U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 24-12-2025. Geldend van 17-10-2025 t/m heden.
Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 5 juni 2020, nr. WJZ/ 20110425, tot instelling van de Commissie Mijnbouwschade (Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade)
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
– aanvrager: een persoon die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg;
– advies: advies van de Commissie Mijnbouwschade aan een schademelder, aanvrager, mijnbouwonderneming of de Minister;
– behandeling van een schademelding: buitengerechtelijke behandeling van een schademelding van een schademelder;
Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg: Besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming voor schade aan particuliere woningeigenaren door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning in Limburg;
– bodembeweging: bodemtrilling als gevolg van een geïnduceerde beving, bodemdaling en bodemstijging;
– Commissie: de Commissie Mijnbouwschade, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
– geïnduceerde beving: door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut geregistreerde bodemtrilling die – vanwege de plaats en overige eigenschappen van de trilling – wordt toegerekend aan de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk;
– mijnbouwonderneming: exploitant van een mijnbouwwerk;
– gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Woningwet, met een geheel of gedeeltelijke woonbestemming of dat eigendom is van een micro-onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, van bijlage I van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
– mijnbouwwerk: mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet;
– Minister: de Minister van Klimaat en Groene Groei;
– protocol: protocol behandeling schademeldingen opgenomen in bijlage 1;
– schade:
a. fysieke schade aan gebouwen als gevolg van bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk en
b. materiële schade die het directe gevolg is van deze fysieke schade en het herstel daarvan, met in achtneming van bijlage 2;
– schademelder: eigenaar van een gebouw die een schade aan dat gebouw meldt bij de Commissie;
– schademelding: een melding van schade van een schademelder ten behoeve van advisering door de Commissie.
1 Er is een Commissie Mijnbouwschade, deze bestaat uit:
a. een algemene kamer; en
b. een Limburg kamer.
2 De algemene kamer van de Commissie heeft tot taak om naar aanleiding van een schademelding van een schademelder advies uit te brengen over de vraag:
i. of er sprake is van schade,
ii. wat de oorzaak van deze schade is, en
iii. indien de schade is ontstaan door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk, welk deel van de schade daaraan kan worden toegerekend en wat de hoogte van het schadebedrag is dat naar het oordeel van de Commissie door de mijnbouwonderneming of, in gevallen als bedoeld in artikel 137 van de Mijnbouwwet, ten laste van het waarborgfonds aan de schademelder dient te worden vergoed.
3 De Limburg kamer van de Commissie heeft als taak om naar aanleiding van een verzoek om advies als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg advies uit te brengen.
4 Een schademelding wordt door de Commissie niet in behandeling genomen indien:
a. de schademelding meer dan twaalf maanden na het tijdstip van de geïnduceerde beving, zoals vastgesteld door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, is ingediend;
b. deze schade betreft waarvoor door de mijnbouwonderneming of een andere daartoe aangewezen instantie na een melding van schade een vergoeding is vastgesteld;
c. deze schade betreft waarvoor door de mijnbouwonderneming of een andere daartoe aangewezen organisatie na beoordeling van de melding van schade geen vergoeding is vastgesteld, tenzij in de schademelding een andere vermoede schadeoorzaak wordt opgegeven;
d. deze schade betreft waarvoor een schademelding in behandeling is bij een andere daartoe aangewezen organisatie;
e. deze schade betreft waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit een melding van schade is gedaan bij de mijnbouwonderneming;
f. een vordering tot vergoeding van de betreffende schade aanhangig is bij de burgerlijke rechter;
g. een mijnbouwonderneming voor de behandeling van de schade waarop de schademelding betrekking heeft met de desbetreffende regio voor inwerkingtreding van dit besluit een lokale regeling heeft getroffen die voorziet in behandeling van de schademelding door een andere daartoe aangewezen organisatie;
h. de burgerlijke rechter uitspraak heeft gedaan over een vordering tot vergoeding van de betreffende schade.
5 De Commissie kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van het vierde lid, onderdelen a tot en met e, ten einde onbillijkheden van overwegende aard te voorkomen.
6 De Commissie kan op verzoek van een mijnbouwonderneming afwijken van het vierde lid.
7 De Commissie voert haar taak:
a. als bedoeld in het tweede lid uit met toepassing van de bepalingen van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht en met inachtneming van het protocol opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, B of C;
b. als bedoeld in het derde lid uit met toepassing van de bepalingen van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht en met inachtneming van artikel 2, eerste en vierde lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg en het protocol opgenomen in bijlage 1, onderdeel D.
8 Wijziging van:
a. een protocol, als bedoeld in bijlage 1, onderdelen A, B en C, geschiedt na overleg met de Commissie en de betreffende mijnbouwondernemingen; en
b. het protocol, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel D, geschiedt na overleg met de Commissie en de vertegenwoordigers van de betrokken regionale overheden.
De Commissie kan de Minister verzoeken om een wijziging van een protocol indien zij aanvulling of aanpassing van een protocol wenselijk of noodzakelijk acht.
9 De Commissie stelt haar eigen werkwijze vast, met inachtneming van het protocol, opgenomen in bijlage 1, en maakt deze werkwijze bekend.
10 De Commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen. De werkwijze van de Commissie omvat de wijze waarop onderzoek wordt verricht, de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de door de Commissie ingeschakelde deskundigen, de werkwijze van de deskundigen en de vergoeding van hun kosten.
