De wijze van inrichten van de opslag van energiedragers is mede bepalend voor de veiligheid.
De opslag van lithium-ion energiedragers bij bedrijven vindt op een schaal plaats
uiteenlopend van enkele stuks tot meerdere tonnen. Het spreekt vanzelf dat dit gevolgen
heeft voor de wijze waarop de energiedragers veilig opgeslagen kunnen worden, met
inbegrip van de soort veiligheidsvoorzieningen.
Hoewel de opslag van verpakte energiedragers niet valt onder de reikwijdte van de
PGS-15 (opslag van verpakte gevaarlijke stoffen), zijn elementen uit die PGS-15 nuttig
om te hanteren bij een opslag van lithium-ion energiedragers. Mede in dat verband
is het nuttig om vier schaalniveau’s met bijbehorende opslagvoorzieningen te onderscheiden:
-
1. groot: in een brandcompartiment
-
2. middelgroot: in een brandveiligheidsopslagkluis
-
3. middel: in een brandveiligheidsopslagkast (tot ca. 1,5 m3 per kast)
-
4. klein: in een brandveilige verpakking, tas, envellope, koffer, opslagkist of ton.
Deze opslagvoorzieningen worden hieronder uitgewerkt als te treffen maatregelen. Onderkend
wordt dat de hier beschreven aanpak investeringen kan vergen. Geadviseerd wordt bij
de maatregelenkeuze en het tempo waarin de maatregelen gerealiseerd worden, de kosten
af te wegen tegen het voor de omgeving gewenste beschermingsniveau. Ingrediënten voor
de afweging voor wat betreft de kwetsbaarheid van de omgeving zijn te vinden in par. 7.1.3.
De PGS-15 behandelt in hoofstuk 5 de tijdelijke opslag van verpakte gevaarlijke stoffen,
voorafgaand aan of aansluitend op transport. Het voert te ver om hier voor de verpakte
lithium-ion energiedragers een analoog hoofdstuk uit te werken. Wel wordt erop gewezen
dat het, overeenkomstig PGS-15, wenselijk is de verpakte energiedragers zo snel mogelijk
naar een daarvoor bestemde permanente voorziening te verplaatsen. Ook is de tijdelijke
opslag niet bedoeld als werkvoorraad en wordt geadviseerd de bereikbaarheid voor hulpdiensten
voor de bestrijding van calamiteiten goed te regelen, bij voorkeur via een toegangsdeur
in de buitengevel. In hoeverre scheiding van tijdelijk opgeslagen lithium-ion energiedragers
en andere stoffen of koopmansgoederen kan plaatsvinden, zoals PGS-15 voorschrijft,
zal afhangen van de soort stoffen, in samenhang met de in hoofdstuk 6 beschreven risico’s. Geadviseerd wordt voor tijdelijke opslag verder passende maatregelen
te treffen, gebaseerd op elementen uit deze circulaire.
Brandcompartimentering
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– maximaal 10.000 kg energiedragers per brandcompartiment en maximaal oppervlak: 300
m2(Eventueel maatwerk bij grotere hoeveelheden en oppervlakken)
– Inpandige opslag: wbdbo ¹ minimaal 60 minuten
– Uitpandige opslag: wbdbo minimaal 30 minuten als de afstand van de opslagvoorziening
tot de inrichtingsgrens, een ander bouwwerk dat tot de inrichting behoort, of andere
brandbare objecten ten minste 5 meter is.
– Niet intacte energiedragers: wbdbo 90 minuten en quarantaineruimte
– Geen andere (brand)gevaarlijke stoffen, werkzaamheden en laadruimte in het brandcompartiment
– Vast opgesteld automatisch blussysteem
– Branddetectie met doormelding
– Opvangvoorziening voor bluswater
– Toegangsdeur in de gevel met voldoende ruimte voor hulpdiensten
|
¹ wbdbo: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag.
