U bent nu hier: Wettenbank
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-01-2022.]Geraadpleegd op 23-05-2022. Geldend van 11-07-2020 t/m 17-08-2020
Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 20 mei 2020, KO/24488749, houdende regels voor subsidieverstrekking voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s om leerlingen en deelnemers extra ondersteuning te bieden vanwege leer- en ontwikkelachterstanden of studievertraging, veroorzaakt door de sluiting van scholen of instellingen als gevolg van de uitbraak van COVID-19 (Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluiten:
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
In deze regeling wordt verstaan onder:
aoc: agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
deelnemer: deelnemer aan een instelling;
DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
inhaal- en ondersteuningsprogramma: facultatief onderwijsaanbod, aansluitend op maar buiten het reguliere onderwijsprogramma, met als doel leerlingen of deelnemers extra ondersteuning te bieden vanwege leer- en ontwikkelachterstanden of studievertraging, veroorzaakt door de geheel of gedeeltelijke sluiting van scholen of instellingen als gevolg van de uitbraak van COVID-19;
instelling:
a. instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleidingen en opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs verzorgt;
b. Scholengemeenschap Bonaire, voor zover die uit ’s Rijks bekostigde beroepsopleidingen verzorgt; of
c. instelling als bedoeld in artikel 1.4.a1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.4.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, die een opleiding overige educatie verzorgt;
leerling: leerling aan een school of een leerling in het voorbereidend beroepsonderwijs binnen een aoc;
Kaderregeling: kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;
overige educatie: overige educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder b tot en met f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 7.3.1, eerste lid, onder b tot en met d, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
school:
a. uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs BES, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs; of
b. Scholengemeenschap Bonaire, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigd voortgezet onderwijs verzorgt en Saba Comprehensive School en Gwendoline van Putten School, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigd CXC-onderwijs verzorgen;
subsidieontvanger: bevoegd gezag dat ten behoeve van een of meerdere van zijn scholen of instellingen subsidie ontvangt.
De Kaderregeling is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt.
1 De minister verstrekt subsidie aan een bevoegd gezag dat in 2020 en 2021 een inhaal- en ondersteuningsprogramma organiseert voor:
a. leerlingen in een kwetsbare positie met een onderwijsachterstand of een vergroot risico op leer- en ontwikkelachterstanden, veroorzaakt door de gehele of gedeeltelijke sluiting van scholen als gevolg van de uitbraak van COVID-19;
b. deelnemers in een kwetsbare positie met studievertraging of een vergroot risico op studievertraging, veroorzaakt door de gehele of gedeeltelijke sluiting van instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs als gevolg van de uitbraak van COVID-19;
c. deelnemers met studievertraging in de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, veroorzaakt door de gehele of gedeeltelijke sluiting van instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs als gevolg van de uitbraak van COVID-19;
d. deelnemers met studievertraging, veroorzaakt door de gehele of gedeeltelijke sluiting van instellingen als gevolg van de uitbraak van COVID-19, aan een uit ’s Rijks kas bekostigde opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs;
e. deelnemers aan een opleiding overige educatie met studievertraging, veroorzaakt door de gehele of gedeeltelijke sluiting van instellingen als bedoeld in artikel 1.4a.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs als gevolg van de uitbraak van COVID-19; of
f. alle leerlingen en deelnemers op Bonaire, Sint Eustatius of Saba die onderwijs volgen aan een school of instelling.
2 De minister verstrekt subsidie met als doel dat de leerlingen of deelnemers die het inhaal- en ondersteuningsprogramma volgen, een reëel perspectief hebben op het wegwerken dan wel inhalen van de opgelopen onderwijsachterstanden, leer- en ontwikkelachterstanden dan wel studievertraging.
3 Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:
a. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of
b. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.
1 Een subsidieaanvraag kan in de volgende tijdvakken worden ingediend:
a. van 2 juni 2020 tot en met 21 juni 2020;
b. van 18 augustus 2020 tot en met 18 september 2020; of
c. indien na het aanvraagtijdvak, bedoeld onder b, het subsidieplafond, bedoeld in artikel 5, nog niet is bereikt, van 19 oktober 2020 tot en met 1 november 2020.
2 Aanvragen die na de einddatum van het desbetreffende aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.
3 Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.
4 In afwijking van de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling bevat de aanvraag:
a. een vermelding van de scholen of instellingen, die het inhaal- en ondersteuningsprogramma, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zullen aanbieden;
b. een prognose van het aantal leerlingen of deelnemers per school of instelling dat zal deelnemen aan het inhaal- en ondersteuningsprogramma;
c. een beschrijving van de wijze waarop het inhaal- en ondersteuningsprogramma wordt vormgegeven;
d. een prognose van het aantal klokuren dat het inhaal- en ondersteuningsprogramma omvat per groep leerlingen of deelnemers;
e. indien van toepassing een vermelding en beschrijving van derde partijen waarmee wordt samengewerkt en een beschrijving van de aard van de samenwerking; en
f. indien van toepassing de naam van de gemeente waarmee wordt samengewerkt.