1 De Commissie bestaat uit:
a. een voorzitter van de Commissie, tevens lid, voorzitter van de algemene kamer van de Commissie en vicevoorzitter van de Limburg kamer van de Commissie;
b. een vicevoorzitter van de Commissie, tevens lid, voorzitter van de Limburg kamer van de Commissie en vicevoorzitter van de algemene kamer van de Commissie; en
c. ten minste vier andere leden.
2 De leden van de Commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door de Minister. Benoeming vindt plaats voor een periode van ten hoogste vier jaar.
3 De leden van de Commissie zijn onpartijdig en hun benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid en onpartijdigheid die nodig is voor de uitoefening van de taak van de Commissie.
4 De voorzitter is een rechter of een voormalig rechter, de vicevoorzitter is een rechter, een voormalig rechter of een jurist met ervaring in geschilbeslechting en de leden van de Commissie beschikken gezamenlijk over deskundigheid op het gebied van in ieder geval:
a. het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht;
b. bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen en omgevingsmanagement;
c. bouwkunde;
d. gesteente en grondmechanica;
e. geohydrologie;
f. gesteldheid van de bodem in het voormalige steenkoolwinningsgebied en de na-ijlende effecten van steenkoolwinning.
5 Schorsing en ontslag van de leden vinden plaats wegens:
a. ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie, of
b. andere zwaarwegende redenen gelegen in de persoon van de betrokkene.
6 De leden van de Commissie worden op eigen verzoek ontslagen.
7 De Commissie kan één van haar leden opdragen namens de Commissie advies uit te brengen over de behandeling van een schademelding.
8 De Minister stelt huisvesting ter beschikking aan de Commissie.
1 Aan de leden van de Commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17, trede 10 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984.
2 In een besluit tot benoeming van een lid van de Commissie wordt de arbeidsduurfactor voor de vergoeding vastgesteld.
1 De Commissie wordt ondersteund door de uitvoeringsorganisatie.
2 De Minister stelt personeel en huisvesting ter beschikking aan de uitvoeringsorganisatie.
3 De uitvoeringsorganisatie is voor zijn werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de Commissie.
4 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de Commissie bewaard in het archief van dat ministerie.
De Commissie brengt jaarlijks aan de Minister een verslag uit over haar werkzaamheden van het afgelopen jaar. In dit verslag wordt in elk geval aandacht besteed aan de door de Commissie gehanteerde werkwijze, procedures en beoordelingsmethodiek.
1 Jaarlijks vindt in opdracht van de Minister een evaluatie plaats van de behandeling van schademeldingen door de Commissie.
2 De Minister kan, bijvoorbeeld indien zich een incident van bodembeweging heeft voorgedaan, opdracht geven tot een aanvullende evaluatie van de behandeling van schademeldingen door de Commissie.
3 De Minister maakt het verslag van de evaluatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, openbaar.
1 Ten behoeve van de goede uitvoering van artikel 2, tweede lid tot en met vierde lid, verwerkt de Commissie de nodige gegevens, waaronder persoonsgegevens. De Commissie is verwerkingsverantwoordelijke voor deze verwerking.
2 Ten behoeve van de goede uitwerking van artikel 2, vierde lid, verwerkt de mijnbouwonderneming de nodige gegevens, waaronder persoonsgegevens. De mijnbouwonderneming is verwerkingsverantwoordelijke voor deze verwerking.
3 De Commissie, de mijnbouwonderneming en overige organisaties belast met de behandeling van schade verstrekken elkaar desgevraagd de informatie, waaronder begrepen de persoonsgegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de goede uitvoering van artikel 2, tweede tot en met zesde lid.
De Commissie, haar leden, de uitvoeringsorganisatie en de eventueel benoemde secretaris en eventuele andere door hen of één van hen in de zaak betrokken personen zijn noch contractueel noch buitencontractueel aansprakelijk voor eventuele schade door eigen of andermans handelen of nalaten of door gebruik van hulpzaken in of rond een schadebehandelingsprocedure, tenzij en voor zover dwingend Nederlands recht anders bepaalt.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2020.
Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 5 juni 2020
E.D. Wiebes
In dit protocol wordt verstaan onder:
– de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk: de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van:
i. olie- of gaswinning uit een klein veld;
ii. olie- of gasopslag in een klein veld, of
iii. injectie verbonden aan olie- en gaswinning uit een klein veld;
– beoordelingsgebied van een geïnduceerde beving: gebied dat na een geïnduceerde beving wordt vastgesteld aan de hand van de criteria genoemd in bijlage 3.
– Algemene Verordening Gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
– deskundige: onafhankelijke deskundige die door de Commissie wordt benoemd in het kader van de behandeling van een schademelding door de Commissie;
– Instellingsbesluit: Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade;
– klein veld: gas- of olievoorkomen gelegen binnen de Nederlandse gemeente- en provinciegrenzen, niet zijnde het Groningenveld en de gasopslag bij Norg;
– partijen: bij de schademelding betrokken schademelder en mijnbouwonderneming of mijnbouwondernemingen;
Dit protocol is van toepassing op de behandeling van schademeldingen als gevolg van bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk.
