Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 04-10-2024.
Geldend van 01-02-2022 t/m 15-02-2022

Subsidieregeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 9 juni 2020, nr. VO/24587469 houdende vaststelling van een subsidieregeling voor de uitvoering van de pilots voor het praktijkgericht programma ter voorbereiding van de samenvoeging van de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo (Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Subsidieverstrekking scholen

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1 De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een school subsidie verstrekken om deel te nemen aan de pilot voor het praktijkgericht programma ter voorbereiding van de samenvoeging voor de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo. De pilot vindt plaats vanaf schooljaar 2020/2021 tot en met schooljaar 2023/2024.

  • 2 De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a. het starten met het praktijkgericht programma als onderdeel van het curriculum voor leerlingen in het derde en het vierde leerjaar van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg;

    • b. het voorbereiden van de implementatie van het praktijkgericht programma;

    • c. het doorontwikkelen van een praktijkgericht programma en het leveren van input voor vraagstukken rondom de nieuwe leerweg door het onderwijspersoneel;

    • d. het opbouwen en onderhouden van een netwerk met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen in de regio; en

    • e. het opzetten of intensiveren van een samenwerking met het mbo ten behoeve van het opbouwen en onderwijzen van het praktijkgericht programma.

  • 3 De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende kosten:

    • a. de kosten voor het aanschaffen van inventaris om het praktijkgericht programma aan te kunnen bieden of in samenwerking op te zetten met een ander vmbo, mbo of bedrijfsleven;

    • b. de kosten voor het aanschaffen van nieuw lesmateriaal voor de leerlingen om opdrachten uit te voeren;

    • c. de kosten voor de inzet van een onderwijsondersteuner voor het praktijkgericht programma, onder meer bij het ondersteunen van docenten in de klas, het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van opdrachten en het opbouwen en onderhouden van contacten met vervolgonderwijs en bedrijfsleven; en

    • d. de vervangingskosten voor het vrijroosteren van onderwijspersoneel gedurende de pilots, opdat zij scholing kunnen volgen, ontwikkelactiviteiten en implementatieactiviteiten kunnen uitvoeren in het kader van het praktijkgericht programma.

  • 4 Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. de kosten voor huisvesting, bedoeld in artikel 76c van de wet;

    • b. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • c. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor de subsidieverstrekking op grond van deze regeling aan scholen is een subsidieplafond beschikbaar van € 21.520.000.

Artikel 5. Onderverdeling subsidiebedrag per aanvraag

  • 1 In 2020 kunnen maximaal 137 scholen deelnemen aan de pilot praktijkgericht programma.

  • 2 Van de 137 plekken zijn 36 plekken gereserveerd voor schoolvestigingen die reeds toestemming hebben om deel te nemen aan de pilot van het praktijkgericht programma T&T. Aanvragen van deze schoolvestigingen, die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikelen 7 en 9, worden goedgekeurd en artikel 6 is daarop niet van toepassing.

  • 3 Voor de overige 101 beschikbare plekken wordt geloot, waarbij de categorieën als bedoeld in artikel 6 van toepassing zijn.

  • 4 Het subsidiebedrag per aanvraag is maximaal € 162.000.

Artikel 6. Loting

  • 1 De aanvragen, bedoeld in artikel 5, derde lid, die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikelen 7 en 9, worden in de volgende verhouding verdeeld over de geselecteerde praktijkgerichte programma’s waarop de aanvraag betrekking heeft:

    • a. 18 plekken voor het examenprogramma Dienstverlening en Producten;

    • b. 18 plekken voor het examenprogramma Informatietechnologie voor de gemengde en theoretische leerweg;

    • c. 15 plekken voor het examenprogramma T&T;

    • d. 18 plekken voor het examenprogramma Zorg en Welzijn;

    • e. 18 plekken voor het examenprogramma Economie en ondernemen;

    • f. 13 plekken voor de overige beroepsgerichte examenprogramma’s, met uitzondering van Dienstverlening en Producten, Zorg en Welzijn, en Economie en ondernemen.

  • 2 De ingelote praktijkgerichte programma’s zijn verdeeld in verschillende lotingscategorieën op basis van welke leerwegen op de schoolvestiging worden gegeven. Voor elke schoolvestiging is één plek beschikbaar om aan de pilot deel te nemen.

  • 3 Op basis van de beschikbare plekken, bedoeld in het eerste lid, zijn voor het voortgezet speciaal onderwijs drie plekken gereserveerd en voor Scholengemeenschap Bonaire één plek.