5 Een bevoegd gezag kan per aanvraagtijdvak ten hoogste één aanvraag indienen. Deze aanvraag kan evenwel op meerdere inhaal- en ondersteuningsprogramma’s en meerdere scholen of instellingen van het bevoegd gezag betrekking hebben.
1 Voor de subsidieverstrekking op grond van deze regeling zijn voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, in 2020 ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:
a. voor uit ’s Rijks kas bekostigde scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra en artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs BES: € 51.000.000,–;
b. voor uit ’s Rijks kas bekostigde scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs binnen een aoc, het voortgezet onderwijs aan Scholengemeenschap Bonaire en het CXC-onderwijs aan de Saba Comprehensive School en Gwendoline van Putten School: 43.204.500,00;
c. voor instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Scholengemeenschap Bonaire, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleidingen verzorgen: € 64.050.000,–;
d. voor instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigde opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs verzorgen: € 1.075.000,–;
e. voor instellingen als bedoeld in artikel 1.4.a1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 1.4.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, die een opleiding overige educatie verzorgen: 1.367.100,00.
2 Voor de subsidieverstrekking op grond van deze regeling zijn voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, in 2020 ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:
b. voor uit ’s Rijks kas bekostigde scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs binnen een aoc, het voortgezet onderwijs aan Scholengemeenschap Bonaire en het CXC-onderwijs aan de Saba Comprehensive School en Gwendoline van Putten School: 21.795.500,00;
c. voor instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Scholengemeenschap Bonaire, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleidingen verzorgen: € 0,–;
e. voor instellingen als bedoeld in artikel 1.4.a1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 1.4.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, die een opleiding overige educatie verzorgen: 432.900,00.
3 Indien één van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, niet volledig wordt benut, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor de desbetreffende sector of onderwijssoort, bedoeld in het tweede lid.
4 Indien één of meer van de bedragen, bedoeld in het tweede lid, al dan niet vermeerderd met een bedrag als bedoeld in het derde lid, niet volledig wordt benut, is het resterende bedrag voor de desbetreffende sector of onderwijssoort beschikbaar voor subsidieverstrekking voor het derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c.
5 Indien een subsidieaanvraag op meerdere sectoren of onderwijssoorten betrekking heeft, zijn meerdere subsidieplafonds van toepassing.
1 Het subsidiebedrag wordt berekend door het aantal leerlingen of deelnemers dat volgens de prognose, bedoeld in artikel 4, vierde lid, onder b, naar verwachting zal deelnemen aan het inhaal- en ondersteuningsprogramma, te vermenigvuldigen met € 900,–, met dien verstande dat het resulterende subsidiebedrag wordt verlaagd voor zover dat bedrag een maximumbedrag als bedoeld in artikel 7 overschrijdt.
2 Voor subsidieontvangers op Bonaire, Sint Eustatius of Saba wordt het in het eerste lid bedoelde subsidiebedrag omgerekend in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
1 Per school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra kan in 2020 voor ten hoogste 10% van het aantal bekostigde leerlingen dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven op de school subsidie worden aangevraagd. Indien die school een positieve achterstandsscore heeft in het kader van de bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding, blijkend uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek op basis van artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO op 6 februari 2020 aan de minister verstrekte gegevens, mag per school voor ten hoogste 20% van het aantal bekostigde leerlingen dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven op de school subsidie worden aangevraagd.
2 Per school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs kan in 2020 voor ten hoogste 10% van het aantal bekostigde leerlingen dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven op de school subsidie worden aangevraagd. Indien die school in 2020 in aanmerking komt voor aanvullende bekostiging uit de Regeling leerplusarrangement vo, kan per school voor ten hoogste 20% van het aantal bekostigde leerlingen dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven op de school subsidie worden aangevraagd.
3 Per instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan in 2020 voor de bekostigde deelnemers in het middelbaar beroepsonderwijs voor ten hoogste het aantal bekostigde deelnemers dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven aan de instelling dat afkomstig is uit een armoedeprobleemcumulatiegebied plus 7,354% van het aantal overige bekostigde deelnemers dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven aan de instelling, subsidie worden aangevraagd. In het eerste aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, kan voor ten hoogste 50% van het bedrag, wat volgt uit de berekening in de eerste volzin, subsidie worden aangevraagd.