De bouwvoorschriften kennen vereisten voor brandwerende voorzieningen. Deze zijn samengevat
in par. B.3.3 van de bijlage. Het voornemen is om in de toekomst, onder de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving, de opslag van lithium-ion energiedragers op zichzelf als milieubelastende activiteit
aan te merken. Dit zal dan bepalend zijn voor de veiligheidsomstandigheden waaronder
de opslag plaatsvindt. Dit plaatst de bouwregelgeving dan op de achtergrond. Met de
adviezen in deze circulaire wordt geanticipeerd op de toekomstige situatie.
Geadviseerd wordt om een opslagvoorziening in een apart brandcompartiment te plaatsen.
Een brandcompartiment is een (deel van) een gebouw waarbij gedurende een bepaalde
tijd uitbreiding van een brand tot buiten dat compartiment wordt voorkomen, zodat
deze beheersbaar blijft en personen de gelegenheid wordt geboden zich in veiligheid
te stellen. In deze circulaire wordt als vuistregel gehanteerd dat een brandcompartiment
maximaal 10.000 kg energiedragers herbergt en een maximaal oppervlak heeft van 300
m2. Dit laatste omwille van beperking van het brandoppervlak en de bereikbaarheid voor
de brandweer. Als niet meer dan 10.000 kg per opslagvoorziening aanwezig is, betekent
dit overigens ook dat er geen vergunningplicht aan de orde is op grond van het Bor, bijlage I, categorie 4.4, onder j. Wel geldt een meldingsplicht op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. Bijvoorbeeld om redenen van haalbaarheid en betaalbaarheid kan wel sprake zijn van
een vergunningplichtige situatie (waarbij er dus meer dan 10.000 kg in een opslagvoorziening
is geplaatst of er met een oppervlak groter dan 300 m2 wordt gewerkt). Voor gevallen waarin meer dan 10.000 kg per brandcompartiment of
een groter oppervlak dan 300 m2 wordt opgeslagen, wordt maatwerk geadviseerd met advies van de Veiligheidsregio of
brandweer. Het is dan onder andere afhankelijk van de ligging ten opzichte van in
het bestemmingsplan of omgevingsplan toegelaten kwetsbare gebouwen en locaties welk
maatregelenpakket opportuun is. Ingrediënten voor de afweging zijn te vinden in par. 7.1.3. Voor informatie waarbij de energiedragers als afvalstof aangemerkt moeten worden,
wordt verwezen naar de bijlage onder B.2.
Er wordt geadviseerd de aanpak te volgen die thans in PGS-37 kader in ontwikkeling
is en die hier wordt weergegeven. Daarbij moet opgemerkt worden dat in PGS-37 kader
deze ontwikkelingen nog niet vaststaan.
-
• Bij inpandige opslag van lithium-ion energiedragers is sprake van een afzonderlijke ruimte. Er geldt een
wbdbo van minimaal 60 minuten. Deuren, ventilatieopeningen, leidingdoorvoeren of rookluiken
in de constructie mogen geen afbreuk doen aan de brandwerendheid.
-
• Voor een uitpandige opslag geldt een wbdbo van minimaal 30 minuten als de afstand
van de opslagvoorziening tot de inrichtingsgrens, een ander bouwwerk dat tot de inrichting
behoort, of andere brandbare objecten ten minste 5 meter is. De wbdbo geldt inclusief
de wanden, het dak en de draagconstructie van de opslagvoorziening.
-
• Er worden geen wbdbo-eisen gesteld als de afstand tot een ander bouwwerk dat tot de
inrichting behoort, of andere brandbare objecten ten minste 10 meter is.
In de in ontwikkeling zijnde PGS-37 wordt voorts mogelijk aangegeven dat er geen opslag
van brandbare stoffen binnen de aangegeven afstanden mag plaatsvinden en er evenmin
brandgevaarlijke activiteiten mogen plaatsvinden. Dit eventueel met uitzondering van
onderhoudswerkzaamheden.