  • 4 Indien de gereserveerde plekken, bedoeld in artikel 5, tweede lid, niet volledig worden benut of indien na de loting, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b en c, er nog plekken over blijven, worden de beschikbare plekken verloot over de resterende aanvragers zonder deze aanvragen opnieuw in te delen in lotingscategorieën. In dat geval geldt nog steeds één praktijkgericht programma per schoolvestiging.

Artikel 7. Subsidieaanvraag

  • 1 De subsidieaanvraag kan worden ingediend van 1 juni tot en met 15 september 2020.

  • 2 Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

  • 3 In aanvulling op de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag een activiteitenplan dat ten minste bevat:

    • a. de opzet van de activiteiten, waarbij aannemelijk gemaakt wordt dat schooljaar 2020/2021 gebruikt wordt als voorbereiding om in schooljaar 2021/2022 te starten met leerlingen in het praktijkgericht programma in het derde leerjaar. Voor de daaropvolgende jaren wordt een globale planning afgegeven met als doel het praktijkgericht programma in te bedden in het huidige curriculum;

    • b. een uitwerking van de activiteiten in een planning en sluitende begroting voor schooljaar 2020/2021, aansluitend bij de te subsidiëren activiteiten en kosten, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, eventueel aangevuld met cofinanciering vanuit het bedrijfsleven;

    • c. een uitwerking van welke relevante regionale netwerken zoals vmbo’s, vervolgonderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen er zijn en hoe de school voornemens is de samenwerking op of uit te bouwen met deze reeds bestaande netwerken;

    • d. op welke wijze het mbo en havo structureel betrokken worden bij de vormgeving van het onderwijs ten behoeve van het praktijkgericht programma; en

    • e. de contactgegevens, het emailadres en telefoonnummer van een contactpersoon die gedurende de periode van de pilot het aanspreekpunt is voor de projectgroep nieuwe leerweg, voor de onderzoekers die de pilots evalueren en voor de minister.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1 Het bevoegd gezag dat de subsidie, bedoeld in artikel 3, ontvangt:

    • a. start met de ontwikkeling van het praktijkgericht programma in schooljaar 2020/2021 en biedt dit praktijkgericht programma aan vanaf schooljaar 2021/2022;

    • b. roostert leraren vrij voor deelname aan de activiteiten en draagt zorg voor vervanging voor die leraren;

    • c. deelt actief opgedane kennis, ervaring en materiaal met het onderwijsveld en de projectgroep nieuwe leerweg;

    • d. roostert personeel vrij en zorgt voor vervanging om deel te nemen aan de landelijke activiteiten die gepaard gaan met de invoering van de nieuwe leerweg;

    • e. draagt zorg voor aansluiting bij bestaande netwerken dan wel vormen van een netwerk, genoemd in artikel 7, derde lid, onderdeel c, voor het doorontwikkelen van het examenprogramma praktijkgerichte programma en de invoering van dit programma in de vestiging;

    • f. zendt, indien het praktijkgericht programma in schooljaar 2021/2022 start, op uiterlijk 1 december 2021 een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 12 en op uiterlijk 1 december 2024 een eindrapportage aan de minister;

    • g. ondertekent op uiterlijk 15 januari 2021 de akte van overdracht van het intellectueel eigendom van het materiaal dat ontwikkeld wordt ten behoeve van het praktijkgericht programma

    • h. draagt zorg voor een afvaardiging van het personeel bij de landelijke activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe leerweg; en

    • i. werkt desgevraagd mee aan een namens de minister ingesteld monitor- en effectonderzoek.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a:

    • a. biedt het bevoegd gezag de praktijkgerichte programma’s Produceren, installeren en energie (PIE), Bouwen, wonen en interieur (BWI), Groen, Horeca, bakkerij en recreatie (HBR), Media, vormgeving en ICT (MVI) en Mobiliteit en transport (M&T) aan vanaf schooljaar 2022/2023; en

    • b. kan de minister, indien het bevoegd gezag aantoont dat het aanbieden van het praktijkgerichte programma vanaf het schooljaar 2021/2022 redelijkerwijs niet mogelijk is, omdat de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding ervan daaraan in de weg staan, een jaar ontheffing verlenen van deze verplichting.

  • 3 Indien het praktijkgerichte programma op grond van het tweede lid vanaf schooljaar 2022/2023 wordt aangeboden, zendt het bevoegd gezag, in afwijking van het eerste lid, onderdeel f, de voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 12 op uiterlijk 1 december 2022 aan de minister.

Artikel 9. Besteding subsidie

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verstrekt. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 2 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt worden tot en met schooljaar 2023/2024 uitgevoerd.

Artikel 10. Verlening en betaling subsidie

  • 1 De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2 De minister verstrekt een voorschot ter hoogte van het volledige bedrag dat wordt verleend. Het verleende subsidiebedrag wordt in termijnen als voorschot verstrekt.