1. Een schademelding wordt ingediend bij de Commissie met behulp van een door de Commissie vastgesteld formulier.
2. Een schademelding bevat ten minste:
a. naam, adres, telefoonnummer en bij voorkeur e-mailadres van de schademelder;
b. naam, adres, telefoonnummer en bij voorkeur e-mailadres van de gemachtigde, indien de schademelding door een gemachtigde wordt ingediend;
c. de datum van de schademelding;
d. de aard en het adres van het gebouw waarop de schademelding betrekking heeft;
e. of de schademelder eigenaar is van het gebouw;
f. de datum waarop de schade is geconstateerd;
g. de datum, of een inschatting daarvan, waarop de schade waarschijnlijk is ontstaan, en de reden dat de schademelder dat weet of vermoedt;
h. een aanduiding van de vermoedelijke oorzaak van de schade;
i. een beschrijving naar eigen inzicht van de aard en de omvang van de schade en foto's daarvan;
j. indien aanwezig, foto’s van de situatie voordat de vermoedelijke schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden;
k. indien van toepassing de mededeling dat de schade bij een ander orgaan aanhangig is gemaakt, en zo ja, wanneer en bij welk orgaan;
l. vermelding of eerder een bouwkundige opname is uitgevoerd al dan niet in opdracht van de mijnbouwonderneming (met datum uitvoering bouwkundige opname en kopie van het rapport);
m. indien van toepassing, inzicht in de wijze waarop wordt gewaarborgd dat een eventuele gemachtigde de belangen van de schademelder voldoende behartigt;
n. indien van toepassing, de mededeling dat eerder schade aan het gebouw is gemeld dan wel vergoed;
o. indien van toepassing, een verklaring voor het niet-tijdig indienen van de schademelding;
p. overige relevante informatie;
q. een verklaring dat het schademeldingsformulier naar waarheid is ingevuld.
1. De Commissie bevestigt de ontvangst van de schademelding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week na de ontvangst ervan.
2. De Commissie informeert de schademelder zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken of zijn melding door de Commissie in behandeling wordt genomen en, indien de melding in behandeling genomen wordt, over de te volgen procedure. Tevens geeft de Commissie informatie over de zaakbegeleider die door de Commissie wordt toegewezen aan de schademelder.
3. De Commissie stelt de schademelder een redelijke termijn voor aanvulling van de gegevens en stukken voor zover deze nodig zijn om een advies uit te brengen naar aanleiding van een schademelding en de schademelder deze redelijkerwijs ter beschikking heeft of kan krijgen.
4. De Commissie kan de schademelder in de gelegenheid stellen om een mondelinge toelichting te geven op zijn schademelding.
1. De Commissie wijst naar aanleiding van een schademelding één of meerdere deskundigen aan om, binnen een daartoe door de Commissie gestelde termijn van ten hoogste zes maanden na ontvangst van de schademelding, een deskundigenrapport uit te brengen in het licht van de door de Commissie op te stellen advies, waarbij het onderzoek zal worden verricht op basis van een in de branche gangbare, algemeen erkende beoordelingsmethodiek voor schadevaststelling. De Commissie streeft ernaar dat de opname door de deskundige zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen drie maanden na aanwijzing van de deskundige plaatsvindt.
2. De Commissie stelt partijen in kennis van de aanwijzing van één of meerdere deskundigen.
3. De deskundige stelt een onderzoek in naar en geeft zijn deskundig oordeel over:
a. de aard, omvang en, voor zover relevant, de vermoedelijke datum van ontstaan van de gemelde fysieke schade;
b. wat de vermoedelijke oorzaak of oorzaken van de schade is of zijn;
c. of naar het oordeel van de deskundige een causaal verband kan worden vastgesteld tussen de schade en bodembeweging en tussen bodembeweging en de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk;
d. met welke omgevingsfactoren of gebouwkenmerken rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de schademelding, en
e. de vraag naar de omvang van de schade die kan worden toegerekend aan bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk.
4. De deskundige maakt bij zijn onderzoek gebruik van de uitkomsten van de bouwkundige opnames die op grond van artikel 35, eerste lid, onderdeel g, van de Mijnbouwwet zijn verricht ten behoeve van het instemmingsbesluit, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Mijnbouwwet in het betreffende gebied.
5. Indien de deskundige over een van de in het derde lid genoemde onderdelen geen oordeel kan geven, dan geeft hij in zijn rapport aan welk onderdeel dit betreft en om welke reden hij geen oordeel kon geven.
6. De deskundige zendt het rapport met bevindingen aan de Commissie.
7. De deskundige werkt volgens de werkwijze zoals vastgesteld door de Commissie op basis van artikel 2, negende lid, van het Instellingsbesluit en neemt de regels van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht in acht.
8. Indien de deskundige binnen de termijn zoals vastgesteld door de Commissie geen rapport kan uitbrengen, deelt de deskundige dit aan de Commissie mee voor het einde van de termijn en onder opgaaf van reden. De deskundige geeft daarbij een zo kort mogelijke termijn die maximaal drie maanden bedraagt waarbinnen wel kan worden gerapporteerd.
9. Indien het voor het uitbrengen van een rapport noodzakelijk is dat meer of andere deskundigen worden benoemd om onderzoek te doen, kan de deskundige de Commissie daarom verzoeken of kan de Commissie uit eigen beweging besluiten om een aanvullend rapport te vragen.
1. De Commissie stelt een conceptadvies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, vast zonder een deskundige als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aan te wijzen, indien uit een eerste inhoudelijke beoordeling van de schademelding blijkt dat de schademelding:
a. geen schade als bedoeld in artikel 1 van het Instellingsbesluit betreft;
b. geen betrekking heeft op een gebouw gelegen in een beoordelingsgebied van een geïnduceerde beving, of
c. geen betrekking heeft op een gebouw gelegen in een gebied waar bodemdaling of bodemstijging is gemeten als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van gas- of oliewinning uit of gas- of olieopslag in een klein veld of waterinjectie verbonden aan olie- en gaswinning uit een klein veld.