Als de energiedragers niet intact zijn of een verdenking daarvan bestaat, wordt een
wbdbo van minimaal 90 minuten geadviseerd. Dit om te anticiperen op het grotere risico
dat in die gevallen speelt en de veiligheid op voorhand niet vast te stellen is. Een
motivering voor de wbdbo kan ontleend worden aan het restrisico uit artikel 7.10 van het Bouwbesluit en de zorgplicht uit artikel 1a van de Woningwet. In de bijlage, paragraaf B3.3.2 wordt nader ingegaan op het Bouwbesluit. Ook kan gedacht worden aan een ‘quarantaineruimte’, zijnde een uitpandige ruimte
waar de energiedragers gedurende enkele dagen worden opgeslagen.
Ook bij meerdere brandcompartimenten wordt geadviseerd een brandwerende scheiding
tussen de compartimenten aan te (laten) brengen met een wbdbo van minimaal 60 minuten.
Dit geldt ook voor de doorgangen en openingen. Geadviseerd wordt voorts geen andere
gevaarlijke stoffen, geen andere brandgevaarlijke stoffen of stoffen die de energiedragers
kunnen aantasten (bijvoorbeeld strooizout) in het brandcompartiment te plaatsen. Het
verdient verder aanbeveling om andere werkzaamheden dan noodzakelijk voor de opslag
niet in de opslagruimte voor de energiedragers toe te staan. Alternatieve functies
voor de opslagruimte, zoals gebruik als oplaadruimte wordt afgeraden. Technische ruimten
(cv, stoppenkasten) mogen niet rechtstreeks in verbinding staan met het brandcompartiment.
Bij een opslagvoorziening die als apart brandcompartiment is ingericht is het uitgangspunt
dat een brand snel gedetecteerd en in een beginstadium beheerst wordt. Om die reden
is een vastopgesteld automatisch blussysteem aanwezig. De automatische systemen zijn
bijvoorbeeld: een sprinklerinstallatie of een deluge-installatie of alternatieven zoals de toepassing van aerosolen. De installatie moet daarbij gecertificeerd
zijn en aantoonbaar een lithium-ion brand in een beginstadium kunnen beheersen. De
automatische installatie moet hierbij ook bewerkstelligen dat er geen uitbreiding
plaatsvindt naar de naastgelegen opgeslagen energiedragers binnen het brandcompartiment.
De systemen die kunnen worden toegepast in een opslagvoorziening en de eisen waaraan
deze systemen moeten voldoen, zijn verder uitgewerkt in de PGS-14. Naast een koel-/blussysteem is er een voor dat systeem geschikte branddetectie.
Een thermisch detectiesysteem zorgt voor een snelle melding bij het ontstaan van een
oververhitting en een (kruisgevoelige) koolmonoxide melder detecteert ook in een vroeg
stadium vrijkomend waterstofgas. Om die reden worden beide systemen aangeraden, waarbij
tevens een doormelding plaatsvindt naar een continu bezette particuliere alarmcentrale
(PAC).
Bij de bestrijding van een brand van lithium-ion energiedragers met koel- of bluswater
kan toxisch en corrosief water in de omgeving terecht komen. Dit water kan in het
oppervlaktewater geraken of in het riool lopen waarbij een mogelijke verstoring van
het biologisch zuiveringsproces in de rioolwaterzuiveringinstallatie (RWZI) kan volgen.
De wateropvangvoorzieningen zijn er op gericht het aldus in het milieu geraken van
het verontreinigd water te voorkomen. Dit zou met voorzieningen buiten de inrichting,
c.q. begrenzing van de activiteit kunnen. Ook kan gedacht worden aan het ‘inblokken’
van delen van het rioolstelsel, waarmee voorkomen wordt dat het blus- of koelwater
in de RWZI geraakt. Geadviseerd wordt om in overleg tussen ondernemer en bevoegd gezag
en Veiligheidsregio planmatig tot beheersing van de koel-/bluswaterproblematiek te
komen. De realisatie van een wateropvangvoorziening kan complex en kostbaar zijn.