Artikel 11. Verantwoording

  • 1 De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G2, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2 De vaststelling van de subsidie vindt plaats binnen 22 weken na indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.

Artikel 12. Voortgangsrapportage en implementatiefase

  • 1 De voortgang van het opzetten van het praktijkgericht programma waarvoor subsidie is verleend wordt gemeten op 1 december 2021 of 1 december 2022, afhankelijk van de start van het praktijkgericht programma. Het format voor de voortgangsrapportage en het activiteitenplan voor de implementatiefase worden beschikbaar gesteld door DUS-I. De minister kan aan de hand van de voortgangsrapportage besluiten de subsidie aan te passen of te beëindigen.

  • 2 De voortgangsrapportage en de uitwerking voor de implementatiefase bevat ten minste:

    • a. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, met een planning en begroting voor de resterende subsidieperiode vanaf de start van het schooljaar 2021/2022 of 2022/2023 tot het einde van het schooljaar 2023/2024;

    • b. een toelichting over de inrichting en implementatie van het praktijkgericht programma dat wordt aangeboden vanaf schooljaar 2021/2022 of 2022/2023 tot en met 2023/2024;

    • c. een overzicht van de samenwerkingspartners, waaronder één aangesloten mbo en een bedrijf of maatschappelijke instelling en de wijze waarop er wordt samengewerkt.

Hoofdstuk 3. Subsidieverstrekking vavo-instellingen

Artikel 13. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1 De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een vavo-instelling subsidie verstrekken om deel te nemen aan de pilot voor het praktijkgericht programma ter voorbereiding van de samenvoeging voor de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo. De pilot vindt plaats vanaf schooljaar 2021/2022 tot en met schooljaar 2023/2024.

  • 2 De minister kan in de jaren 2021 tot en met 2024 op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a. het starten met het praktijkgericht programma als onderdeel van het curriculum voor vavo-studenten van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg;

    • b. het voorbereiden van de implementatie van het praktijkgericht programma;

    • c. het doorontwikkelen van een praktijkgericht programma en het leveren van input voor vraagstukken rondom de nieuwe leerweg door het onderwijspersoneel;

    • d. het opbouwen en onderhouden van een netwerk met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen in de regio; en

    • e. het opzetten of intensiveren van een samenwerking met het mbo ten behoeve van het opbouwen en onderwijzen van het praktijkgericht programma.

  • 3 De minister kan in 2021 op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende kosten:

    • a. de kosten voor het aanschaffen van inventaris om het praktijkgericht programma aan te kunnen bieden of in samenwerking op te zetten met een ander vmbo, mbo of bedrijfsleven;

    • b. de kosten voor het aanschaffen van nieuw lesmateriaal voor de leerlingen om opdrachten uit te voeren;

    • c. de kosten voor de inzet van een onderwijsondersteuner voor het praktijkgericht programma, onder meer bij het ondersteunen van docenten in de klas, het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van opdrachten en het opbouwen en onderhouden van contacten met vervolgonderwijs en bedrijfsleven; en

    • d. de vervangingskosten voor het vrijroosteren van onderwijspersoneel gedurende de pilots, opdat zij scholing kunnen volgen, ontwikkelactiviteiten en implementatieactiviteiten kunnen uitvoeren in het kader van het praktijkgericht programma.

  • 4 Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. de kosten voor huisvesting, bedoeld in artikel 76c van de wet;

    • b. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • c. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

Artikel 14. Subsidiebedrag en subsidieplafond

  • 1 Het maximale subsidiebedrag per aanvraag door een vavo-instelling is € 120.000.

  • 2 Voor subsidieverstrekking aan vavo-instellingen is een subsidieplafond van € 480.000,– beschikbaar.

Artikel 15. Subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag kan worden ingediend van 19 juli 2021 tot en met 15 september 2021.

  • 2 Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

  • 3 De artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn van overeenkomstige toepassing. Het activiteitenplan bevat bovendien ten minste:

    • a. de opzet van de activiteiten, waarbij aannemelijk gemaakt wordt dat schooljaar 2021/2022 gebruikt wordt als voorbereiding om in schooljaar 2022/2023 te starten met vavo-studenten in het praktijkgericht programma. Voor de daaropvolgende jaren wordt een globale planning afgegeven met als doel het praktijkgericht programma in te bedden in het huidige curriculum;

    • b. een uitwerking van de activiteiten, in een planning, en sluitende begroting voor schooljaar 2021/2022, aansluitend bij de te subsidiëren activiteiten en kosten, bedoeld in artikel 13, tweede en derde lid, eventueel aangevuld met cofinanciering vanuit het bedrijfsleven;