2. De Commissie geeft in het conceptadvies gemotiveerd aan waarom toepassing is gegeven aan het eerste lid.
3. De Commissie kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van het eerste lid ten einde onbillijkheden van overwegende aard te voorkomen.
Indien na een geïnduceerde beving in een gebied in korte tijd een groter aantal schademeldingen wordt ontvangen door de Commissie, kan de Commissie in overleg met de vertegenwoordigers van de betrokken regionale overheden, in het belang van een voortvarende schadebehandeling met de betrokken mijnbouwonderneming overeenkomen dat de Commissie voor bepaalde categorieën schademeldingen binnen een door de Commissie vastgesteld toepassingsgebied een causaal verband aanneemt en zonder een deskundigenonderzoek ter plaatse een conceptadvies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, vaststelt.
1. De Commissie stelt binnen 4 weken nadat de deskundige zijn rapport heeft uitgebracht zijn conceptadvies op.
2. De Commissie stelt partijen in de gelegenheid binnen een door de Commissie vast te stellen termijn mondeling of schriftelijk hun zienswijze te geven op een conceptadvies.
3. De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan op verzoek van partijen één maal met een door de Commissie vast te stellen termijn worden verlengd.
4. Indien één van de partijen op basis van het conceptadvies van oordeel is dat de Commissie met het advies buiten haar bevoegdheid op grond van artikel 2, tweede lid en vierde lid tot en met achtste lid, van het Instellingsbesluit treedt of in strijd handelt met de uitgangspunten van dit protocol, dan kan deze partij de Minister binnen de door de Commissie in het eerste lid bedoelde termijn gemotiveerd verzoeken om een derde partij opdracht te geven om binnen een door de Minister te stellen termijn een onafhankelijk en deskundig oordeel te geven over de vraag of de Commissie met haar oordeel in het conceptadvies haar bevoegdheden te buiten gaat of in strijd handelt met de uitgangspunten van dit protocol.
5. De Minister stuurt na ontvangst van het verzoek een afschrift van dit verzoek aan de Commissie en de andere bij het conceptadvies betrokken partijen.
6. De Minister doet het oordeel van de derde partij na ontvangst van dit oordeel toekomen aan de Commissie en partijen.
7. De Commissie geeft uitvoering aan het in het derde lid bedoelde oordeel.
1. De Commissie stelt binnen twee weken na ommekomst van de zienswijze termijn, bedoeld in artikel 8, tweede lid, of indien van toepassing na ontvangst van het oordeel bedoeld in artikel 8, vierde lid, een advies als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het besluit vast.
2. Het advies wordt op schrift gesteld, door de Commissie ondertekend en aan partijen toegezonden.
3. Het advies bevat in elk geval:
a. de naam van het lid of de leden van de Commissie die namens de Commissie advies uitbrengen;
b. de namen en de woonplaatsen van partijen;
c. een weergave van de schademelding en een kort overzicht van het verloop van de procedure bij de Commissie;
e. het advies;
f. de gronden voor het advies;
g. de dagtekening van het advies;
h. indien van toepassing, het rapport van de deskundige;
i. indien van toepassing, de zienswijze of zienswijzen bedoeld in artikel 8, tweede lid;
j. indien van toepassing, het oordeel bedoeld in artikel 8, vierde lid.
1. Een partij kan tot acht weken na de dagtekening van het advies de Commissie verzoeken een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere fout die zich voor eenvoudig herstel leent in het advies te verbeteren.
2. Als de Commissie het advies verbetert, dan wordt dit in een apart stuk vermeld. Het stuk wordt zo spoedig mogelijk aan partijen gezonden.
1. Indien de Commissie in zijn advies heeft geoordeeld dat de mijnbouwonderneming een schadebedrag moet vergoeden aan de schademelder, zendt de Commissie aan de schademelder tevens een instemmingsformulier.
2. Indien schademelder instemt met het advies, inclusief het daarin genoemde schadebedrag, verklaart de schademelder hiermee in te stemmen door ondertekening en het terugsturen van dit formulier aan de Commissie.
3. Op het instemmingsformulier vult de schademelder de gevraagde gegevens in die noodzakelijk zijn voor de uitbetaling van het schadebedrag door de mijnbouwonderneming aan de schademelder.
4. De Commissie stuurt het instemmingsformulier per ommegaande door aan de betreffende mijnbouwonderneming.
– aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk: aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van zoutwinning uit een zoutcaverne op land;
– Algemene Verordening Gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
– Commissie Mijnbouwschade: door de Minister ingestelde Commissie Mijnbouwschade;
– zoutcaverne op land: zoutcaverne gelegen binnen de Nederlandse gemeente- en provinciegrenzen.
Dit protocol is van toepassing op de behandeling van schademeldingen als gevolg van bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van zoutwinning.
1 Een schademelding wordt ingediend bij de Commissie Mijnbouwschade met behulp van een door de Commissie vastgesteld formulier.
2 Een schademelding bevat ten minste:
k. indien van toepassing de mededeling dat de schade bij een ander orgaan aanhangig is gemaakt, en zo ja, wanneer en bij welk orgaan.
l. vermelding of eerder een bouwkundige opname is uitgevoerd al dan niet in opdracht van de mijnbouwonderneming, met datum uitvoering bouwkundige opname en kopie van het rapport;
1 De Commissie bevestigt de ontvangst van de schademelding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week na de ontvangst ervan.
2 De Commissie biedt de gelegenheid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de melding een informeel gesprek tussen de schademelder en de betrokken mijnbouwonderneming om te bezien of partijen, zonder de verdere processtappen als voorzien in dit protocol te doorlopen, tot overeenstemming kunnen komen over de afhandeling van de schademelding.
3 De Commissie verzoekt de minister, indien gewenst door de schademelder, een procesbegeleider aan te wijzen die de schademelder bijstaat in het informeel gesprek.
4 Indien de schademelder de Commissie schriftelijk te kennen geeft:
a. met de mijnbouwonderneming tot overeenstemming te zijn gekomen over de afhandeling van de schademelding, sluit de Commissie de schademelding af en merkt de schade waar de melding betrekking op heeft aan als schade waarvoor door de mijnbouwonderneming na een schademelding een vergoeding is vastgesteld als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdeel b, van het Instellingsbesluit; of
b. niet met de mijnbouwonderneming tot overeenstemming te zijn gekomen over de afhandeling van de schademelding wordt de schade waar de melding betrekking op heeft niet aangemerkt als schade als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdeel c, van het Instellingsbesluit.
1 Indien:
a. de schademelder de Commissie schriftelijk te kennen geeft niet informeel in overleg te willen treden over de melding;
b. de schademelder de Commissie schriftelijk te kennen geeft naar aanleiding van het informeel gesprek niet tot overeenstemming te zijn gekomen, of
c. de Commissie binnen vier weken na het informeren van de mijnbouwonderneming over de wens van de schademelder om informeel in overleg te willen treden geen schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 4, vierde lid, onderdeel b, heeft ontvangen,
informeert de Commissie de schademelder en de mijnbouwonderneming zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in onderdelen a en b, dan wel binnen zes weken na het informeren van de mijnbouwonderneming over de wens van de schademelder om informeel in overleg te treden in de situatie bedoeld in onderdeel c, of zijn melding door de Commissie in behandeling wordt genomen en, indien de melding in behandeling genomen wordt, over de te volgen procedure en de zaakbegeleider die door de Commissie wordt toegewezen aan de schademelder.
2 De termijn bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan door de Commissie met instemming van de schademelder eenmalig met maximaal 4 weken worden verlengd.
3 De Commissie stelt de schademelder een redelijke termijn voor aanvulling van de gegevens en stukken voor zover deze nodig zijn om een advies uit te brengen naar aanleiding van een schademelding en de schademelder deze redelijkerwijs ter beschikking heeft of kan krijgen.
4 De Commissie kan de schademelder in de gelegenheid stellen om een mondelinge toelichting te geven op zijn schademelding.
5 De Commissie stelt de mijnbouwonderneming in de gelegenheid om binnen een door de Commissie te stellen redelijke termijn gegevens en stukken aan te leveren die naar het oordeel van de mijnbouwonderneming nodig zijn om een advies uit te brengen naar aanleiding van de schademelding.
1 De Commissie wijst naar aanleiding van een schademelding één of meerdere deskundigen aan om, binnen een daartoe door de Commissie gestelde termijn van ten hoogste zes maanden na ontvangst van de schademelding, een deskundigenrapport uit te brengen in het licht van de door de Commissie op te stellen advies, waarbij het onderzoek zal worden verricht op basis van een in de branche gangbare, algemeen erkende beoordelingsmethodiek voor schadevaststelling. De Commissie streeft ernaar dat de opname door de deskundige zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen drie maanden na aanwijzing van de deskundige plaatsvindt.
2 De Commissie stelt partijen in kennis van de aanwijzing van één of meerdere deskundigen.
3 De deskundige stelt een onderzoek in naar en geeft zijn deskundig oordeel over:
4 De deskundige maakt bij zijn onderzoek gebruik van de uitkomsten van de bouwkundige opnames die op grond van artikel 35, eerste lid, onderdeel g, van de Mijnbouwwet zijn verricht ten behoeve van het instemmingsbesluit, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Mijnbouwwet in het betreffende gebied.
5 Indien de deskundige over een van de in het derde lid genoemde onderdelen geen oordeel kan geven, dan geeft hij in zijn rapport aan welk onderdeel dit betreft en om welke reden hij geen oordeel kon geven.
6 De deskundige zendt het rapport met bevindingen aan de Commissie.
7 De deskundige werkt volgens de werkwijze zoals vastgesteld door de Commissie op basis van artikel 2, negende lid, van het Instellingsbesluit en neemt de regels van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht in acht.
8 Indien de deskundige binnen de termijn zoals vastgesteld door de Commissie geen rapport kan uitbrengen, deelt de deskundige dit aan de Commissie mee voor het einde van de termijn en onder opgaaf van reden. De deskundige geeft daarbij een zo kort mogelijke termijn die maximaal drie maanden bedraagt waarbinnen wel kan worden gerapporteerd.
9 Indien het voor het uitbrengen van een rapport noodzakelijk is dat meer of andere deskundigen worden benoemd om onderzoek te doen, kan de deskundige de Commissie daarom verzoeken of kan de Commissie uit eigen beweging besluiten om een aanvullend rapport te vragen.
1 De Commissie stelt een conceptadvies als bedoeld in artikel 9, eerste lid, vast zonder een deskundige als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aan te wijzen, indien uit een eerste inhoudelijke beoordeling van de schademelding blijkt dat de schademelding:
c. geen betrekking heeft op een gebouw gelegen in een gebied waar bodemdaling of bodemstijging is gemeten als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van zoutwinning uit een zoutcaverne op land.
2 De Commissie geeft in het conceptadvies gemotiveerd aan waarom toepassing is gegeven aan het eerste lid.
3 De Commissie kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van het eerste lid ten einde onbillijkheden van overwegende aard te voorkomen.
Indien na een geïnduceerde beving in een gebied in korte tijd een groter aantal schademeldingen wordt ontvangen door de Commissie, kan de Commissie in overleg met de vertegenwoordigers van de betrokken regionale overheden, in het belang van een voortvarende schadebehandeling met de betrokken mijnbouwonderneming overeenkomen dat de Commissie voor bepaalde categorieën schademeldingen binnen een door de Commissie vastgesteld toepassingsgebied een causaal verband aanneemt en zonder een deskundigenonderzoek ter plaatse een conceptadvies als bedoeld in artikel 9, eerste lid, vaststelt.
1 De Commissie stelt binnen vier weken nadat de deskundige zijn rapport heeft uitgebracht zijn conceptadvies op.
2 De Commissie stelt partijen in de gelegenheid binnen een door de Commissie vast te stellen termijn mondeling of schriftelijk hun zienswijze te geven op een conceptadvies.
3 De Commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van een partij of de partijen, een derde partij in de gelegenheid stellen binnen een door de Commissie vast te stellen termijn mondeling of schriftelijk een zienswijze te geven op een conceptadvies.
4 De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan op verzoek van partijen één maal met een door de Commissie vast te stellen termijn worden verlengd.
5 Indien één van de partijen op basis van het conceptadvies van oordeel is dat de Commissie met het advies buiten haar bevoegdheid op grond van artikel 2, tweede tot en met zesde lid, van het Instellingsbesluit treedt of in strijd handelt met de uitgangspunten van dit protocol, dan kan deze partij de minister binnen de door de Commissie in het eerste lid bedoelde termijn gemotiveerd verzoeken om een derde partij opdracht te geven om binnen een door de minister te stellen termijn een onafhankelijk en deskundig oordeel te geven over de vraag of de Commissie met haar oordeel in het conceptadvies haar bevoegdheden te buiten gaat of in strijd handelt met de uitgangspunten van dit protocol.
6 De minister stuurt na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het vijfde lid, een afschrift van dit verzoek aan de Commissie en de andere bij het conceptadvies betrokken partijen.
7 De minister doet het oordeel van de derde partij, bedoeld in het vijfde lid, na ontvangst van dit oordeel toekomen aan de Commissie en partijen.
8 De Commissie geeft uitvoering aan het in het vijfde lid bedoelde oordeel.
1 De Commissie stelt binnen twee weken na ommekomst van de zienswijze termijn, bedoeld in artikel 9, tweede of vierde lid, of indien van toepassing na ontvangst van het oordeel bedoeld in artikel 9, vijfde lid, een advies als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit vast.
2 Het advies wordt op schrift gesteld, door de Commissie ondertekend en aan partijen toegezonden.
3 Het advies bevat in elk geval:
d. het advies;
e. de gronden voor het advies;
f. de dagtekening van het advies;
g. indien van toepassing, het rapport van de deskundige;
h. indien van toepassing, de zienswijze of zienswijzen bedoeld in artikel 9, tweede lid;
i. indien van toepassing, het oordeel bedoeld in artikel 9, vijfde lid.
1 Een partij kan tot acht weken na de dagtekening van het advies de Commissie verzoeken een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere fout die zich voor eenvoudig herstel leent in het advies te verbeteren.
2 Als de Commissie het advies verbetert, dan wordt dit in een apart stuk vermeld. Het stuk wordt zo spoedig mogelijk aan partijen gezonden.
1 Indien de Commissie in zijn advies heeft geoordeeld dat de mijnbouwonderneming een schadebedrag moet vergoeden aan de schademelder, zendt de Commissie aan de schademelder tevens een instemmingsformulier.
2 Indien schademelder instemt met het advies, inclusief het daarin genoemde schadebedrag, verklaart de schademelder hiermee in te stemmen door ondertekening en het terugsturen van dit formulier aan de Commissie.
3 Op het instemmingsformulier vult de schademelder de gevraagde gegevens in die noodzakelijk zijn voor de uitbetaling van het schadebedrag door de mijnbouwonderneming aan de schademelder.
4 De Commissie stuurt het instemmingsformulier per ommegaande door aan de betreffende mijnbouwonderneming.”
– Algemene Verordening Gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
– Commissie Mijnbouwschade: door de minister ingestelde Commissie Mijnbouwschade;
– exploitatie van een mijnbouwwerk: exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van opslag van stoffen in een zoutcaverne op land;
Dit protocol is van toepassing op de behandeling van schademeldingen als gevolg van bodembeweging door de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van de opslag van stoffen in een zoutcaverne op land.