Geadviseerd wordt de haalbaarheid en betaalbaarheid in het oog te houden.
Geadviseerd wordt voorts om de toegankelijkheid voor hulpdiensten te waarborgen. Elk
brandcompartiment moet aan de buitenzijde van het pand goed te bereiken zijn voor
hulpdiensten door middel van een toegangsdeur in de gevel. De buitenruimte rond deze
toegangsdeur moet voldoende vrije ruimte hebben, zodat de brandweer hierbij kan met
haar materieel waarbij rekening gehouden moet worden met een veilige werkafstand tot
het gebouw in relatie tot de hoogte hiervan. In overleg met de brandweer kan deze
minimale veilige ruimte lokaal worden vastgesteld.
Figuur 1 Nadere aanduiding van een inpandige en uitpandige opslag overeenkomstig PGS-15
Brandveiligheidskluis
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– geen andere gevaarlijke stoffen, onnodige werkzaamheden of alternatieve functies
in de kluis
– branddetectie
– automatisch sluitende deuren bij incident
– aansluiting voor waterslang
– waterdichtheid voor opvang bluswater
– overloopinrichting
|
Een kluis bestaat uit een enkele afzonderlijk afsluitbare en brandveilige ruimte,
die geen onderdeel uitmaakt van de bouwkundige constructie van het gebouw waarin deze
geplaatst is. Deze heeft de vorm van een grote, betreedbare brandveilige voorziening
die binnen een grotere ruimte is geplaatst. De kluis werkt als een brandcompartiment,
zij het dat hier niet uitgegaan wordt van een vast opgesteld automatisch blussysteem.
Het verdient aanbeveling om andere werkzaamheden dan noodzakelijk voor de opslag niet
in de opslagruimte voor energiedragers toe te staan. Alternatieve functies voor de
kluis, zoals gebruik als oplaadruimte wordt afgeraden. Evenals bij een ‘gewoon’ brandcompartiment
worden zowel een thermische detectie als een koolmonoxide melder aangeraden. Bij een
incident moeten de deur(en) van de brandveiligheidsopslagkluis, die eventueel nog
open staan, automatisch worden aangestuurd om te sluiten.
Evenals bij een ‘gewoon’ brandcompartiment wordt geadviseerd geen andere gevaarlijke
stoffen en geen andere brandgevaarlijke stoffen of stoffen die de lithium-ion energiedragers
kunnen aantasten (bijvoorbeeld strooizout) in de kluis te plaatsen. Buiten de kluis
zou dat dan weer wel kunnen.
Voor zover de brandveiligheidskluis voldoet aan een passende veiligheidsnorm wordt
in deze circulaire geen advies opgenomen ten aanzien van aanvullende eisen. Stellingname
daarover wordt overgelaten aan de PGS-37 werkgroep. Voorzover er geen norm van toepassing
is wordt geadviseerd om de kluis te voorzien van een aansluiting voor een brandweerslang
(3’ Stortzkoppeling (nok81)) waarop de brandweer een koel- of bluswateraansluiting
kan realiseren. Daarbij is het raadzaam om de precieze locatie hiervan in overleg
met de brandweer vast te (laten) stellen. Bij het aanbrengen van een dergelijke voorziening
moet de kluis waterdicht zijn uitgevoerd, zodat deze in geval van een calamiteit via
de Stortzkoppeling met water kan worden gevuld. Om het overtollige water te kunnen
kwijtraken wordt geadviseerd de kluis te voorzien van een overloopinrichting die tenminste
het aangeboden bluswater kan afvoeren (1.000 liter per minuut). Deze overloopinrichting
wordt dan aangebracht 10 cm boven het hoogste punt van de hoogst opgeslagen lithium-ion
energiedrager. Opgemerkt wordt nog dat het gangbaar is dat de ruimte gevuld wordt
zonder dat de overloop gebruikt wordt. Dit tenzij de temperatuur zodanig oploopt dat
verdere koeling nodig is.