4 Per instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan in 2020 voor ten hoogste 50% van het aantal bekostigde deelnemers aan een uit ’s Rijks bekostigde opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs dat op 1 oktober 2019 stond ingeschreven aan de instelling subsidie worden aangevraagd.
5 Voor een instelling als bedoeld in artikel 1.4.a1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.4.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES die een opleiding overige educatie verzorgt, kan voor alle deelnemers subsidie worden aangevraagd.
6 Voor een school op Bonaire, Sint Eustatius of Saba en voor de beroepsopleidingen van Scholengemeenschap Bonaire, kan voor alle bekostigde leerlingen en deelnemers die op 1 oktober 2019 stonden ingeschreven subsidie worden aangevraagd.
1 Indien de middelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a of b, of tweede lid, onder a of b, ontoereikend zijn om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt voor de desbetreffende sector voorrang verleend aan scholen die een positieve achterstandsscore hebben, bedoeld in artikel 7, eerste lid, scholen en afdelingen voorbereidend beroepsonderwijs van een aoc die in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging uit de Regeling leerplusarrangement vo en scholen op Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
2 Indien de middelen, bedoeld in het eerste lid, ontoereikend zijn om alle aanvragen van de scholen en afdelingen voorbereidend beroepsonderwijs van een aoc met voorrang toe te wijzen, worden de desbetreffende aanvragen door middel van loting gerangschikt.
3 Indien de toekenning van subsidie voor ten minste 90% van het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, een overschrijding van het desbetreffende subsidieplafond zou voorkomen, laat de minister de loting, bedoeld in het tweede lid, achterwege. In dat geval wordt binnen de grenzen van het desbetreffende subsidieplafond voor ten minste 90% van het aantal leerlingen waarvoor subsidie is aangevraagd de subsidie toegekend, met dien verstande dat de maximumbedragen per school, bedoeld in artikel 7, onverkort in acht worden genomen.
4 Indien na toepassing van het eerste lid binnen het desbetreffende subsidieplafond nog middelen resteren, worden de aanvragen voor de overige scholen door middel van loting gerangschikt.
5 Indien de toekenning van subsidie voor ten minste 90% van het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, een overschrijding van het desbetreffende subsidieplafond zou voorkomen, laat de minister de loting, bedoeld in het vierde lid, achterwege. In dat geval wordt binnen de grenzen van het desbetreffende subsidieplafond voor ten minste 90% van het aantal leerlingen waarvoor subsidie is aangevraagd de subsidie toegekend, met dien verstande dat de maximumbedragen per school, bedoeld in artikel 7, onverkort in acht worden genomen.
1 Indien de middelen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder c, ontoereikend zijn om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt voorrang verleend aan instellingen die geen aanvraag hebben ingediend in het eerste aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a.
2 Indien de middelen, bedoeld in het eerste lid, ontoereikend zijn om alle aanvragen van de instellingen met voorrang toe te wijzen, worden de desbetreffende aanvragen door middel van loting gerangschikt.
3 Indien de toekenning van subsidie voor ten minste 90% van het aantal deelnemers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, een overschrijding van het desbetreffende subsidieplafond zou voorkomen, laat de minister de loting, bedoeld in het tweede lid, achterwege. In dat geval wordt binnen de grenzen van het desbetreffende subsidieplafond voor ten minste 90% van het aantal deelnemers waarvoor subsidie is aangevraagd de subsidie toegekend, met dien verstande dat de maximumbedragen per instelling, bedoeld in artikel 7, onverkort in acht worden genomen.
4 Indien na toepassing van het eerste lid binnen het desbetreffende subsidieplafond nog middelen resteren, worden de aanvragen voor de overige instellingen door middel van loting gerangschikt.
5 Indien de toekenning van subsidie voor ten minste 90% van het aantal deelnemers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, een overschrijding van het desbetreffende subsidieplafond zou voorkomen, laat de minister de loting, bedoeld in het vierde lid, achterwege. In dat geval wordt binnen de grenzen van het desbetreffende subsidieplafond voor ten minste 90% van het aantal deelnemers waarvoor subsidie is aangevraagd de subsidie toegekend, met dien verstande dat de maximumbedragen per instelling, bedoeld in artikel 7, onverkort in acht worden genomen.
1 Indien de middelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder d of e, of tweede lid, onder d of e, ontoereikend zijn om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, worden de aanvragen door middel van loting gerangschikt.
2 Indien de toekenning van subsidie voor ten minste 90% van het aantal deelnemers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, een overschrijding van het desbetreffende subsidieplafond zou voorkomen, laat de minister de loting, bedoeld in het tweede lid, achterwege. In dat geval wordt binnen de grenzen van het desbetreffende subsidieplafond voor ten minste 90% van het aantal deelnemers waarvoor subsidie is aangevraagd de subsidie toegekend, met dien verstande dat de maximumbedragen per instelling, bedoeld in artikel 7, onverkort in acht worden genomen.
Indien sprake is van een derde aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, en artikel 5, vierde lid, worden de aanvragen per sector en onderwijssoort op volgorde van binnenkomst gerangschikt.
1 Voor deelname aan een inhaal- en ondersteuningsprogramma wordt aan de deelnemende leerlingen, deelnemers of ouders of verzorgers geen vergoeding gevraagd.
2 Onverminderd de verplichtingen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling, voert de subsidieontvanger een overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie die zo is ingericht dat daaruit te allen tijde kan worden afgeleid hoeveel leerlingen of deelnemers aan het inhaal- en ondersteuningsprogramma hebben deelgenomen en hoeveel leerlingen of deelnemers het programma hebben afgerond.
3 Indien de activiteiten geheel of gedeeltelijk door een derde partij worden uitgevoerd, bedingt de subsidieontvanger bij deze partij dat zij meewerkt aan een mogelijke evaluatie als bedoeld in artikel 5.4 van de Kaderregeling.
4 Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s waarvoor subsidie is aangevraagd in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, worden uitgevoerd van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020.
5 Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s waarvoor subsidie is aangevraagd in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, kunnen worden uitgevoerd van 1 oktober 2020 tot en met 31 augustus 2021.
6 Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s waarvoor subsidie is aangevraagd in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, worden uitgevoerd van 1 december 2020 tot en met 31 augustus 2021.
7 Na afronding van de activiteiten meldt de subsidieontvanger tussen 1 december 2020 en 31 augustus 2021 het aantal leerlingen of deelnemers dat het inhaal- en ondersteuningsprogramma heeft afgerond aan de minister.
1 Een subsidie die minder dan € 125.000,– bedraagt, wordt direct vastgesteld op uiterlijk:
a. 3 juli 2020, indien het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a;
b. 16 oktober 2020, indien het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b; of
c. 1 december 2020, indien het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c.
2 De minister betaalt het subsidiebedrag in een keer.
3 De verantwoording van de subsidie geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs of Regeling jaarverslaglegging onderwijs BES in de jaarverslaggeving met model G, onderdeel 1.
4 De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht;
b. minimaal 85% van het aantal leerlingen of deelnemers waarvoor subsidie is verstrekt het inhaal- en ondersteuningsprogramma heeft afgerond; en
c. is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.
5 Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
6 De activiteiten worden aangemerkt als zijnde volledig uitgevoerd indien ten minste 85% van het aantal leerlingen of deelnemers waarvoor subsidie is verstrekt het inhaal- en ondersteuningsprogramma heeft afgerond.
7 De subsidieontvanger maakt er bij de minister melding van indien het aantal leerlingen of deelnemers dat het inhaal- en ondersteuningsprogramma heeft afgerond, minder is dan 85% van het aantal leerlingen of deelnemers waarvoor subsidie is verstrekt. In dat geval stelt de minister de subsidie naar evenredigheid lager vast.
1 Een subsidie die € 125.000,– of meer bedraagt, wordt verleend op uiterlijk:
2 De minister verleent een voorschot van 100% en betaalt het subsidiebedrag in een keer.
3 De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs of Regeling jaarverslaglegging BES met model G, onderdeel 2, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
4 De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.
5 De verleende subsidie wordt lager vastgesteld voor zover:
a. de totale kosten lager zijn dan het verleende subsidiebedrag van € 900,– per leerling of deelnemer;
b. de subsidie niet is besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend; of
c. minder dan 85% van het aantal leerlingen of deelnemers waarvoor subsidie is verstrekt het inhaal- en ondersteuningsprogramma heeft afgerond.
6 De subsidieontvanger maakt er bij de minister melding van indien het aantal leerlingen of deelnemers dat het inhaal- en ondersteuningsprogramma heeft afgerond, minder is dan 85% van het aantal leerlingen of deelnemers waarvoor subsidie is verstrekt.
1 In afwijking van artikel 13 en 14 wordt een subsidie aan een instelling als bedoeld in 1.4a.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.4.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, die een opleiding overige educatie verzorgt, verleend op uiterlijk:
3 Voor een subsidie tot € 25.000,– is artikel 7.4 van de Kaderregeling van toepassing. Artikel 13, vierde, zesde en zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Voor een subsidie van € 25.000,– tot € 125.000,– is artikel 7.6 van de Kaderregeling van toepassing. Artikel 13, vierde, zesde en zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.
5 Voor een subsidie vanaf € 125.000,– is artikel 7.8, met uitzondering van het derde lid, van de Kaderregeling van toepassing. Artikel 14, vijfde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
De minister evalueert de subsidieregeling uiterlijk in 2021.
1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.