1 De Commissie wijst naar aanleiding van een schademelding één of meerdere deskundigen aan om, binnen een daartoe door de Commissie gestelde termijn van ten hoogste zes maanden na ontvangst van de schademelding, een deskundigenrapport uit te brengen in het licht van het door de Commissie op te stellen advies, waarbij het onderzoek zal worden verricht op basis van een in de branche gangbare, algemeen erkende beoordelingsmethodiek voor schadevaststelling. De Commissie streeft ernaar dat de opname door de deskundige zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen drie maanden na aanwijzing van de deskundige plaatsvindt.
c. of naar het oordeel van de deskundige een causaal verband kan worden vastgesteld tussen de schade en bodembeweging en tussen bodembeweging en de exploitatie van een mijnbouwwerk;
e. de vraag naar de omvang van de schade die kan worden toegerekend aan bodembeweging door de exploitatie van een mijnbouwwerk.
c. geen betrekking heeft op een gebouw gelegen in een gebied waar bodemdaling of bodemstijging is gemeten als gevolg van de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van de opslag van stoffen in een zoutcaverne op land.
2 Indien de schademelder instemt met het advies, inclusief het daarin genoemde schadebedrag, verklaart de schademelder hiermee in te stemmen door ondertekening en het terugsturen van dit formulier aan de Commissie.
4 De Commissie stuurt het instemmingsformulier per ommegaande door aan de betreffende mijnbouwonderneming.
– aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk: aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van de steenkoolwinning in Nederland;
– deskundige: onafhankelijke deskundige die door de Commissie wordt benoemd in het kader van de behandeling van een adviesvraag door de Commissie;
– Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning: Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning gevestigd in het Gegevenshuis als bedoeld in artikel 2 van de gemeenschappelijke regeling ‘Het Gegevenshuis’;
– partijen: de minister en de aanvrager van de aanvraag waar de adviesvraag betrekking op heeft;
– woning: woning als bedoeld in artikel 1, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.
Dit protocol is van toepassing op de behandeling van adviesvragen met betrekking tot aanvragen om een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.
1 De Commissie informeert de aanvrager zo spoedig mogelijk over de te volgen procedure. Tevens geeft de Commissie de aanvrager informatie over de zaakbegeleider.
2 De Commissie kan de aanvrager verzoeken om aanvulling van de gegevens en stukken voor zover deze nodig zijn om een advies uit te brengen naar aanleiding van een adviesvraag en de aanvrager deze redelijkerwijs ter beschikking heeft of kan krijgen. De Commissie stelt de aanvrager hiervoor een redelijke termijn.
3 De Commissie kan de aanvrager in de gelegenheid stellen om een mondelinge toelichting te geven op zijn aanvraag.
1 Ten behoeve van haar advisering:
a. maakt de Commissie gebruik van de beschikbare informatie over steenkoolwinning in de gebieden als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, waaronder van de bij het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning beschikbare informatie; en
b. laat de Commissie indien noodzakelijk naar aanleiding van een adviesvraag een eerste opname van de schade verrichten door een schadeopnemer en een raming van de kosten voor herstel van de schade door een kostencalculator; en
c. wijst de Commissie indien noodzakelijk naar aanleiding van een adviesvraag één of meerdere inspecteurs aan.
2 De Commissie stelt een termijn vast voor de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur om een rapport uit te brengen in het licht van de door de Commissie op te stellen advies, waarbij het onderzoek zal worden verricht op basis van een in de branche gangbare, algemeen erkende beoordelingsmethodiek voor schadevaststelling. De Commissie streeft ernaar dat de eerste opname, kostencalculatie en inspectie zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen drie maanden na de aanwijzing van de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur plaatsvindt. De Commissie kan gemotiveerd van deze termijn afwijken.
3 De Commissie stelt aanvrager in kennis van de aanwijzing van een, schadeopnemer, kostencalculator, inspecteur als bedoeld in het eerste lid.
4 De inspecteur stelt een onderzoek in naar en geeft zijn deskundig oordeel over:
a. de aard en omvang van de gemelde fysieke schade;
b. wat de vermoedelijke oorzaak is of oorzaken van de schade zijn;
c. of naar het oordeel van de inspecteur voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk;
d. met welke omgevingsfactoren of gebouwkenmerken rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de adviesvraag; en
e. de vraag naar de omvang van de schade, waarbij waar mogelijk inzichtelijk wordt gemaakt voor welk deel van de schade voldoende aannemelijk is dat deze is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk dan wel dat deze een andere evidente schadeoorzaak heeft.
5 De inspecteur maakt bij zijn onderzoek gebruik van de gegevens van het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning.
6 De schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur zenden hun rapporten met bevindingen aan de Commissie. Indien de inspecteur over een van de in het vierde lid genoemde onderdelen geen oordeel kan geven, dan geeft hij in zijn rapport aan welk onderdeel dit betreft en om welke reden hij geen oordeel kon geven.
7 De schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur werken volgens de werkwijze zoals vastgesteld door de Commissie op basis van artikel 2, zevende lid, van het Instellingsbesluit.
8 Indien de inspecteur binnen de termijn zoals vastgesteld door de Commissie geen rapport kan uitbrengen, deelt de inspecteur dit aan de Commissie mee voor het einde van de termijn en onder opgaaf van reden. De deskundige geeft daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen wel kan worden gerapporteerd.
9 Indien het voor het uitbrengen van een rapport noodzakelijk is dat meer of andere inspecteurs worden benoemd om onderzoek te doen, kan de inspecteur de Commissie daarom verzoeken of kan de Commissie uit eigen beweging besluiten om een aanvullend rapport te vragen.
1 De Commissie stelt in ieder geval een conceptadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, vast zonder eerste opname, kostencalculatie en inspectie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c, indien uit een eerste inhoudelijke beoordeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a blijkt dat de adviesvraag geen mijnbouwschade als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg betreft.
2 De Commissie stelt in ieder geval een conceptadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, vast zonder een inspecteur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, aan te wijzen, indien uit een eerste opname als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, blijkt dat de adviesvraag:
a. geen mijnbouwschade als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg betreft; of
b. de mijnbouwschade niet meer dan € 10.000 bedraagt.
3 De Commissie geeft in het conceptadvies gemotiveerd aan waarom toepassing is gegeven aan het eerste en het tweede lid.
4 De Commissie kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van het eerste en het tweede lid.
Indien de Commissie vermoedt dat er sprake is van een acuut onveilige situatie, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, dan meldt de Commissie dit onverwijld aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woning zich bevindt.
1 De Commissie stelt zijn conceptadvies op binnen 6 weken:
a. nadat de inspecteur zijn rapport heeft uitbracht; of
b. nadat de kostencalculator zijn advies heeft uitgebracht, indien er geen inspectieadvies is gevraagd; of
c. na ontvangst van de adviesaanvraag, indien er geen rapport van de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur is gevraagd.
2 De Commissie stelt de aanvrager in de gelegenheid binnen een door de Commissie vast te stellen termijn mondeling of schriftelijk hun zienswijze te geven op een conceptadvies.
3 De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan op verzoek van de aanvrager één keer met een door de Commissie vast te stellen termijn worden verlengd.
1 De Commissie stelt binnen vier weken na ommekomst van de zienswijzetermijn, bedoeld in artikel 7, tweede lid, een advies vast, als bedoeld in artikel 2, derde lid, van dit besluit.
2 Indien de Commissie het advies niet binnen vier weken na ommekomst van de zienswijzetermijn kan vaststellen, deelt de Commissie dit binnen deze termijn partijen mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke het advies wel kan worden vastgesteld.
3 Het advies wordt op schrift gesteld of elektronisch vastgelegd, door de Commissie ondertekend en aan partijen toegezonden.
4 Het advies bevat in elk geval:
b. een weergave van de adviesvraag en een kort overzicht van het verloop van de procedure bij de Commissie;
c. eventuele door de aanvrager op verzoek van de Commissie overgelegde aanvullende informatie;
d. het advies als bedoeld in artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg;
e. de vermelding of de kosten van de voorziening naar het oordeel van de Commissie hoger zijn dan de waarde van de woning in onbeschadigde staat;
f. de vermelding of er ten aanzien van middelgrote mijnbouwschades op grond van artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg aanleiding bestaat een bouwdepot, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, toe te kennen;
g. of er door de Commissie ten aanzien van de woning waar de aanvraag op ziet een melding van een acuut onveilige situatie is gedaan;
h. de gronden voor het advies;
i. de dagtekening van het advies;
j. indien van toepassing, de rapporten van de deskundigen; en
k. indien van toepassing, de zienswijze of zienswijzen bedoeld in artikel 7, tweede lid.
1. Voor de volgende materiële schadeposten die het directe gevolg zijn van fysieke schade aan gebouwen geldt, indien deze kosten naar het oordeel van de Commissie voor vergoeding in aanmerking komen, als uitgangspunt een vaste vergoeding, tenzij de kosten aantoonbaar hoger zijn of anderszins worden vergoed:
Thuis blijven tijdens inspectie en/of schadeherstel
€ 115,– per dagdeel
Schoonmaakkosten
€ 182,– per schademelding
Kosten voor advies door een derde
€ 115,– per uur voor maximaal 10 uren
Reiskosten
€ 0,29 per kilometer
2. Voor overige materiële schadeposten die het directe gevolg zijn van fysieke schade aan gebouwen of het herstel daarvan, geldt een redelijke vergoeding die afhankelijk is van de werkelijke kosten.
3. De vergoedingen opgenomen in de tabel worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex.
1. De Commissie stelt na een geïnduceerde beving het beoordelingsgebied vast waarbuiten het vrijwel uitgesloten is dat schade is veroorzaakt door de geïnduceerde beving.
2. Indien het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut niet met voldoende zekerheid kan bepalen of en aan welke mijnbouwactiviteit de beving kan worden toegerekend, dan kan de Commissie een onafhankelijke derde partij opdracht geven om advies uit te brengen over de toerekening van de beving.
3. Het beoordelingsgebied van een geïnduceerde beving wordt door de Commissie vastgesteld met in acht neming van:
a. door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut vastgestelde contourlijnen van de grondsnelheden als gevolg van de geïnduceerde beving gebaseerd op metingen en modelwaarden;
b. SBR Trillingsrichtlijn A: Schade aan bouwwerken: 2017 van SBRCURnet;
c. de uitkomsten van in opdracht van de Minister op basis van historische gegevens uitgevoerd onderzoek naar het schadebeeld en intensiteiten rond geïnduceerde bevingen, en
d. een kans op schade door de geïnduceerde beving voor het meest gevoelige gebouwtype van 1% op de rand van het beoordelingsgebied.
4. De uitkomsten van het in het derde lid, onderdeel c, bedoelde onderzoek worden in opdracht van de Minister periodiek geëvalueerd aan de hand van nieuwe gegevens over het schadebeeld en intensiteiten rond geïnduceerde bevingen.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.