Brandveiligheidskast
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– inhoud tot ca 1,5 m3
– 60 minuten brandwerend bij intacte energiedragers
– 90 minuten brandwerend bij niet- intacte energiedragers
|
Als vuistregel voor een brandveiligheidskast geldt een inhoud tot circa 1,5 m3. Zo’n kast onderscheidt zich van een kluis doordat de kast niet betreedbaar is. Uitgegaan
wordt van een aantoonbare brandwerendheid van minimaal 60 minuten voor intacte energiedragers
(‘type 60’) en 90 minuten voor energiedragers voor niet-intacte energiedragers. Naar
zijn aard moet een brandveiligheidsopslagkast brandveilig zijn. Voor gevallen na 1 januari
2006 wordt hieraan in ieder geval aan voldaan met de eisen uit NEN-EN-14470-1 (deze
norm heeft betrekking op kasten t/m 1 m3). Het is logisch dat de desbetreffende documentatie voorhanden is, waarbij die documentatie
door de leverancier van de kast is meegeleverd.
Ten aanzien van extra veiligheidseisen, bovenop een passende norm, zoals repressieve
voorzieningen (blussysteem), rookgasafvoer en drukontlastingsklep wordt in deze circulaire
geen advies opgenomen. Dit omdat dit extra eisen zijn, naast de norm. Stellingname
over andere eisen, naast de norm, wordt overgelaten aan de PGS-37 werkgroep.
Brandveilige verpakking
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– gebruik verpakkingen die adequate bescherming bieden bij ontbranding
– voor kleinschalige opslagen, met name voor beschadigde energiedragers en energiedragers
voor recycling of vernietiging
|
Er zijn kleinschalige verpakkingen op de markt verkrijgbaar in de vorm van bijvoorbeeld
zakken, kratten of tonnen, of, voor apparaten, de zogeheten enveloppes, die een adequate
bescherming moeten bieden tegen ontbrandende lithium-ion energiedragers. Ook de verpakkingen
die vereist zijn voor het vervoer (zie paragraaf 7.1.1 en de bijlage, paragraaf B3.6) kunnen hier een rol vervullen. Geadviseerd wordt deze verpakkingen
toe te passen bij de kleinschalige opslag, met name voor energiedragers die bedoeld
zijn om te worden vernietigd of gerecycled, respectievelijk voor beschadigde energiedragers.
Daarbij maakt de vervoersregelgeving onderscheid tussen deze categorieën.
Verantwoord stapelen
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– alleen stapelen in stellingen
– 0,5 m tussen de energiedragers en de onderzijde van de dakplaten
– extra voorzieningen bij stapeling hoger dan 5 à 6 m
|
Het stapelen van pallets die (verpakte) lithium-ion energiedragers bevatten, anders
dan in stellingen, wordt afgeraden. In alle gevallen wordt geadviseerd dat de ruimte
tussen de opgeslagen energiedragers en de onderzijde van de dakplaten ten minste 0,5
m is. Dit ten behoeve van de luchtcirculatie in de opslagvoorziening en voorkoming
van opwarming door zonnestraling op het dak op zomerse dagen. Geadviseerd wordt om
bij een hogere stapeling dan 5 à 6 meter extra voorzieningen te treffen om brandpropagatie
te voorkomen of een beginnende brand eerder te detecteren. Hierbij kan gedacht worden
aan een fysieke brandvertragende barrière tussen pallets of detectie per pallet. In
de PGS-37 zal naar verwachting een aan te houden maximale hoogte opgenomen worden.
Het spreekt vanzelf dat de stellingen voldoende sterk moeten zijn en niet zwaarder
mogen worden belast dan waar deze op gemaakt zijn.
Good housekeeping
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– overzichtelijke inrichting van de opslagruimte
– zorgvuldig handelen
– geen dagvoorraad in vlucht- of rijroute
– mogelijkheid een enkele pallet uit de opslag te verwijderen
– opladen tijdens werktijden/aanwezigheid van personeel
– opladen buiten werktijden in een afzonderlijke kast, kluis of brandcompartiment
met branddetectie
– instructie personeel
– representatief journaal bij meer dan 10.000 kg
– zo mogelijk apart opslaan; gedemonteerd uit het apparaat
– afgedankte elektrische en elektronische apparatuur voorbereiden op transport
|
Een algemeen beginsel van good housekeeping is dat een opslagruimte overzichtelijk
en netjes ingericht is. Dit voorkomt misplaatsing van goederen die niet bij elkaar
opgeslagen zouden moeten worden.
Omdat fysieke beschadiging, zowel in het inwendige van een energiedrager als aan de
omhulling een risicofactor vormt, spreekt het vanzelf dat zorgvuldig met de energiedragers
omgegaan dient te worden. Het laten vallen, aanrijden, ruw behandelen moet worden
voorkomen. Overeenkomstig de PGS-15, voorschrift 3.1.3 wordt voorts geadviseerd de
dagvoorraad niet in rijroute of vluchtroute te plaatsen, zodat de paden toegankelijk
blijven. Daarbij moet de mogelijkheid voorhanden zijn om een enkele pallet uit de
opslag te verwijderen, bijvoorbeeld als geconstateerd wordt dat daarin een bijzondere
warmteontwikkeling plaatsvindt. Daarbij wordt geadviseerd dergelijk ingrijpen aan
de (beoordeling van) de brandweer over te laten, vanwege het mogelijk vrijkomen van
giftige gassen uit instabiele lithium-ion energiedragers.
Hoewel het strikt genomen niet om de opslag van de energiedragers gaat, wordt, voor
zover er sprake is van het opladen van de energiedragers, geadviseerd dit binnen de
werktijden, c.q. in aanwezigheid van personeel te doen. Ook dit is een kwestie van
good-housekeeping. Soms wordt echter ’s nachts geladen in verband met de normale bedrijfsvoering
en effectieve inzet van materieel. Hierbij valt te denken aan verhuurbedrijven voor
fietsen of het laden van bouwmaterieel. Voor die gevallen wordt geadviseerd zoveel
mogelijk de geest van deze circulaire te volgen. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan
om het inrichten van een laadfaciliteit in een afzonderlijk brandcompartiment, afzonderlijke
brandveiligheidskluis of brandveiligheidskast. Ook kan hier een regulier onderhouds-
of inspectieprogramma al voldoende veiligheidswaarborgen bieden. Dit wellicht gekoppeld
aan de levensduur van de energiedragers. Een punt van overweging van de mate waarin
maatregelen opportuun zijn is voorts de kwetsbaarheid van de omgeving, zoals bedoeld
in de tweede alinea van paragraaf 7.1.2. Daarnaast wordt aangeraden om de plek waar energiedragers worden opgeladen buiten
werktijden, te voorzien van zowel branddetectie als een koolmonoxide melder. Dit om
ingeval van een (dreigend) incident tijdig handelend te kunnen optreden. Daarbij wordt
afgeraden verlengsnoeren en losliggende verdeelpunten te gebruiken.
Goed geïnstrueerd personeel dat bekend is met het mogelijk ontstaan van een incident
met lithium-ion energiedragers kan helpen een dreigend incident in een vroeg stadium
te onderkennen. Dit betreft ook waakzaamheid met betrekking tot geur en warmteontwikkeling
van de energiedragers. Ook is het van belang dat bij het personeel van de opslagfaciliteit
bekend is hoe te handelen in geval van calamiteiten. Er wordt geadviseerd dat er per
opslagvoorziening met meer dan 10.000 kg lithium-ion energiedragers een actueel intern
noodplan aanwezig is. Kortheidshalve wordt in dat verband verwezen naar het voorschrift
3.19.1 uit de PGS-15.
