Stb. 2023, 205, datum inwerkingtreding 20-06-2023, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-05-2023.
1 Het Instituut kan ten behoeve van een besluit één of meerdere deskundigen aanwijzen
om schade op te nemen en te rapporteren over de aard van de schade in het licht van
de door het Instituut te maken beoordeling.
2 De deskundige brengt binnen een door het Instituut gestelde termijn die ten hoogste
zes maanden na de aanwijzing van de deskundige bedraagt een advies uit over zijn bevindingen.
3 Indien de deskundige binnen de gestelde termijn geen advies kan uitbrengen, deelt
de deskundige dit, onder opgaaf van redenen, aan het Instituut mee voor het einde
van de termijn en kan het Instituut de termijn met ten hoogste zes maanden verlengen.
Het Instituut stelt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis.
4 Indien de aanvrager tegen het besluit, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in bezwaar gaat, wijst het Instituut ambtshalve of op verzoek een deskundige aan,
anders dan die bedoeld in het eerste lid, die de aanvrager kan bijstaan, tenzij de
zaak waarop het betrekking heeft hier evident geen aanleiding voor geeft.
5 Het Instituut stelt eisen aan de deskundige, waaronder begrepen het aantal keren dat
de deskundige per aanvraag mag onderzoeken of de schade evident en aantoonbaar uitsluitend
een andere oorzaak heeft dan beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie
van een mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 177a, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek.