
méér aan btw is verschuldigd dan in dat jaar in aftrek is gebracht. Dit wordt veroorzaakt
doordat in het forfait afschrijvingskosten zijn begrepen terwijl de btw over de aanschaf
in één keer in aftrek wordt gebracht in het jaar van aanschaf. Bij toepassing van
het forfait is echter maximaal verschuldigd het bedrag van de in het jaar in aftrek
gebrachte btw, gedurende de herzieningsperiode vermeerderd met 1/5 deel van de btw
die ter zake van de aanschaf in rekening is gebracht. Het verschijnsel dat méér belasting
is verschuldigd dan in aftrek is gebracht kan zich om dezelfde reden ook voordoen
bij toepassing van de heffing van artikel 4, tweede lid, van de wet. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in een jaar na het jaar van aanschaf van
een met btw belaste auto weinig (maar wel privé) met de auto wordt gereden en in dat
jaar weinig btw op autokosten in aftrek is gebracht. Door de werking van artikel 5a van de beschikking, waarin de btw op de aanschaf van de auto wordt afgeschreven over 5 jaren (inclusief
het jaar waarin de auto in gebruik is genomen), moet dan toch btw worden betaald over
de afschrijvingscomponent. Door de toepassing van het 1,5% forfait (zie § 2.7.1.) zullen dit soort gevallen zich naar verwachting minder snel voordoen.
Toepassing van de heffing van artikel 4, tweede lid, van de wet, of het berekenen van een vergoeding voor het gebruik voor privédoeleinden heeft
overigens niet tot gevolg dat ondernemers integraal recht op aftrek hebben van de
btw op (aanschaf)kosten van auto’s die zowel voor privédoeleinden worden gebruikt
als voor niet-belaste handelingen (zoals ondernemers die (ook) van btw vrijgestelde
prestaties verrichten). De btw die toerekenbaar is aan niet-belaste handelingen komt
immers niet voor aftrek in aanmerking ingevolge artikel 15, eerste lid, van de wet. Het niet volledig in aftrek kunnen brengen van de btw heeft wel tot gevolg dat het
forfait van 2,7% van de catalogusprijs daarmee evenredig wordt verlaagd. In het geval
bijvoorbeeld dat een ondernemer voor 50% belaste en voor 50% vrijgestelde handelingen
verricht en de btw die drukt op de autokosten om die reden slechts gedeeltelijk in
aftrek kan worden gebracht, wordt het forfait dienovereenkomstig verlaagd tot 1,35%
(50% van 2,7%).
Een ondernemer is ook voor diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet, gehouden om hiervan aantekening te houden in zijn administratie (artikel 34 van de wet). Als geen administratie is bijgehouden voor het vaststellen van de mate waarin een
auto voor privédoeleinden is gebruikt, zal de inspecteur voor het vaststellen van
de verschuldigde omzetbelasting wegens privégebruik het forfait zoals hiervóór bedoeld
toepassen. Het is dan aan de ondernemer om aan te tonen dat, en zo ja in hoeverre,
toepassing van dit forfait tot een heffing leidt die hoger is dan de heffing die op
grond van de wettelijke regeling verschuldigd zou zijn. De ondernemer dient hierbij
rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Bij deze beoordeling moeten
omstandigheden in aanmerking worden genomen zoals :
-
• de aard van de onderneming,
-
• de zakelijke doeleinden waarvoor de auto binnen die onderneming bruikbaar is, alsmede
-
• de positie en de werkzaamheden binnen de onderneming van degene die de auto gebruikt,
en
-
• hetgeen bekend is omtrent de wijze waarop de auto voor privédoeleinden mag worden
gebruikt of is gebruikt zoals bijvoorbeeld voor woon‑werkverkeer.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden zullen steeds in hun onderlinge samenhang getoetst
moeten worden. Als daarnaast nog andere omstandigheden van belang zijn voor het bepalen
van de ter zake verschuldigde belasting zullen ook deze in aanmerking moeten worden
genomen.
Wanneer een beroep wordt gedaan op statistische gegevens dient aan de hand van omstandigheden
als hiervóór bedoeld aannemelijk te worden gemaakt dat deze gegevens in het desbetreffende
geval bruikbaar zijn.