Als de aanwezigheid van meer dan 10.000 kg lithium-ion energiedragers wordt toegestaan,
wordt een representatief journaal gevraagd. Dit journaal heeft tot doel de hulpverlenende
diensten een beeld geven van de te verwachten gevaren als gevolg van de opgeslagen
stoffen. Voor een nadere beschrijving van de inhoud van het journaal wordt verwezen
naar het voorschrift 3.15.1 uit de PGS-15.
Als lithium-ion energiedragers uit grotere apparaten gedemonteerd kunnen worden, bijvoorbeeld
bij tweewielers, wordt geadviseerd deze apart op te slaan in een compartiment, kast,
kluis of andere brandbeschermende omhulling. Met die benadering wordt ook de kans
op beschadiging van de energiedrager door het omvallen van tweewielers beperkt. Dit
advies geldt nadrukkelijker voor inruil-/tweedehands tweewielers die al een keer het
gebruiksstadium gepasseerd zijn.
Erkend wordt dat voor energiedragers die bijvoorbeeld in elektronica, zoals laptops,
zijn bevestigd het moeilijker is om deze apart op te slaan. Steeds zal het gaan om
een afweging tussen praktische haalbaarheid en veiligheidswinst, waarbij bijvoorbeeld
ook de spreiding van de gemonteerde energiedragers in de ruimte waarin de apparaten
zijn opgeslagen een rol speelt. De opslag van afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur (AEEA), vooruitlopend op de afvoer daarvan heeft een bijzondere positie.
Daarbij speelt ook de wenselijkheid van een afzonderlijke inzamelstructuur voor de
AEEA vanuit veiligheidsoogpunt. Het komt de efficiëntie ten goede als de doorgaans
kortstondige opslag vooruitloopt op het vervoer. Ook de WEEELABEX-richtlijn is relevant, omdat daarin wordt aangegeven dat de AEEA in dezelfde onbeschadigde
en complete vorm moet worden afgevoerd naar een verwerker. Geadviseerd wordt bij de
maatregelenkeuze deze punten mee te nemen.
Maatregelen voor verkoopruimten/winkels
Mogelijk onderdeel van een maatregelenpakket (in het kort):
– t/m 333 kg: buiten toepassingsbereik van de circulaire
– 333 t/m 5.000 kg: good housekeeping
– 5.000 t/m 10.000 kg: good housekeeping en brandmeldinstallatie met doormelding PAC
– vanaf 10.000 kg: als reguliere opslag met maatwerk
|
Zoals aangegeven in hoofdstuk 5 gelden voor verkoopruimten en winkels, voorzover het gaat om intacte energiedragers,
een beperkt aantal specifieke maatregelen, waarbij het maatregelenpakket afhankelijk
is van de hoeveelheid opgeslagen energiedragers.
Onder good housekeeping valt specifiek voor verkoopruimten en winkels:
-
• Een voorlichting van personeel inzake het (brand)risico en hoe te handelen in geval
van een incident
-
• Voor voertuigen, tweewielers en elektronica: zo mogelijk niet laden van de energiedragers
buiten de aanwezigheid van personeel
-
• Voor energiedragers in apparaten: beperken van hoge stapels
-
• Bij met name tweewielers: voor zover mogelijk niet monteren van de energiedragers,
maar deze in een aparte opslag nemen. Dit ook om beschadiging van energiedragers door
omvallen te voorkomen. Indien demontage niet mogelijk is wordt geadviseerd de tweewielers
op enige afstand van elkaar plaatsen
-
• Extra voorzichtigheid betrachten bij gebruikt, cq tweedehands materiaal.
Voor hoeveelheden vanaf 10.000 kg gelden de maatregelen die hierboven zijn beschreven
voor de opslag van energiedragers. Daarbij wordt de toepassing van maatwerk geadviseerd
met advies van de brandweer (zie paragraaf 7.1.2).