    • c. een uitwerking van welke relevante regionale netwerken zoals vmbo’s, vervolgonderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen er zijn en hoe de school voornemens is de samenwerking op of uit te bouwen met deze reeds bestaande netwerken;

    • d. op welke wijze het mbo en havo structureel betrokken worden bij de vormgeving van het onderwijs ten behoeve van het praktijkgericht programma; en

    • e. de contactgegevens, het emailadres en telefoonnummer van een contactpersoon die gedurende de periode van de pilot het aanspreekpunt is voor SLO, voor de onderzoekers die de pilots evalueren en voor de minister.

Artikel 16. Wijze van verdeling subsidie

  • 1 In 2021 kunnen maximaal vier vavo-instellingen deelnemen aan de pilot praktijkgericht programma, waarbij er twee plekken beschikbaar zijn voor het praktijkgericht programma Zorg en Welzijn, en twee plekken voor het praktijkgericht programma Economie en ondernemen.

  • 2 Een vavo-instelling kan voor maximaal één praktijkgericht programma subsidie aanvragen.

  • 3 Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 14, tweede lid, ontoereikend is om alle aanvragen die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 13 en 15, toe te wijzen, worden de binnengekomen aanvragen door middel van loting, per praktijkgericht programma, gerangschikt.

  • 4 Indien voor één van de categorieën minder dan twee aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen zijn ingediend, worden de resterende plaatsen in afwijking van het eerste lid beschikbaar gesteld voor de andere categorie.

Artikel 17. Subsidieverplichtingen

Het bevoegd gezag dat de subsidie, bedoeld in artikel 13, ontvangt:

  • a. start met de ontwikkeling van het praktijkgericht programma binnen de vavo-instelling in schooljaar 2021/2022 en biedt dit praktijkgericht programma aan vanaf schooljaar 2022/2023;

  • b. roostert docenten vrij voor deelname aan de activiteiten en draagt zorg voor vervanging van die docenten;

  • c. deelt actief opgedane kennis, ervaring en materiaal met het onderwijsveld en SLO en OCW;

  • d. roostert personeel vrij en zorgt voor vervanging om deel te nemen aan de landelijke activiteiten die gepaard gaan met de invoering van de nieuwe leerweg;

  • e. draagt zorg voor aansluiting bij bestaande netwerken dan wel vormen van een netwerk, genoemd in artikel 14, derde lid, onderdeel c, voor het doorontwikkelen van het examenprogramma praktijkgerichte programma en de invoering van dit programma in de vestiging;

  • f. zendt op uiterlijk 1 december 2022 een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 20 aan de minister, en zendt op uiterlijk 1 december 2024 een eindrapportage aan de minister;

  • g. ondertekent op uiterlijk 15 januari 2022 de akte van overdracht van het intellectueel eigendom van het materiaal dat ontwikkeld wordt ten behoeve van het praktijkgericht programma;

  • h. draagt zorg voor een afvaardiging van het personeel bij de landelijke activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe leerweg; en

  • i. werkt desgevraagd mee aan een namens de minister ingesteld monitor- en effectonderzoek.

  • j. voert de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt uit tot en met uiterlijk het schooljaar 2023/2024.

Artikel 18. Besteding en betaling subsidie

  • 1 De minister betaalt het subsidiebedrag ineens.

  • 2 Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 3 De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 14, eerste lid.

Artikel 19. Verantwoording

  • 2 De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 20. Voortgangsrapportage en implementatiefase

  • 1 De voortgang van het opzetten van het praktijkgericht programma waarvoor subsidie is verleend wordt gemeten op 1 december 2022. Het format voor de voortgangsrapportage en de uitwerking van de implementatiefase worden beschikbaar gesteld door DUS-I. De minister kan aan de hand van de voortgangsrapportage besluiten de subsidie lager vast te stellen.

  • 2 De voortgangsrapportage en de uitwerking voor de implementatiefase bevat ten minste:

    • a. een activiteitenplan dat voldoet aan artikel 15, derde lid, onderdeel a, met een planning en begroting voor de resterende subsidieperiode vanaf de start van het schooljaar 2022/2023 tot het einde van het schooljaar 2023/2024;

    • b. een toelichting over de inrichting en implementatie van het praktijkgericht programma dat wordt aangeboden vanaf schooljaar 2022/2023 tot en met 2023/2024;

    • c. een overzicht van de samenwerkingspartners, waaronder één aangesloten mbo en een bedrijf of maatschappelijke instelling en de wijze waarop er wordt samengewerkt.

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister

voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob